ECLI:NL:RBMNE:2023:1937

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 april 2023
Publicatiedatum
25 april 2023
Zaaknummer
16.249103.22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag en openlijk geweld met zware verwondingen

Op 25 april 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 16 september 2022 betrokken was bij een gewelddadige aanval op een familie in Hilversum. De verdachte is veroordeeld voor poging tot doodslag en openlijk geweld, wat resulteerde in een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Tijdens de aanval heeft de verdachte, samen met anderen, de vader van de familie hard tegen het hoofd geschopt en meermalen geslagen, terwijl het slachtoffer op de grond lag. Dit leidde tot ernstig letsel, waaronder een gebroken neus en kaak. De rechtbank heeft de herkenning van de verdachte op camerabeelden als voldoende betrouwbaar beoordeeld, ondanks het beroep op het zwijgrecht door de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het gepleegde geweld en dat de kans op overlijden van het slachtoffer aanmerkelijk was door de intensiteit van het geweld. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de totale schadevergoeding voor de slachtoffers is vastgesteld op meer dan € 30.000.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.249103.22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 25 april 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte ],
geboren op [1977] te [geboorteplaats ] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
thans verblijvende te [verblijfplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 6 januari 2023, 4 april 2023 en 18 april 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. L.H.J. Verheijden, en van hetgeen mr. H.J. Veen, advocaat te Utrecht, namens verdachte, alsmede van hetgeen mr. G.I. Roos, advocaat te Almere, namens de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
feit 1 primair:
op 16 september 2022 in Hilversum, samen met een of meer ander(en) geprobeerd heeft om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, door met kracht te schoppen en te stompen tegen het hoofd terwijl [slachtoffer 1] op de grond lag;
subsidiair:
op 16 september 2022 in Hilversum, samen met een of meer ander(en) aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, door met kracht te schoppen en te stompen tegen het hoofd terwijl [slachtoffer 1] op de grond lag;
meer subsidiair:
op 16 september 2022 in Hilversum, samen met een of meer ander(en) geprobeerd heeft om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door met kracht te schoppen en te stompen tegen het hoofd terwijl [slachtoffer 1] op de grond lag;
feit 2:
op 16 september 2022 in Hilversum zich samen met een of meer ander(en) schuldig heeft gemaakt aan openlijk geweld gepleegd tegen [slachtoffer 4] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde.
Er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om te kunnen komen tot een veroordeling voor poging doodslag.
De aangiften komen niet overeen met de beelden en ook de processen-verbaal van de politie waarin de beelden zijn beschreven, stroken op onderdelen niet met elkaar.
Verder is op de beelden is te zien dat [slachtoffer 4] een beweging met zijn hand maakt, waar de persoon die als verdachte is aangemerkt – hierna: de verdachte persoon - , op reageert door terug te slaan. De verdachte persoon wordt vervolgens geslagen. Op hetzelfde moment wordt er door anderen over en weer geslagen en geduwd. [slachtoffer 1] en de verdachte persoon komen voor de auto terecht waarbij de verdachte persoon [slachtoffer 1] slaat en twee keer trapt. Hierbij wordt het hoofd één keer geraakt.
De klappen die de verdachte persoon met zijn handen heeft gegeven leveren geen poging doodslag op. Er is geen sprake van een reële, niet onwaarschijnlijke, geenszins als denkbeeldig te verwaarlozen kans op het intreden van de dood.
Over de aard en intensiteit van de trap ontbreekt een forensisch wetenschappelijke onderbouwing in het dossier. Het letsel kan zijn ontstaan door verschillende klappen die [slachtoffer 1] van verschillende verdachten heeft gekregen. Uit de beelden is niet op te maken dat de verdachte persoon [slachtoffer 1] vol in het gezicht raakt. Ook de uiterlijke verschijningsvormen leiden niet tot de vaststelling dat sprake is van een poging tot doodslag. Dit geldt evenzeer voor de kwalificatie zware mishandeling.
