ECLI:NL:RBMNE:2023:1934

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 maart 2023
Publicatiedatum
24 april 2023
Zaaknummer
22/2379
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzet wegens te late indiening en geen verschoonbare termijnoverschrijding

Deze uitspraak betreft het verzet van de opposant tegen de uitspraak van de rechtbank van 26 augustus 2022, waarin de rechtbank zich onbevoegd verklaarde met betrekking tot de brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 29 oktober 2021. De opposant heeft verzet aangetekend, maar dit verzetschrift is te laat ingediend. De zitting vond plaats op 13 maart 2023, waarbij de opposant aanwezig was, maar de geopposeerde niet. De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het verzetschrift uiterlijk op 7 oktober 2022 ingediend had moeten worden, maar dat dit pas op 18 oktober 2022 is gebeurd. De rechtbank heeft de opposant gevraagd om een verklaring voor de te late indiening, maar deze heeft niet adequaat gereageerd. De rechtbank concludeert dat de overschrijding van de termijn voor het indienen van verzet niet verschoonbaar is, omdat de opposant niet heeft aangetoond dat hij niet op de hoogte was van de uitspraak. De rechtbank verklaart het verzet niet-ontvankelijk, wat betekent dat de eerdere uitspraak van 26 augustus 2022 in stand blijft.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/2379-V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 maart 2023 op het verzet van

[opposant] , te [woonplaats] , opposant.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat opposant heeft ingediend tegen de brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 29 oktober 2021.
In de uitspraak van 26 augustus 2022 heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard. Opposant is tegen deze uitspraak in verzet gegaan. De zitting heeft plaatsgevonden op 13 maart 2023.
Opposant is verschenen. Geopposeerde is niet verschenen (met bericht van verhindering).

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de uitspraak van 26 augustus 2022 zich onbevoegd verklaard, omdat de brief van 29 oktober 2021 geen besluit is waartegen opposant in beroep kan gaan. Omdat de rechtbank geen twijfel had over de uitkomst van de zaak, heeft zij de uitspraak gedaan zonder eerst een zitting te houden. Dat mag op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2. Volgens opposant is de uitspraak van de rechtbank van 26 augustus 2022 niet juist. Hij meent dat hij de kans had moeten krijgen om zijn beroep toe te lichten.
3. Tegen een uitspraak die gedaan is met toepassing van artikel 8:54 van de Awb, kan verzet worden ingediend. Verzet moet worden ingediend binnen zes weken nadat de uitspraak van de rechtbank bekend is gemaakt. In dit geval is de uitspraak van de rechtbank verzonden op 26 augustus 2022. Het verzetschrift had dus uiterlijk op 7 oktober 2022 door de rechtbank ontvangen moeten zijn. De rechtbank heeft het verzetschrift van opposant ontvangen op 18 oktober 2022. Dat is dus te laat.
4. De hoofdregel is dan dat de rechtbank het verzet niet mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het verzetschrift te laat door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar opposant niets aan kan doen.
5. De rechtbank heeft op 19 januari 2023 een brief gestuurd aan opposant. Hierin heeft de rechtbank opposant verzocht om uit te leggen waarom hij zijn verzetschrift te laat had ingediend. Opposant heeft hierop niet gereageerd. Tijdens de zitting heeft de rechtbank nogmaals gevraagd naar de reden voor de te late indiening van het verzetschrift. Volgens opposant was het poststuk met de uitspraak van 26 augustus 2022 niet op zijn adres aangeboden door PostNL. Hij zou alleen een e-mailbericht hebben ontvangen met de mededeling dat er een gerechtelijke brief aan zat te komen. Volgens opposant heeft PostNL hem niet laten weten dat hij het poststuk moest afhalen bij een agentschap van PostNL.
6. De rechtbank stelt vast dat de uitspraak van 26 augustus 2022 aangetekend is verzonden bij brief van diezelfde dag. De adressering was correct: [adres] te [woonplaats] . Volgens de Track&Trace van PostNL met barcode [barcode] is het poststuk tweemaal aangeboden bij dit adres. Vervolgens heeft PostNL op 30 augustus 2022 laten weten dat de zending klaarligt bij een agentschap van PostNL. Opposant heeft het poststuk niet afgehaald. Vervolgens heeft PostNL het poststuk op 15 september 2022 retour gestuurd naar de rechtbank. De rechtbank heeft het poststuk retour ontvangen op 20 september 2022.
7. Dat opposant het poststuk niet heeft afgehaald bij het agentschap van PostNL, dient voor zijn rekening en risico te blijven. Hij heeft niet aannemelijk gemaakt dat PostNL hem niet of onvolledig heeft geïnformeerd over het bewuste poststuk. De overschrijding van de termijn voor het indienen van verzet is niet verschoonbaar. Het verzet is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat het verzet van opposant niet inhoudelijk zal worden behandeld en dat de uitspraak van de rechtbank van 26 augustus 2022 in stand blijft.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van O. Asafiati, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak kunt u niet in hoger beroep.