ECLI:NL:RBMNE:2023:1939

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 april 2023
Publicatiedatum
25 april 2023
Zaaknummer
16.235914.22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijk geweld en poging tot zware mishandeling in groepsverband

Op 16 september 2022 heeft de verdachte, samen met anderen, openlijk geweld gepleegd tegen vier leden van een familie in Hilversum. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor openlijk geweld en heeft hem een taakstraf van 240 uur opgelegd, met aftrek van het voorarrest, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek tijdens de zittingen op 4 en 18 april 2023. De officier van justitie, mr. L.H.J. Verheijden, eiste een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk. De verdediging pleitte voor vrijspraak en stelde dat de verdachte niet opzettelijk betrokken was bij de mishandeling van de slachtoffers.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend bewezen kon worden geacht het primair en subsidiair tenlastegelegde feit te hebben gepleegd, maar dat hij zich wel schuldig had gemaakt aan openlijk geweld. De rechtbank baseerde haar oordeel op getuigenverklaringen, camerabeelden en de bekennende verklaring van de verdachte. De rechtbank hield rekening met de ernst van het geweld, de gevolgen voor de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jonge leeftijd en het feit dat hij geen eerdere veroordelingen had.

De benadeelde partijen, waaronder de slachtoffers, hebben schadevergoeding gevorderd. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk werd gesteld voor de schade. De rechtbank heeft de vorderingen van de slachtoffers beoordeeld en een schadevergoeding toegewezen voor zowel materiële als immateriële schade, met wettelijke rente vanaf de datum van de schadeveroorzakende gebeurtenis.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.235914.22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 25 april 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2003] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 4 april 2023 en 18 april 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. L.H.J. Verheijden, en van hetgeen mr. M.J. Schimmel, advocaat te Bussum, namens verdachte, alsmede van hetgeen mr. G.I. Roos, advocaat te Almere, namens de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
feit 1 primair:op 16 september 2022 in Hilversum , samen met een of meer ander(en) geprobeerd heeft om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, door met kracht te schoppen en te stompen tegen het hoofd terwijl [slachtoffer 1] op de grond lag;
feit 1 subsidiair:
op 16 september 2022 in Hilversum geprobeerd heeft om aan [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door met kracht te schoppen en te stompen tegen het hoofd terwijl [slachtoffer 1] op de grond lag;
feit 2:op 16 september 2022 in Hilversum zich samen met een of meer ander(en) schuldig heeft gemaakt aan openlijk geweld gepleegd tegen [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 1] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Van het onder 1 primair tenlastegelegde heeft de officier van justitie vrijspraak gevraagd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 tenlastegelegde. Verdachte is nauwelijks betrokken bij hetgeen er met [slachtoffer 1] is gebeurd. Verdachte heeft geen opzet gehad op wat zijn medeverdachten [slachtoffer 1] aandeden. Er is dus geen sprake van een bewuste en nauwe samenwerking. Het geven van een enkele trap in het voorbijrennen is dan ook niet in vereniging begaan. Bovendien is er geen sprake van een aanmerkelijke kans op de dood door de handeling van verdachte en/of de medeverdachten, gelet op het letsel en de algemene kans op de dood.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat de kracht en intensiteit van de beweging van verdachte niet is in te schatten en daarmee ook niet ingeschat kan worden wat de kans is op zwaar lichamelijk letsel. Daarnaast is het de vraag of verdachte zich bewust was van de kans als deze zich heeft voorgedaan, laat staan dat hij die kans heeft aanvaard.
Voor feit 2 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1 primair en subsidiair
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. Uit het dossier en in het bijzonder de camerabeelden blijkt onvoldoende dat de schop die verdachte tegen [slachtoffer 1] heeft gegeven met dermate veel kracht plaatsvond dat hierdoor de aanmerkelijke kans is ontstaan op zwaar lichamelijk letsel of de dood.
Bewezenverklaring feit 2
Bewijsmiddelen [1]
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 4 april 2023;
  • de aangifte van [slachtoffer 1] op 16 september 2022;
- de aangifte van [slachtoffer 4] op 16 september 2022; [3]
- de aangifte van [slachtoffer 3] op 16 september 2022; [4]
- de aangifte van [slachtoffer 2] op 16 september 2022; [5]
- het proces-verbaal van bevindingen van het uitkijken van de camerabeelden door verbalisant [verbalisant] van 17 september 2022. [6]
Bewijsoverweging
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte en de medeverdachten op de openbare weg in gezamenlijkheid geweld hebben gepleegd tegen [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] . Het door verdachte in dat bestek gepleegde geweld, te weten het schoppen en/of stompen tegen drie leden van de familie [achternaam van de slachtoffers] , maakt dat de rechtbank van oordeel is dat verdachte hieraan een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich met zijn mededaders schuldig heeft gemaakt aan openlijk geweld tegen de familie [achternaam van de slachtoffers] .