De raadsman heeft voorts aangegeven dat verdachte niet de verdachte persoon is die te zien is op de camerabeelden. De herkenning door de verbalisanten kan niet aan het bewijs bijdragen, omdat deze te vaag en algemeen is, zodat er van een deugdelijke herkenning geen sprake kan zijn. Bovendien kunnen de vage herkenningen niet “geplust” worden met overige gegevens uit het dossier. Omdat niet zonder twijfel kan worden vastgesteld dat verdachte de persoon op de camerabeelden is, dient hij integraal te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Op 16 september 2022 heeft [slachtoffer 1] bij de politie aangifte gedaan en daar verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 16 september 2022 heb ik mijn winkel aan de [adres] te [vestigingsplaats] afgesloten. Ik zag dezelfde man staan die ook in de winkel zo hard schreeuwde tegen ons. Ik raakte in een discussie met deze man. Mijn zoon [slachtoffer 3] kwam naar mij toe. Die man was heel agressief. Hij schreeuwde. Ik zag toen dat er een heleboel andere sterke mannen aan kwamen rennen. Ik en mijn familie kregen enorm groot geweld over ons heen door die mannen. Ik zag en voelde dat er op ons werd geslagen en geschopt. Doorgaande achter elkaar. Het leek alsof er om en om door verschillende mannen maximaal op ons werd ingeslagen en geschopt. Ik heb echt veel pijn. Ik heb in het ziekenhuis begrepen dat ik het volgende letsel heb opgelopen:
- Neus gebroken
- Mijn kaak gebroken
- 1 boventand is weg
- 1 boventand zit los
- Op mijn linkerslaap een grote bult
- Grote wond op mijn rechter knie
- Pijn op mijn linkerborst
- Pijn op mijn achterhoofd
- Diverse kneuzingen. [2]
[slachtoffer 3] heeft op 16 september 2022 aangifte gedaan bij de politie en verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat de man mijn vader tegemoet liep. Ik ben er toen tussen gekomen. Op dat moment kwamen er personen vanuit de richting van de [straat] richting ons rennen. Ze begonnen meteen met slaan. Ik kreeg met een vuist een slag op mijn rechteroog. Ik had het gevoel dat ik total loss geslagen werd. Ik kreeg van alle kanten klappen en trappen. [3]
Op 16 september 2022 heeft [slachtoffer 2] aangifte gedaan bij de politie en daar verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat de kale man op mijn man begon in te slaan met zijn vuisten waar de andere mannen, die achter de kale man liepen, ook op mijn man begonnen in te slaan en te schoppen. Ik zag dat mijn man op de grond lag en zijn hoofd beschermde met zijn handen terwijl meerdere mannen op mijn man insloegen en schopten. Toen ik een van de mannen probeerde weg te trekken, kreeg ik gelijk een harde klap in mijn gezicht, bij mijn linkeroog. Hierbij voelde ik erg veel pijn.
Ik zag dat mijn andere zoon, [slachtoffer 3] , ook op de grond lag en dat ook hij geschopt en geslagen werd door meerdere mannen. Vervolgens zag ik dat de mannen die [slachtoffer 3] mishandelden naar mijn zoon [slachtoffer 4] toe liepen en ook op hem begonnen in te slaan en te schoppen. Ik zag dat [slachtoffer 4] meerdere harde klappen op zijn hoofd kreeg. [4]
Op 16 september 2022 heeft [slachtoffer 4] bij de politie aangifte gedaan en daar verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat mijn vader een klap kreeg. Ik zag dat ze mijn vader en broer verschillende trappen en klappen gaven. De mannen waren met een hele groep. Ik wilde ze uit elkaar halen. Op dat moment kreeg ik klappen. De klappen waren zo hard dat ik tintelingen kreeg in mijn hoofd. Ik voelde dat ze door gingen met slaan. [5]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft op 16 september 2022 een proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het bekijken van de camerabeelden opgemaakt en daarin gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat er omstreeks 02:14:45 uur een groep van vijf mannen vanaf de [straat] richting de [straat] het beeld in kwamen lopen. [6]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft op 17 september 2022 een proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het bekijken van de camerabeelden opgemaakt en daarin gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Ik zie de volgende gebeurtenissen op fragment 2, [fragment] .dav:
Man 1:
Ik zie dat man 1 tegenover [slachtoffer 1] gaat staan. Ik zie dat man 5, [medeverdachte 1] en man 4 bij hem komen staan. Ik zie dat [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] er ook bij komen staan. Ik zie dat man 1 met zijn rechter gebalde vuist een slaande beweging maakt naar de kaak van [slachtoffer 4] . Ik zie dat [slachtoffer 4] zijn gezicht wordt geraakt. Ik zie dat er een soort van grote worsteling tussen meerdere personen plaatsvindt. Ik zie dat man 1 met een gebalde vuist [slachtoffer 1] vier keer op de linkerzijde van zijn gezicht slaat. Ik zie dat [slachtoffer 1] tegelijk door man 1 en [medeverdachte 1] geslagen wordt. Ik zie dat [slachtoffer 1] na drie vuistslagen op zijn achterhoofd door man 1 op de grond valt. Ik zie dat man 1 nogmaals drie vuistslagen op het hoofd van [slachtoffer 1] geeft. Ik zie dat man 1 vijf keer een slaande beweging maakt in de richting van het hoofd van [slachtoffer 1] . Ik zie dat hij nogmaals twee vuistslagen in het gezicht van [slachtoffer 1] geeft. Ik zie dat man 1 een schoppende beweging maakt in de richting van het hoofd van [slachtoffer 1] . Ik zie dat man 1 nogmaals een schoppende beweging richting het hoofd van [slachtoffer 1] maakt. Ik zie dat man 1 het hoofd van [slachtoffer 1] heeft geraakt. Ik zie dat man 1 hierna een slaande beweging maakt in de richting van [slachtoffer 2] .
