Deze uitspraak betreft het verzet van de opposant tegen de uitspraak van de rechtbank van 26 augustus 2022, waarin de rechtbank zich onbevoegd verklaarde met betrekking tot de brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 29 oktober 2021. De opposant heeft verzet aangetekend, maar dit verzetschrift is te laat ingediend. De zitting vond plaats op 13 maart 2023, waarbij de opposant aanwezig was, maar de geopposeerde niet. De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het verzetschrift uiterlijk op 7 oktober 2022 ingediend had moeten worden, maar dat dit pas op 18 oktober 2022 is gebeurd. De rechtbank heeft de opposant gevraagd om een verklaring voor de te late indiening, maar deze heeft niet adequaat gereageerd. De rechtbank concludeert dat de overschrijding van de termijn voor het indienen van verzet niet verschoonbaar is, omdat de opposant niet heeft aangetoond dat hij niet op de hoogte was van de uitspraak. De rechtbank verklaart het verzet niet-ontvankelijk, wat betekent dat de eerdere uitspraak van 26 augustus 2022 in stand blijft.