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 2:
op 16 september 2022 te [plaats] , openlijk, te weten, op de [straat 1] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten
- [slachtoffer 2] en
- [slachtoffer 3] en
- [slachtoffer 4] en
- [slachtoffer 1]

door

- die [slachtoffer 2] meerdere malen tegen het gezicht/het hoofd, althans het lichaam te stompen en
- die [slachtoffer 3] één maal in het gezicht te stompen en
- die [slachtoffer 4] meerdere malen tegen het gezicht/het hoofd, althans het lichaam, te stompen en te schoppen en
- die [slachtoffer 1] meerdere malen tegen het gezicht/het hoofd, althans het lichaam, te stompen en te schoppen.
Hetgeen onder 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
feit 2:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van negen maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als voorwaarde dat verdachte zich voor het eind van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd.
Verdachte was destijds negentien jaar oud. Hij heeft als eerste een bekennende verklaring afgelegd. Verdachte heeft geen justitiële documentatie en er is geen indicatie dat hij nogmaals in de problemen zal komen. Hij heeft net een eigen bedrijf gestart en heeft zijn leven op orde.
De raadsman heeft verzocht om een taakstraf op te leggen met eventueel een voorwaardelijke gevangenisstraf als stok achter de deur.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van één en ander ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich in de nacht van 16 september 2022 schuldig gemaakt aan een ernstig geweldsfeit. Wat de aanleiding voor dit geweld is geweest, is de rechtbank niet duidelijk geworden. Een medeverdachte komt in een woordenwisseling terecht met [slachtoffer 1] - die net zijn cafetaria had afgesloten. De medeverdachten (waaronder de vader van verdachte) zijn vervolgens gaan vechten met [slachtoffer 1] en zijn familie, waarna verdachte zich ook zonder aarzelen in het gevecht mengt. In een korte tijd wordt door verdachte en de medeverdachten fors geweld tegen de familie [achternaam van de slachtoffers] gebruikt. Verdachte liet zich niet onbetuigd. Hij heeft tegen drie leden van de familie geweld gebruikt, waarbij deze slachtoffers flinke verwondingen hebben opgelopen.
Het meeste geweld is door de groep uitgeoefend op [slachtoffer 1] . Ook verdachte heeft geschopt tegen [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] heeft naar aanleiding van het geweld meerdere operaties ondergaan en ondervindt nu, ruim een half jaar later, nog altijd de gevolgen van de vechtpartij omdat hij nog de nodige behandelingen bij de tandarts dient te ondergaan. Hij heeft daarnaast nog altijd last van stress- en angstgevoelens en is nog niet in staat om zijn dagelijkse activiteiten te hervatten. Ook de overige leden van de familie [achternaam van de slachtoffers] kampen nog met stress- en angstgevoelens door hetgeen hen door verdachte en zijn mededaders is aangedaan.
Dergelijke geweldplegingen dragen bij aan een gevoel van afgrijzen, onveiligheid en angst. Zowel voor de samenleving als voor de familie [achternaam van de slachtoffers] in het bijzonder.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het op naam van verdachte staand uittreksel justitiële documentatie van 23 februari 2023, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Wel zijn aan verdachte na het plegen van het bewezenverklaarde feit op 29 september 2022, 3 januari 2023 en 29 maart 2023 strafbeschikkingen opgelegd ter hoogte van respectievelijk € 490,-, € 410,- en € 150,-. De rechtbank heeft de voorschriften toegepast die gelden voor de situatie waarin verdachte een straf zou zijn opgelegd voor alle feiten tegelijk (art. 63 WvSR).
Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met een reclasseringsadvies van 6 februari 2023, uitgebracht door [A] , reclasseringswerker van [instelling] . De reclassering ziet geen problemen op de verschillende leefgebieden. Verdachte woont nog bij zijn ouders en hij heeft een vaste baan. Ook is hij bezig met het opzetten van zijn eigen bedrijf. Hij heeft een groot sociaal netwerk. In het verleden heeft hij de diagnose ADD gekregen, maar daar ervaart hij geen problemen van.
