In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 11 april 2023, is het beroep van eiser gegrond verklaard. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag, maar de Belastingdienst/Toeslagen had niet tijdig beslist op dit bezwaar. Eiser had zijn bezwaar op 27 april 2022 ingediend, maar de beslistermijn was op 19 oktober 2022 overschreden. Eiser stelde de Belastingdienst bij brief van 20 oktober 2022 in gebreke, waarna hij op 12 november 2022 beroep instelde tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
De rechtbank oordeelde dat het beroep kennelijk gegrond was en dat de Belastingdienst alsnog een besluit moest nemen. De rechtbank bepaalde dat de Belastingdienst dit binnen twee weken na verzending van de uitspraak moest doen, maar erkende dat de Belastingdienst verzocht om een langere termijn van tien weken vanwege de complexiteit van de herbeoordelingen. De rechtbank verleende de Belastingdienst in principe een termijn van tien weken, maar stelde vast dat deze termijn al was verstreken op het moment van uitspraak.
De rechtbank legde een bestuurlijke dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn werd overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast werd de hoogte van de dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat er al 42 dagen waren verstreken sinds de Belastingdienst in gebreke was. Eiser kreeg ook een vergoeding voor de proceskosten van € 418,50 en het door hem betaalde griffierecht van € 50,- werd vergoed door de Belastingdienst.