4.3Het oordeel van de rechtbank
Uit het
proces-verbaal verkeersongevalsanalysevan 30 mei 2022 volgt dat verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, hebben geverbaliseerd:
Op 16 januari 2021 had er op de provinciale weg op de Markerwaarddijk te Lelystad een aanrijding plaats gevonden tussen een personenauto, te weten een Saab, en een andere personenauto, te weten een Volkswagen. In de nabijheid van hectometerpaal 53.4 reed de bestuurder van de Saab op de rijstrook voor het tegemoetkomende verkeer om overig verkeer in te halen. Tijdens deze inhaalmanoeuvre naderde de Volkswagen uit tegengestelde rijrichting. De bestuurder van de Saab stuurde naar links richting de vangrail. De Saab botst met zijn rechter voorzijde tegen de rechter voorzijde van de Volkswagen. Ten gevolge van deze aanrijding is de bijrijder van de Volkswagen, mevrouw [slachtoffer 2] , ter plaatse aan haar verwondingen overleden. Op basis van de door ons aangetroffen sporen kan met zekerheid worden gesteld dat de Saab zich op de rijstrook voor het tegemoetkomende verkeer bevond ten tijde van de aanrijding. Ter plaatse was een dubbele doorgetrokken streep aanwezig.
Wij zagen dat het wegdek van de Markerwaarddijk vochtig en ingereden was. Wij zagen dat de ter plaatse aanwezige bermen voorzien waren van een laagje sneeuw. Tijdens ons onderzoek heeft het ook kort gesneeuwd.
Uit het
proces-verbaal forensisch omgevingsonderzoekvan 11 juni 2021 volgt dat verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 3] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, hebben geverbaliseerd:
Op 16 januari 2021 vlak voor het passeren van de Houtribsluizen passeerde de bestuurder van de Saab een aldaar gelegen meetpunt. De bestuurder van de Saab bleek ter hoogte van dat meetpunt ongeveer 87 km/h te hebben gereden. De gemiddelde snelheid van voertuigen die dat punt waren gepasseerd tussen 19:00 uur en 20:04 uur (tijdstip ongeval) bedroeg 62,1 km/h. Ter hoogte van het meetpunt waarbij de toegestane maximum snelheid 80 km/h was, reed de bestuurder van de Saab aanzienlijk sneller dan het overgrote deel van andere bestuurders die daar in dat uur waren gepasseerd.
De bestuurder van de Saab passeerde op de Markerwaarddijk een tweede meetpunt ter hoogte van hectometerpaal 70.6 en reed bij dat meetpunt ongeveer 137 km/h alwaar 100 km/h was toegestaan. De gemiddelde snelheid van andere bestuurders die aldaar hadden gereden tussen 19:00 uur en 20:04 uur was 85,5 km/h. Zodoende reed de bestuurder van de Saab op dat punt meer dan 50 km/h sneller dan de gemiddelde bestuurder die daar in dat uur was gepasseerd.
Over de laatste 17 kilometer tussen het meetpunt bij hectometerpaal 70.6 en de plaats van het ongeval had de bestuurder van de Saab met een gemiddelde snelheid gereden die hoger had gelegen dan 132 km/h. Deze snelheid was fors hoger dan de maximum snelheid van 100 km/h.
Uit het
proces-verbaal van verhoor getuigevan 16 januari 2021 volgt dat getuige [getuige 1] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
Op 16 januari 2021 reed ik over de Markerwaarddijk te Lelystad. Het sneeuwde redelijk hard. Ik reed ongeveer 90 kilometer per uur. Vanwege de sneeuwval hield ik er rekening mee dat het glad kon zijn. Ik zag dat er uit tegengestelde richting een auto mij tegemoet kwam rijden. Toen de betreffende auto mij bijna was genaderd, op ongeveer 2 autolengtes, zag ik dat ik werd ingehaald door een auto wat later een Saab bleek te zijn. De auto die mij inhaalde, reed ongeveer 110 kilometer per uur. Toen ik de auto naast mij zag rijden, wist ik dat er een aanrijding zou ontstaan. Er was namelijk helemaal geen ruimte voor de Saab om in te halen. Ik zag dat beide auto's frontaal op elkaar botsten.