Man 2, [medeverdachte 1] :
Ik zie dat [medeverdachte 1] een vuistslag op het achterhoofd van [slachtoffer 1] geeft. Ik zie dat [medeverdachte 1] twee keer [slachtoffer 3] slaat. Ik zie dat [medeverdachte 1] [slachtoffer 3] als een soort ‘boksbal’ gebruikt. Ik zie dat hij met beide vuisten op het gezicht van [slachtoffer 3] slaat. Ik zie dat [medeverdachte 1] drie keer een slaande beweging maakt. Ik zie dat [medeverdachte 1] nogmaals twee keer een slaande beweging maakt. Ik zie dat [medeverdachte 1] drie keer in de richting van [slachtoffer 1] zijn hoofd slaat. Ik zie dat man 1 op dat moment ook [slachtoffer 1] slaat. Ik zie dat [slachtoffer 3] nog steeds op de grond ligt. Ik zie dat [medeverdachte 1] met zijn voet op [slachtoffer 3] ‘stampt’. Ik zie dat hij drie keer een schoppende beweging maakt in de richting van [slachtoffer 3] . Ik zie dat bij elke schop het lichaam van [slachtoffer 3] een stukje beweegt. Ik zie bij een schop dat zijn hoofd naar achteren beweegt en weer terug naar voren. Ik zie ook dat de voet van [medeverdachte 1] niet verder kan dan het lichaam van [slachtoffer 3] .
Ik zie dat hij twee keer een slaande beweging maakt richting [slachtoffer 4] zijn hoofd. Ik zie dat [medeverdachte 1] vervolgens een knietje geeft. Ik zie dat [medeverdachte 1] vervolgens nog twee keer een slaande beweging maakt richting [slachtoffer 4] zijn rug.
Man 3, [medeverdachte 2] :
Ik zie dat [medeverdachte 2] een vuistslag in het gezicht van [slachtoffer 3] geeft. Ik zie dat hij met zijn rechterarm een slaande beweging maakt in de richting van [slachtoffer 4] zijn gezicht. Ik zie dat [slachtoffer 4] naar de overzijde van de straat rent. Ik zie dat [medeverdachte 2] hem volgt. Ik zie dat [medeverdachte 2] een slaande beweging in de richting van [slachtoffer 4] zijn gezicht geeft. Ik zie dat [medeverdachte 2] hem zes keer slaat op zijn bovenlichaam. Ik zie dat [slachtoffer 4] op de grond terecht komt. Ik zie dat [medeverdachte 2] een slaande beweging in de richting van [slachtoffer 4] maakt. Ik zie dat hij een schoppende beweging in de richting van [slachtoffer 4] maakt. Ik zie dat [medeverdachte 2] geholpen wordt door man 4.
Ik zie dat [medeverdachte 2] tijdens het langsrennen een schop tegen het hoofd van [slachtoffer 1] geeft. Ik zie dat [medeverdachte 2] twee keer een slaande beweging maakt in de richting van [slachtoffer 4] . Ik zie dat [medeverdachte 2] wordt geholpen door zijn vader [medeverdachte 1] .
Man 4:
Ik zie dat hij [slachtoffer 3] duwt. Ik zie dat man 4 een slaande beweging maakt. Ik zie dat man 4 twee keer een schoppende beweging maakt. Ik zie dat [slachtoffer 4] zijn lichaam beweegt. Ik zie dat man 4 met zijn rechterbeen een schoppende beweging in de richting van het hoofd van [slachtoffer 1] maakt. Ik zie dat [slachtoffer 1] op dat moment beweegt. Ik zie dat man 4 de schouder van [slachtoffer 1] raakt.
Man 5:
Ik zie dat man 5 drie keer een slaande beweging maakt in de richting van [slachtoffer 1] . Ik zie dat man 5 twee keer een slaande beweging maakt in de richting van [slachtoffer 1] . Ik zie dat man 5 twee keer een slaande beweging maakt in de richting van [slachtoffer 4] zijn hoofd. [7]
De rechtbank heeft ter zitting de camerabeelden getoond. Daarop heeft de rechtbank waargenomen dat de man die in het hiervoor genoemde proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 2] ‘man 1’ genoemd is, zijn been naar achteren haalt waarna hij voluit schopt tegen het hoofd van [slachtoffer 1] . Ook heeft de rechtbank waargenomen dat er voluit met de vuisten is geslagen door man 1, waarbij hij zijn arm telkens ver naar achteren haalde voor hij sloeg. [8]
Op 22 september 2022 heeft verbalisant [verbalisant 3] een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt en daarin het volgende gerelateerd:
Door mij werd de inbeslaggenomen telefoon van verdachte [medeverdachte 1] onderzocht. Ik zag in de telefoon dat op 16 september 2022 om 01:37 uur, een inkomend videogesprek was van het telefoonnummer [telefoonnummer] met daaraan gekoppeld de naam [verdachte ] . Om 02:27 uur, heeft een uitgaand videogesprek plaatsgevonden met het telefoonnummer [telefoonnummer] . Dit betreft een gesprek kort na de openlijke geweldpleging.