Het recidiverisico wordt ingeschat als laag. Interventies om het recidiverisico in de toekomst in te perken zijn niet noodzakelijk. De reclassering heeft geadviseerd om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden.
De straf
De rechtbank is van oordeel dat het gebruikte geweld door verdachte en door de groep als geheel, tegen de verschillende leden van de familie [achternaam van de slachtoffers] dermate ernstig is dat in beginsel niet volstaan kan worden met een straf die geen vrijheidsbeneming van substantiële duur met zich brengt. Het signaal naar verdachte en ook naar de anderen moet zijn: dit soort zinloos en extreem (groeps)geweld wordt zwaar bestraf.
De rechtbank houdt echter ook rekening met de nog jonge leeftijd van verdachte, en met het feit dat verdachte zijn vader zag gaan vechten, waarna hij daar als jonge jongen in mee is gegaan. In het licht van de verdere persoonlijke situatie van verdachte, en teneinde verdachte te stimuleren aan zijn leven een positieve invulling te geven, zal de rechtbank de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm opleggen. Daarmee wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt de strafoplegging anderzijds dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. Voorts wordt aan verdachte de maximale taakstraf opgelegd.
Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 240 uren met aftrek van het voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaren passend en geboden.
Voorlopige hechtenis
Gelet op de straf die de rechtbank aan verdachte zal opleggen, zal de rechtbank het geschorste bevel voorlopige hechtenis van verdachte opheffen.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 28.498,57. Dit bedrag bestaat uit € 16.498,57 materiële schade en € 12.000,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
[slachtoffer 4] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 6.028,-. Dit bedrag bestaat uit € 4.528,- materiële schade en € 1.500,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.885,-. Dit bedrag bestaat uit € 385,- materiële schade en € 1.500,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
[slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.885,-. Dit bedrag bestaat uit € 385,- materiële schade en € 1.500,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
[slachtoffer 1]
De officier van justitie heeft gesteld dat de immateriële schade aan de hoge kant is. Voor de hoogte van deze schade heeft zij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de materiële schade heeft de officier van justitie aangegeven dat het eigen risico en de kosten voor tandheelkunde geheel kunnen worden toegewezen. Voor de hoogte van de schade aan de spijkerbroek heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. En ten aanzien van het omzetverlies heeft de officier van justitie aangegeven dat de helft kan worden toegewezen, omdat deze kosten ook bij [slachtoffer 4] op de vordering zijn opgenomen. De benadeelde partij dient voor het overige niet-ontvankelijk verklaard te worden.
[slachtoffer 4]
De immateriële schade is voldoende onderbouwd en passend en kan derhalve toegewezen worden.
Voor het eigen risico dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard te worden, omdat deze post onvoldoende is onderbouwd.
Ten aanzien van de kosten voor de jas heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het omzetverlies kan voor de helft worden toegewezen. De benadeelde partij dient voor het overige niet-ontvankelijk verklaard te worden.
[slachtoffer 2]
De immateriële schade is voldoende onderbouwd en passend en kan derhalve toegewezen worden.
Voor het eigen risico dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard te worden, omdat deze post onvoldoende is onderbouwd.
[slachtoffer 3]
De immateriële schade is voldoende onderbouwd en passend en kan derhalve toegewezen worden.
Ten aanzien van het eigen risico is door de advocaat van de benadeelde partij aangegeven dat [slachtoffer 3] het ziekenhuis heeft bezocht en scans heeft laten maken. Daarmee zijn deze kosten voldoende onderbouwd en kunnen de kosten worden toegewezen.
Verder heeft de officier van justitie gevorderd om alle vorderingen hoofdelijk toe te wijzen, met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
[slachtoffer 1]
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de verdediging verzocht gebruik te maken van de matigingsbevoegdheid. Een bedrag ter hoogte van ongeveer € 2.000,- is meer op zijn plaats gelet op vergelijkbare zaken. Voor het overige aan immateriële schade dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Ten aanzien van de materiële schade heeft de raadsman gesteld dat [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk verklaard dient te worden. Er is niet gebleken dat er sprake is van een causaal verband tussen het feit en het omzetverlies. Ook is niet onderbouwd waarom de gevorderde kosten van de tandarts noodzakelijk zijn. De noodzaak blijkt niet uit de letselverklaring. Dat de spijkerbroek van [slachtoffer 1] kapot is gegaan door het feit, blijkt niet uit de aangiftes of de camerabeelden. Verder is er geen factuur overgelegd waaruit blijkt dat het eigen risico belast is. Het is mogelijk dat het eigen risico al was verbruikt voor dit feit.