Uit het
proces-verbaal van verhoor getuigevan 17 januari 2021 volgt dat getuige [getuige 2] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
Op 16 januari 2021 reed ik op de Markerwaarddijk. Ik reed ongeveer 90 kilometer per uur. Ik zag dat het een klein beetje sneeuwde. Op een gegeven moment zag ik dat een personenauto, merk Saab, mij inhaalde. Toen die Saab mij inhaalde, kon je al een tegenligger zien aankomen. Ik zag dat de Saab nogmaals een auto inhaalde. Ik zag toen dat de Saab nog een auto probeerde in te halen. Ik zag dat de Saab harder ging rijden om de laatste auto nog in te kunnen halen. Ik zag toen dat er een ongeluk gebeurde tussen de Saab en die andere personenauto die ons tegemoet reed. Ik schat de snelheid van deze Saab toen op 110 à 120 km/u in. Het was onmogelijk om die laatste auto in te halen. De tegenligger kon je duidelijk zien aankomen.
Uit het
proces-verbaal van bevindingenvan 26 januari 2021 volgt dat getuige [getuige 2] onder meer nog het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
Ik zag dat de auto die mij inhaalde, in plaats van te remmen, harder ging rijden. Ik zag dat de bestuurder van de auto die mij inhaalde per se in wilde halen en alles op alles zette om er voorbij te komen. Toen zag ik het ongeluk gebeuren.
Uit het
proces-verbaal van verhoor verdachtevan 26 februari 2021 volgt dat verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] onder meer het volgende, hebben geverbaliseerd:
V: In welk voertuig reed u ten tijde van de aanrijding?
A: In de Saab 95 met kenteken [kenteken] .
Uit het
schouwverslagvan 17 januari 2021 volgt dat Mevrouw [slachtoffer 2] als gevolg van het verkeersongeval is overleden.
Uit de
brief aan huisartsdr. [A] , van [B] , SEH-arts, en [C] , chirurg, van 17 januari 2021 volgt dat onder meer het volgende letsel bij [slachtoffer 1] is gediagnostiseerd:
1) (vermoedelijk) traumatische aortadissectie type B.
4) pijn onderarm links DD contusie. Fracturen uitgesloten
5) pijn tpv knie obv contusie. Fracturen uitgesloten.
Uit het
proces-verbaal van bevindingenvan 7 november 2022 (met medische stukken als bijlage) volgt dat verbalisant [verbalisant 4] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
Naar aanleiding van het dodelijke ongeval op 16 januari 2021 op de Markerwaarddijk te Lelystad, waarbij [slachtoffer 1] letsel heeft opgelopen, hoorde ik dat [slachtoffer 1] tegen mij zei dat hij lang uit de roulatie is geweest en dat hij sinds half maart 2022 weer volledig aan het werk is.
Bewijsoverwegingen
Uit bovenstaande bewijsmiddelen volgt dat op 16 januari 2021 verdachte reed als bestuurder van een personenauto, merk Saab, op de Markerwaarddijk in Lelystad. Er lag sneeuw op en langs de weg en weggebruikers reden vanwege de weersomstandigheden langzamer dan de toegestane maximumsnelheid. Verdachte heeft het traject van 17 kilometer voorafgaand aan de plaats van het ongeval op de Markerwaarddijk gereden met een gemiddelde snelheid die fors hoger lag dan de toegestane maximumsnelheid. Vervolgens is verdachte gaan inhalen op een punt waar een dubbele doorgetrokken streep op de weg was getrokken. Hij heeft, rijdende op de rijbaan voor tegemoetkomend verkeer, ten minste twee auto’s ingehaald. Vervolgens is hij naar links uitgeweken en frontaal in botsing gekomen met een tegemoetkomende Volkswagen. Als gevolg van die aanrijding is [slachtoffer 2] overleden en heeft [slachtoffer 1] zodanig lichamelijk letsel opgelopen dat daaruit tijdelijke ziekte en verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
De discussie in deze zaak heeft zich toegespitst op de vraag of het ongeluk mede is veroorzaakt doordat verdachte (veel) te hard heeft gereden en doordat hij bezig was met zijn mobiele telefoon. Daarover overweegt de rechtbank het volgende.
Uit het dossier kan niet zonder meer worden afgeleid dat verdachte op het moment van het ongeluk veel harder reed dan toegestaan. Er is geen snelheidsmeting van het moment van het ongeval of kort daarvoor. Verdachte heeft op het voorliggende traject wel fors te hard gereden, maar dat betreft een gemiddelde snelheid die niet per definitie iets zegt over het moment van het ongeval. De getuigen, die ook in hun auto zaten, hebben wel schattingen gemaakt van de snelheid van verdachte, maar het is de vraag hoe betrouwbaar zulke schattingen, gegeven de omstandigheden, kunnen zijn. De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte veel sneller reed dan de toegestane maximumsnelheid. De rechtbank is wel van oordeel dat verdachte op dat moment harder reed dan, gelet op de weersomstandigheden, verantwoord was.