Met behulp van een vordering 126NA Strafvordering blijkt dat dit telefoonnummer op naam staat van de verdachte [verdachte ] . [9]
Op 14 oktober heeft verbalisant [verbalisant 3] een proces-verbaal van bevindingen herkenning verdachte [verdachte ] opgemaakt, en daarin gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 3 oktober 2022 werd door mij verdachte [verdachte ] aangehouden en ingesloten voor verhoor. Ik herkende de verdachte [verdachte ] als de man die op de camerabeelden een roze trui droeg en een kaal hoofd had. Op de beelden was te zien dat [verdachte ] de aangever meerdere malen hard op zijn hoofd sloeg en schopte.
Zijn gezicht kwam overeen met de verdachte op de beelden. Ik herkende de verdachte aan zijn brede postuur. [10]
Door verbalisant [verbalisant 4] is op 21 september 2022 een proces-verbaal bevindingen opgemaakt. Daarin heeft hij gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Ik keek naar de foto en ik herkende meteen de persoon als een van de verdachten van de openlijke geweldpleging. Namelijk de man met het kale hoofd, in een roze trui/shirt die als eerste de confrontatie zoekt met een van de slachtoffers. Ik zag dat de persoon op de foto van het RDW en de persoon op de beelden volledig overeenkwamen. Ik herkende de persoon aan zijn kale hoofd, de vorm van zijn hoofd en zijn oogopslag. De persoon op de foto van de RDW betreft verdachte [verdachte ] . [11]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft op 22 oktober 2022 een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt en daarin gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Ik zag op de camera dat er op 16 september 2022 om 01:30 uur een donkere stationwagen voor De Instuif parkeerde. Ik zag vervolgens dat de kale verdachte met het roze/oranje shirt uit het voertuig stapte. Ik zag dat er ook nog twee mannen uit het voertuig kwamen die geheel in het zwart gekleed waren. Ik herkende deze mannen als degenen die ook een rol hadden in de openlijke geweldpleging. Ik zag dat hij langs De Instuif liep en ineens naar binnen liep en weer naar buiten kwam.
Ik zag op de camerabeelden dat het kenteken van het voertuig [kenteken] betrof. Ik heb het kenteken bevraagd en zag in het RDW dat het voertuig op naam staat van [verdachte ] . Ik opende de rijbewijsfoto van [verdachte ] en herkende in [verdachte ] direct de eerder genoemde kale verdachte met het roze/oranje shirt. [12]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen
Herkenning verdachte
De rechtbank stelt voorop dat herkenningen aan de hand van camerabeelden kritisch en behoedzaam moeten worden beoordeeld. Voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van een herkenning aan de hand van camerabeelden, is onder meer van belang wat de kwaliteit van deze beelden is en in hoeverre hierop voldoende duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken zichtbaar zijn.
Van de feiten zijn camerabeelden beschikbaar, die op zitting uitvoerig zijn getoond. De rechtbank constateert dat de camerabeelden van goede kwaliteit zijn en dat de daders voldoende zichtbaar in beeld zijn om op basis daarvan iemand te kunnen herkennen. Daarbij is ook van belang dat de waar te nemen persoonskenmerken onderscheidend zijn.
Drie verbalisanten hebben afzonderlijk van elkaar verdachte herkend van de camerabeelden. De rechtbank is van oordeel dat deze herkenningen voldoende specifiek zijn geweest, gelet op de duidelijke camerabeelden. Eén van de verbalisanten heeft verdachte herkend van de camerabeelden toen verdachte zijn auto parkeerde. Bij het uitvragen van het kenteken bleek dit kenteken op naam te staan van verdachte. Vervolgens herkende de verbalisant verdachte ook van zijn rijbewijsfoto. Op de camerabeelden heeft hij tevens waargenomen dat verdachte op dat moment samen met twee medeverdachten was.
Voorts is uit de telefoon van [medeverdachte 1] , een van de medeverdachten die kort na het incident is aangehouden, gebleken dat voor en kort na het incident contact is geweest tussen verdachte en [medeverdachte 1] . Verdachte was derhalve een bekende van de medeverdachte, die voor en na het incident met de medeverdachte heeft gecommuniceerd.
Gelet op het aantreffen van de auto van verdachte nabij de plaats van het incident, het feit dat hij rond het tijdstip van het incident contact heeft gehad met een van de medeverdachten en de herkenning door verbalisanten aan de hand van camerabeelden van goede kwaliteit, is de rechtbank van oordeel dat de persoon op de camerabeelden met roze trui en kale hoofd, die in het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 2] ‘man 1’ wordt genoemd, verdachte betreft.