Indien de benadeelde partij wel ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering, is er geen sprake van groepsaansprakelijkheid zoals genoemd in artikel 6:166 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
[slachtoffer 4]
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de verdediging gesteld dat een bedrag van maximaal € 300,- gepast en geboden is, gelet op de toekenning van smartengeld in vergelijkbare zaken.
Ten aanzien van de materiële schade heeft de raadsman aangegeven dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard moet worden. Er is niet gebleken dat er sprake is van een causaal verband tussen het feit en het omzetverlies. Indien de benadeelde partij voor deze post wel deels ontvankelijk wordt geacht, heeft de raadsman verzocht om de post bij toewijzing te verdelen over alle partijen die deze post claimen.
Dat de jas beschadigd is geraakt of dat [slachtoffer 4] de jas aanhad ten tijde van het incident, blijkt niet uit het dossier. Om dat verder uit te zoeken is een onevenredige belasting van het geding.
Uit het dossier blijkt niet dat [slachtoffer 4] naar de spoedeisende hulp is geweest en dat het eigen risico belast is. De post eigen risico is onvoldoende onderbouwd.
Indien de benadeelde partij wel ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering, is er geen sprake van groepsaansprakelijkheid zoals genoemd in artikel 6:166 BW.
[slachtoffer 2]
De verdediging heeft primair verzocht [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering, omdat zij de vordering pas op zitting hebben ontvangen. Van de verdediging kan niet verwacht worden om op zo’n korte termijn inhoudelijk in te gaan op de vordering.
Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard moet worden omdat de psychische schade onvoldoende is onderbouwd.
[slachtoffer 3]
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de verdediging gesteld dat een bedrag van maximaal € 100,- gepast en geboden is, gelet op de toekenning van smartengeld in vergelijkbare zaken.
Ten aanzien van het eigen risico blijkt niet dat [slachtoffer 3] naar de spoedeisende hulp is geweest en dat het eigen risico is belast. De schade voor eigen risico is onvoldoende onderbouwd, zodat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard moet worden in haar vordering.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Groepsaansprakelijkheid en hoofdelijkheid
In de gevallen waarin het geweld door verdachte in vereniging met één of meer anderen is gepleegd, stelt de rechtbank vast dat sprake is van groepsaansprakelijkheid in de zin van artikel 6:166 BW. Dit brengt met zich dat iedere betrokkene hoofdelijk aansprakelijk is voor de als gevolg daarvan geleden schade. Er is namelijk steeds sprake geweest van deelname aan gewelddadige gedragingen in groepsverband en tussen die gedragingen bestaat naar het oordeel van de rechtbank een duidelijke samenhang. Groepsgeweld tegen een persoon (of personen) brengt de kans met zich dat aan die persoon of personen letsel wordt toegebracht, en verdachte heeft dat voor lief genomen. Door gewelddadige deelname aan de groep zijn verdachte en zijn mededaders naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
[slachtoffer 1]
De rechtbank acht psychische schade bij [slachtoffer 1] aannemelijk, dit mede gelet op het feit dat niet alleen hijzelf, maar tevens zijn echtgenote en twee zonen mishandeld zijn door een groep. De rechtbank zal de kosten daarvoor bepalen op een bedrag van € 8.000,-. Voor het overige aan immateriële zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.
De rechtbank acht de kosten voor het omzetverlies en het eigen risico onvoldoende onderbouwd en zal de benadeelde partij voor deze kosten niet-ontvankelijk verklaren, omdat een nadere onderbouwing opvragen een onevenredige belasting van het geding oplevert.
De schadeposten voor tandheelkunde en de schade aan de spijkerbroek acht de rechtbank wel voldoende aannemelijk en onderbouwd, zodat deze kosten zullen worden toegewezen.
Het voorgaande houdt in dat de rechtbank de vordering ter hoogte van in totaal € 20.770,57, bestaande uit € 12.770,57 aan materiële schade en € 8.000,- aan immateriële schade zal toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 16 september 2022 tot de dag van volledige betaling.
[slachtoffer 4]
De rechtbank acht psychische schade bij [slachtoffer 4] aannemelijk gelet op het feit dat hijzelf en zijn gezin mishandeld zijn door een groep. De rechtbank acht de gevorderde schade van € 1.500,- passend. De rechtbank zal daarom de vordering tot dit bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 16 september 2022 tot de dag van volledige betaling.