Ten aanzien van het telefoongebruik overweegt de rechtbank als volgt. Uit het dossier volgt dat het ongeval heeft plaatsgevonden kort voor 20.03.53 uur (het moment dat door een getuige 112 is gebeld). Uit het dossier volgt ook dat verdachte tijdens het rijden actief is geweest op zijn telefoon. Hij heeft onder meer foto’s en berichten verstuurd via WhatsApp. Vaststaat echter dat de laatste activiteit op zijn telefoon heeft plaatsgevonden om 19.55.44 uur. Dat is ruim 8 minuten voor het ongeval. Naar het oordeel van de rechtbank kan dan ook niet geconcludeerd worden dat het ongeval mede is veroorzaakt door het telefoongebruik van verdachte, hoe laakbaar en gevaarlijk dat gedrag ook eerder is geweest.
Partiële vrijspraak
De conclusie van het voorgaande is dat verdachte wordt vrijgesproken van het eerste gedachtestreepje (over het telefoongebruik), het tweede gedachtestreepje (uit het dossier volgt niet dat verdachte zijn aandacht niet bij de weg had) en van het rijden met een
veelhogere snelheid dan de toegestane maximumsnelheid onder het derde gedachtestreepje. Verdachte reed wel met hogere snelheid dan ter plaatse toegestaan en verantwoord was.
Schuldgradatie
Schuld, in juridische zin, kan bestaan in verschillende gradaties: van aanmerkelijk onvoorzichtig tot roekeloos, welke laatste geldt als de zwaarste, aan opzet grenzende vorm van schuld. Deze zwaarste schuldvorm van roekeloosheid is ten laste gelegd en de rechtbank zal dan ook moeten beoordelen of daarvan sprake is.
Roekeloosheid
Per 1 januari 2020 is de “Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten” in werking getreden (Stb. 2019, 413). Daarbij heeft de wetgever het begrip roekeloosheid nader ingevuld en zo het toepassingsbereik daarvan willen uitbreiden. Daartoe is thans in artikel 175 WVW, dat de strafbepaling van artikel 6 WVW bevat, aan het tweede lid toegevoegd dat van roekeloosheid in elk geval sprake is als het gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid, WVW kan worden aangemerkt.
De vraag ligt voor of het gedrag van verdachte dat heeft geleid tot het aan zijn schuld te wijten ongeval ook voldoet aan de delictsomschrijving van artikel 5a, eerste lid, WVW. Is dat het geval, dan bestaat de schuld daarmee uit roekeloosheid.
Artikel 5a WVW
De rechtbank moet beoordelen of verdachte met het hiervoor vastgestelde verkeersgedrag dat heeft geleid tot het ongeval (a) de verkeersregels heeft geschonden, (b) of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en (d) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte de verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden en dat hij dit opzettelijk heeft gedaan. Dat volgt naar het oordeel van de rechtbank uit het samenstel van de gedragingen van verdachte. Verdachte heeft meerdere personenauto’s gevaarlijk ingehaald, daar waar inhalen kenbaar was verboden, terwijl er zichtbaar een tegenligger naderde. Verdachte heeft dit gedaan door op de linkerbaan, tegen de verkeersrichting in, te rijden en met onverminderde snelheid te blijven rijden op het moment dat hij geconfronteerd werd met de tegenligger. Bovendien stond er op de weg een dubbele doorgetrokken streepmarkering, zodat hij in geen geval op de linkerbaan mocht rijden. Verdachte heeft verklaard dat hij ervan op de hoogte was dat er daar een dubbele streep op het wegdek stond, en dat je er niet mocht inhalen. Daarnaast is komen vast te staan dat verdachte op dat moment harder reed dan de overige verkeersdeelnemers en had moeten weten dat het niet verantwoord was om met een dergelijke snelheid op de desbetreffende weg te rijden, gezien de weersomstandigheden. De verklaring van verdachte, dat hij slechts naar links heeft gestuurd om langs de middenstreep naar voren te kunnen kijken voorbij de voor hem rijdende auto, en dat hij daarbij naar de andere weghelft is gegleden, wordt door de inhoud van de bewijsmiddelen weerlegd.
Door dit samenstel van gedragingen heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank opzettelijk en in ernstige mate de verkeersregels geschonden, waardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen. Dit gevaar heeft zich vervolgens ook verwezenlijkt. Op grond van het voornoemde kan naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte zich roekeloos in het verkeer heeft gedragen, waardoor een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Mevrouw [slachtoffer 2] is hierdoor overleden, en meneer [slachtoffer 1] heeft daardoor letsel opgelopen.
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen en komt zij tot de schuldgradatie van roekeloosheid.