Poging doodslag
De rechtbank stelt voorop dat geweld tegen het hoofd onder omstandigheden dodelijk kan zijn. De gevolgen van dit geweld dienen telkens naar de omstandigheden van het geval te worden beoordeeld. Ten aanzien van het schoppen tegen het hoofd gaat het daarbij onder meer om de kracht van het schoppen, of één keer of meerdere keren is geschopt, de precieze plek op het hoofd waartegen is geschopt en het soort schoenen waarmee is geschopt.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte veelvuldig en met kracht slachtoffer [slachtoffer 1] in het gezicht en op het hoofd heeft geslagen. Ook toen het slachtoffer al op de grond lag. Bij dit slaan haalde verdachte zijn arm ver naar achteren. Vervolgens heeft hij ook tweemaal met geschoeide voet geschopt in de richting van het hoofd, waarbij hij in elk geval eenmaal met grote kracht tegen het hoofd heeft geschopt, toen het slachtoffer op de grond lag. Verdachte had zijn been ver naar achteren gehaald en heeft toen dusdanig tegen het hoofd van de op de grond liggende [slachtoffer 1] geschopt dat het hoofd met een – op de beelden zichtbare – enorme schok werd verplaatst.
Er is aldus zeer veel geweld uitgeoefend op het hoofd van het slachtoffer.
Het is het geheel aan geweldshandelingen dat, gelet op de aard, duur en intensiteit ervan, maakt dat de kans op overlijden van [slachtoffer 1] aanmerkelijk was. De rechtbank overweegt dat de gedragingen van verdachte – in het bijzonder het slaan met vuisten en het schoppen nadat [slachtoffer 1] op de grond was beland – naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer op een dodelijk gevolg gericht te zijn dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het betreffende gevolg bewust heeft aanvaard. Van contra-indicaties is de rechtbank niet gebleken.
De rechtbank acht daarmee het onder feit 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Openlijk geweld
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte en de medeverdachten op de openbare weg in gezamenlijkheid geweld hebben gepleegd tegen [slachtoffer 4] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] . Het door verdachte in dat bestek gepleegde geweld maakt dat de rechtbank van oordeel is dat verdachte hieraan een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich met zijn mededaders schuldig heeft gemaakt aan openlijk geweld tegen de familie [familie] .

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1 primair:
op 16 september 2022 te Hilversum ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] , opzettelijk van het leven te beroven, meerdere malen met kracht op/tegen het hoofd en/of het gezicht heeft geschopt en gestompt terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2:
op 16 september 2022 te Hilversum, openlijk, te weten, op de [straat] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten
- [slachtoffer 4] en
- [slachtoffer 2] en
- [slachtoffer 3] en
- [slachtoffer 1]

door

- die [slachtoffer 4] meerdere malen tegen het gezicht/het hoofd, althans het lichaam te stompen en
- die [slachtoffer 2] één maal in het gezicht te stompen en
- die [slachtoffer 3] meerdere malen tegen het gezicht/het hoofd, althans het lichaam, te stompen en te schoppen en
- die [slachtoffer 1] meerdere malen tegen het gezicht/het hoofd, althans het lichaam, te stompen en te schoppen.
Hetgeen onder feit 1 primair en feit 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot feit 1 primair en feit 2 sprake is van voortgezette handeling als bedoeld in artikel 56 van het Wetboek van Strafrecht. De verschillende bewezen verklaarde, elkaar in de tijd opvolgende gedragingen hangen (ook met betrekking tot het 'wilsbesluit') zo nauw met elkaar samen dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen slechts enigszins uiteenloopt.
Om onevenredige aansprakelijkheid te voorkomen, zal de rechtbank het feit enkelvoudig kwalificeren als hierna vermeld.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 primair en feit 2:
de voortgezette handeling van
poging tot doodslag
en
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van achttien maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, gelet op de door hem bepleite vrijspraak, niet uitgelaten over een op te leggen straf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van één en ander ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in de nacht van 16 september 2022 schuldig gemaakt aan ernstige geweldsfeiten. Wat de aanleiding voor dit geweld is geweest, is de rechtbank niet duidelijk geworden. Op de videobeelden lijkt verdachte dronken te zijn en in een woordenwisseling terecht te komen met [slachtoffer 1] - die net zijn cafetaria had afgesloten. Verdachte en zijn medeverdachten zijn vervolgens gaan vechten met [slachtoffer 1] en zijn familie, waarbij zij in een korte tijd fors geweld tegen hen hebben gebruikt. Verdachte had als aanjager een groot aandeel in het geweld en liet zich niet onbetuigd. Hij heeft tegen drie leden van de familie geweld gebruikt, waarbij deze slachtoffers flinke verwondingen hebben opgelopen. Verdachte heeft op een gegeven moment zoveel geweld gebruikt tegen [slachtoffer 1] dat de rechtbank dit, door de aard, duur en intensiteit daarvan, zelfs kwalificeert als een poging tot doodslag op [slachtoffer 1] . Hij had als gevolg hiervan kunnen overlijden. Verdachte heeft met dit handelen een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
[slachtoffer 1] heeft naar aanleiding van het geweld meerdere operaties ondergaan en ondervindt nu, ruim een half jaar later, nog altijd de gevolgen van de vechtpartij omdat hij nog de nodige behandelingen bij de tandarts dient te ondergaan. Hij heeft daarnaast nog altijd last van stress- en angstgevoelens en is nog niet in staat om zijn dagelijkse activiteiten te hervatten. Ook de overige leden van de familie [familie] kampen nog met stress- en angstgevoelens door hetgeen hen door verdachte en zijn mededaders is aangedaan.