Ten aanzien van de materiële schade is de rechtbank van oordeel dat de kosten voor het omzetverlies, de schade aan de jas en het eigen risico onvoldoende is onderbouwd. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
[slachtoffer 2]
De verdediging heeft ter terechtzitting de beschikking gekregen over de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] . Dit is laat geweest, maar gelet op het bepaalde in artikel 51g Wetboek van Strafvordering niet te laat. De rechtbank is van oordeel dat de vordering overzichtelijk is en dat niet is gebleken dat de verdediging ter zitting niet voldoende tijd heeft gehad c.q. in de gelegenheid is geweest om de vordering te bestuderen en een onderbouwd standpunt over deze vordering in te kunnen nemen.
De rechtbank acht psychische schade bij [slachtoffer 2] aannemelijk gelet op het feit dat hijzelf en zijn gezin mishandeld zijn door een groep. De rechtbank acht de gevorderde schade van € 1.500,- passend. De rechtbank zal daarom de vordering tot dit bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 16 september 2022 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. Dat gaat om de post eigen risico. Deze post is onvoldoende onderbouwd. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
[slachtoffer 3]
De rechtbank acht psychische schade bij [slachtoffer 3] aannemelijk gelet op het feit dat zijzelf en haar gezin mishandeld zijn door een groep. De rechtbank acht de gevorderde schade van € 1.500,- passend. De rechtbank zal daarom de vordering tot dit bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 16 september 2022 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. Dat gaat om de post eigen risico. Deze post is onvoldoende onderbouwd. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel ten aanzien van alle vorderingen
De toegewezen bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de schadeveroorzakende gebeurtenis, te weten 16 september 2022. Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partijen – ten aanzien van de verschillende toegewezen materiële en immateriële schadeposten – aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, op de wijze zoals hieronder is opgenomen.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 2 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 2 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van
240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door
120 (honderdtwintig)dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 (twee) uren taakstraf per dag;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
6 (zes) maanden;
- bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij
[slachtoffer 1]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 20.770,57, bestaande uit € 12.770,57 materiële schade en € 8.000,- immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 september 2022 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 20.770,57te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 september 2022 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 138 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[slachtoffer 4]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 4] toe tot een bedrag van € 1.500,-, bestaande immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 4] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 september 2022 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [slachtoffer 4] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 4] aan de Staat € 1.500,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 september 2022 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 25 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[slachtoffer 2]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 1.500,-, bestaande uit immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 september 2022 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [slachtoffer 2] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 1.500,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 september 2022 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 25 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[slachtoffer 3]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 3] toe tot een bedrag van € 1.500,-, bestaande uit immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 3] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 september 2022 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [slachtoffer 3] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 3] aan de Staat € 1.500,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 september 2022 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 25 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.C. Kool, voorzitter, mrs. H.B.W. Beekman en W. Foppen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.T. Feenstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 april 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1 primair:
hij op of omstreeks 16 september 2022 te Hilversum, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] , opzettelijk van het leven te beroven, een of meerdere ma(a)l(en) (met kracht) op/tegen het hoofd en/of het gezicht heeft
getrapt/geschopt en/of geslagen/gestompt terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 1 subsidiair:
hij op of omstreeks 16 september 2022 te Hilversum, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (met kracht) op/tegen het hoofd en/of het gezicht heeft getrapt/geschopt terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 16 september 2022 te Hilversum, openlijk, te weten, op/aan de [straat 2] en/of de [straat 1] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een
voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten
- [slachtoffer 2] en/of
- [slachtoffer 3] en/of
- [slachtoffer 4] en/of
- [slachtoffer 1]
door
- die [slachtoffer 2] één of meerdere ma(a)l(en) in/tegen het gezicht/het hoofd, althans het lichaam te stompen/slaan en/of
- die [slachtoffer 3] één of meerdere ma(a)l(en) in/tegen het gezicht/het hoofd, althans het lichaam, te stompen/slaan en/of
- die [slachtoffer 4] één of meerdere ma(a)l(en) in/tegen het gezicht/het hoofd, althans het lichaam, te stompen/slaan en/of te trappen/schoppen en/of
- die [slachtoffer 1] één of meerdere ma(a)l(en) in/tegen het gezicht/het hoofd, althans het lichaam, te stompen/slaan en/of te trappen/schoppen;

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 8 oktober 2022, genummerd 2022274323, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 218. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 24 en 25.
3.Pagina 32.
4.Pagina’s 37 en 38.
5.Pagina 43.
6.Pagina’s 53 tot en met 55.