Dergelijke geweldplegingen dragen bij aan een gevoel van afgrijzen, onveiligheid en angst. Zowel voor de samenleving als voor de familie [familie] in het bijzonder.
Bij de bepaling van de straf neemt de rechtbank tevens in aanmerking dat de verdachte geen enkele verantwoordelijkheid neemt voor de pijn, het verdriet en de ellende die (dat) hij zijn slachtoffers heeft aangedaan.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het op naam van verdachte staand uittreksel justitiële documentatie van 18 februari 2023, waaruit blijkt dat verdachte, zij het langer geleden, eerder voor soortgelijke feiten onherroepelijk is veroordeeld tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen.
Verder is bij de rechtbank niet veel bekend over verdachte, omdat verdachte zijn medewerking aan het onderzoek heeft geweigerd en zich volledig op zijn zwijgrecht heeft beroepen.
De straf
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. Bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder heeft de rechtbank de ernst van de feiten laten meewegen. Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met wat in vergelijkbare zaken aan straffen wordt opgelegd.
De rechtbank wijkt af van de door de officier van justitie gevorderde straf, omdat doorgaans hogere straffen worden opgelegd voor soortelijke feiten. Verdachte heeft door zijn handelen ernstige inbreuk gemaakt op het gevoel van veiligheid bij de slachtoffers en in de samenleving. Het signaal naar verdachte en ook naar anderen moet zijn: dit soort zinloos en extreem (groeps)geweld wordt zwaar bestraft.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Voorlopige hechtenis
Gelet op de straf die de rechtbank aan verdachte zal opleggen, wordt de voorlopige hechtenis van verdachte niet opgeheven.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 28.498,57. Dit bedrag bestaat uit € 16.498,57 materiële schade en € 12.000,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
[slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 6.028,-. Dit bedrag bestaat uit € 4.528,- materiële schade en € 1.500,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
[slachtoffer 4] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.885,-. Dit bedrag bestaat uit € 385,- materiële schade en € 1.500,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.885,-. Dit bedrag bestaat uit € 385,- materiële schade en € 1.500,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
[slachtoffer 1]
De officier van justitie heeft gesteld dat de immateriële schade aan de hoge kant is. Voor de hoogte van deze schade heeft zij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de materiële schade heeft de officier van justitie aangegeven dat het eigen risico en de kosten voor tandheelkunde geheel kunnen worden toegewezen. Voor de hoogte van de schade aan de spijkerbroek heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. En ten aanzien van het omzetverlies heeft de officier van justitie aangegeven dat de helft kan worden toegewezen, omdat deze kosten ook bij [slachtoffer 3] op de vordering zijn opgenomen. De benadeelde partij dient voor het overige niet-ontvankelijk verklaard te worden.
[slachtoffer 3]
De immateriële schade is voldoende onderbouwd en passend en kan derhalve toegewezen worden.
Voor het eigen risico dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard te worden, omdat deze post onvoldoende is onderbouwd.
Ten aanzien van de kosten voor de jas heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het omzetverlies kan voor de helft worden toegewezen. De benadeelde partij dient voor het overige niet-ontvankelijk verklaard te worden.
[slachtoffer 4]
De immateriële schade is voldoende onderbouwd en passend en kan derhalve toegewezen worden.
Voor het eigen risico dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard te worden, omdat deze post onvoldoende is onderbouwd.
[slachtoffer 2]
De immateriële schade is voldoende onderbouwd en passend en kan derhalve toegewezen worden.
Ten aanzien van het eigen risico is door de advocaat van de benadeelde partij aangegeven dat [slachtoffer 2] het ziekenhuis heeft bezocht en scans heeft laten maken. Daarmee zijn deze kosten voldoende onderbouwd en kunnen de kosten worden toegewezen.
Verder heeft de officier van justitie gevorderd om alle vorderingen hoofdelijk toe te wijzen, met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, omdat hij vrijspraak heeft bepleit voor de ten laste gelegde feiten.
Subsidiair heeft de verdediging het volgende aangevoerd.
[slachtoffer 1]
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de verdediging verzocht gebruik te maken van de matigingsbevoegdheid. Een bedrag ter hoogte van ongeveer € 2.000,- is meer op zijn plaats gelet op vergelijkbare zaken. Voor het overige aan immateriële schade dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Ten aanzien van de materiële schade heeft de raadsman gesteld dat [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk verklaard dient te worden. Er is niet gebleken dat er sprake is van een causaal verband tussen het feit en het omzetverlies. Ook is niet onderbouwd waarom de gevorderde kosten van de tandarts noodzakelijk zijn. De noodzaak blijkt niet uit de letselverklaring. Dat de spijkerbroek van [slachtoffer 1] kapot is gegaan door het feit, blijkt niet uit de aangiftes of de camerabeelden. Verder is er geen factuur overgelegd waaruit blijkt dat het eigen risico belast is. Het is mogelijk dat het eigen risico al was verbruikt voor dit feit.
Indien de benadeelde partij wel ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering, is er geen sprake van groepsaansprakelijkheid zoals genoemd in artikel 6:166 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
[slachtoffer 3]
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de verdediging gesteld dat een bedrag van maximaal € 300,- gepast en geboden is, gelet op de toekenning van smartengeld in vergelijkbare zaken.
Ten aanzien van de materiële schade heeft de raadsman aangegeven dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard moet worden. Er is niet gebleken dat er sprake is van een causaal verband tussen het feit en het omzetverlies. Indien de benadeelde partij voor deze post wel deels ontvankelijk wordt geacht, heeft de raadsman verzocht om de post bij toewijzing te verdelen over alle partijen die deze post claimen.
Dat de jas beschadigd is geraakt of dat [slachtoffer 3] de jas aanhad ten tijde van het incident, blijkt niet uit het dossier. Om dat verder uit te zoeken is een onevenredige belasting van het geding.
Uit het dossier blijkt niet dat [slachtoffer 3] naar de spoedeisende hulp is geweest en dat het eigen risico belast is. De post eigen risico is onvoldoende onderbouwd.
Indien de benadeelde partij wel ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering, is er geen sprake van groepsaansprakelijkheid zoals genoemd in artikel 6:166 BW.
[slachtoffer 4]
De verdediging heeft primair verzocht [slachtoffer 4] niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering, omdat zij de vordering pas op zitting hebben ontvangen. Van de verdediging kan niet verwacht worden om op zo’n korte termijn inhoudelijk in te gaan op de vordering.
Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard moet worden omdat de psychische schade onvoldoende is onderbouwd.
[slachtoffer 2]
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de verdediging gesteld dat een bedrag van maximaal € 100,- gepast en geboden is, gelet op de toekenning van smartengeld in vergelijkbare zaken.
Ten aanzien van het eigen risico blijkt niet dat [slachtoffer 2] naar de spoedeisende hulp is geweest en dat het eigen risico is belast. De schade voor eigen risico is onvoldoende onderbouwd, zodat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard moet worden in haar vordering.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Groepsaansprakelijkheid en hoofdelijkheid
In de gevallen waarin het geweld door verdachte in vereniging met één of meer anderen is gepleegd, stelt de rechtbank vast dat sprake is van groepsaansprakelijkheid in de zin van artikel 6:166 BW. Dit brengt met zich dat iedere betrokkene hoofdelijk aansprakelijk is voor de als gevolg daarvan geleden schade. Er is namelijk steeds sprake geweest van deelname aan gewelddadige gedragingen in groepsverband en tussen die gedragingen bestaat naar het oordeel van de rechtbank een duidelijke samenhang. Groepsgeweld tegen een persoon (of personen) brengt de kans met zich dat aan die persoon of personen letsel wordt toegebracht, en verdachte heeft dat voor lief genomen. Door gewelddadige deelname aan de groep zijn verdachte en zijn mededaders naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
[slachtoffer 1]
De rechtbank acht psychische schade bij [slachtoffer 1] aannemelijk, dit mede gelet op het feit dat niet alleen hijzelf, maar tevens zijn echtgenote en twee zonen mishandeld zijn door een groep. De rechtbank zal de kosten daarvoor bepalen op een bedrag van € 8.000,-. Voor het overige aan immateriële schade zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.
De rechtbank acht de kosten voor het omzetverlies en het eigen risico onvoldoende onderbouwd en zal de benadeelde partij voor deze kosten niet-ontvankelijk verklaren, omdat een nadere onderbouwing opvragen een onevenredige belasting van het geding oplevert.
De schadeposten voor tandheelkunde en de schade aan de spijkerbroek acht de rechtbank wel voldoende aannemelijk en onderbouwd, zodat deze kosten zullen worden toegewezen.
Het voorgaande houdt in dat de rechtbank de vordering ter hoogte van in totaal € 20.770,57, bestaande uit € 12.770,57 aan materiële schade en € 8.000,- aan immateriële schade zal toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 16 september 2022 tot de dag van volledige betaling.
[slachtoffer 3]
De rechtbank acht psychische schade bij [slachtoffer 3] aannemelijk gelet op het feit dat hijzelf en zijn gezin mishandeld zijn door een groep. De rechtbank acht de gevorderde schade van € 1.500,- passend. De rechtbank zal daarom de vordering tot dit bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 16 september 2022 tot de dag van volledige betaling.
Ten aanzien van de materiële schade is de rechtbank van oordeel dat de kosten voor het omzetverlies, de schade aan de jas en het eigen risico onvoldoende is onderbouwd. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
[slachtoffer 4]
De verdediging heeft ter terechtzitting de beschikking gekregen over de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] . Dit is laat geweest, maar gelet op het bepaalde in artikel 51g Wetboek van Strafvordering niet te laat. De rechtbank is van oordeel dat de vordering overzichtelijk is en dat niet is gebleken dat de verdediging ter zitting niet voldoende tijd heeft gehad c.q. in de gelegenheid is geweest om de vordering te bestuderen en een onderbouwd standpunt over deze vordering in te kunnen nemen.
De rechtbank acht psychische schade bij [slachtoffer 4] aannemelijk gelet op het feit dat hijzelf en zijn gezin mishandeld zijn door een groep. De rechtbank acht de gevorderde schade van € 1.500,- passend. De rechtbank zal daarom de vordering tot dit bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 16 september 2022 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. Dat gaat om de post eigen risico. Deze post is onvoldoende onderbouwd. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
[slachtoffer 2]
De rechtbank acht psychische schade bij [slachtoffer 2] aannemelijk gelet op het feit dat zijzelf en haar gezin mishandeld zijn door een groep. De rechtbank acht de gevorderde schade van € 1.500,- passend. De rechtbank zal daarom de vordering tot dit bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 16 september 2022 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. Dat gaat om de post eigen risico. Deze post is onvoldoende onderbouwd. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel ten aanzien van alle vorderingen
De toegewezen bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de schadeveroorzakende gebeurtenis, te weten 16 september 2022. Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partijen – ten aanzien van de verschillende toegewezen materiële en immateriële schadeposten – aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, op de wijze zoals hieronder is opgenomen.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 56, 141 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 primair en 2 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
30 (dertig) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
6 (zes) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Benadeelde partij
[slachtoffer 1]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 20.770,57, bestaande uit € 12.770,57 materiële schade en € 8.000,- immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 september 2022 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 20.770,57te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 september 2022 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 138 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[slachtoffer 3]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 3] toe tot een bedrag van € 1.500,-, bestaande immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 3] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 september 2022 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [slachtoffer 3] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 3] aan de Staat € 1.500,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 september 2022 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 25 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[slachtoffer 4]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 4] toe tot een bedrag van € 1.500,-, bestaande uit immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 4] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 september 2022 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [slachtoffer 4] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 4] aan de Staat € 1.500,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 september 2022 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 25 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[slachtoffer 2]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 1.500,-, bestaande uit immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 september 2022 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [slachtoffer 2] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 1.500,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 september 2022 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 25 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.C. Kool, voorzitter, mrs. H.B.W. Beekman en W. Foppen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.T. Feenstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 april 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1 primair:
hij op of omstreeks 16 september 2022 te Hilversum, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] , opzettelijk van het leven te beroven, een of meerdere ma(a)l(en) (met kracht) op/tegen het hoofd en/of het gezicht heeft getrapt/geschopt en/of geslagen/gestompt terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 1 subsidiair:
hij op of omstreeks 16 september 2022 te Hilversum, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken neus en/of gebroken kaak en/of een of meer kneu(s)zing(en)/letsel aan/in het gezicht en/of het hoofd, althans het lichaam, en/of een of meer gebroken tand(en), heeft toegebracht door een of meerdere ma(a)l(en) (met kracht) op/tegen het hoofd en/of het gezicht heeft getrapt/geschopt en/of geslagen/gestompt terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag;
feit 1 meer subsidiair:
hij op of omstreeks 16 september 2022 te Hilversum, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen een of meerdere ma(a)l(en) (met kracht) op/tegen het hoofd en/of het gezicht heeft getrapt/geschopt en/of geslagen/gestompt terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2:
hij op of omstreeks 16 september 2022 te Hilversum, openlijk, te weten, op/aan de [straat] en/of de [straat] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten
- [slachtoffer 4] en/of
- [slachtoffer 2] en/of
- [slachtoffer 3] en/of
- [slachtoffer 1]
door
- die [slachtoffer 4] één of meerdere ma(a)l(en) in/tegen het gezicht/het hoofd, althans het lichaam te stompen/slaan en/of
- die [slachtoffer 2] één of meerdere ma(a)l(en) in/tegen het gezicht/het hoofd, althans het lichaam, te stompen/slaan en/of
- die [slachtoffer 3] één of meerdere ma(a)l(en) in/tegen het gezicht/het hoofd, althans het lichaam, te stompen/slaan en/of te trappen/schoppen en/of
- die [slachtoffer 1] één of meerdere ma(a)l(en) in/tegen het gezicht/het hoofd, althans het lichaam, te stompen/slaan en/of te trappen/schoppen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 8 oktober 2022, genummerd 2022274323, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 218. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 24 en 25.
3.Pagina 32.
4.Pagina’s 37 en 38.
5.Pagina 43.
6.Pagina 48.
7.Pagina’s 53 tot en met 55.
8.Eigen waarneming van de rechtbank.
9.Pagina 100.
10.Pagina’s 212 en 213.
11.Pagina 107.
12.Pagina 214.