ECLI:NL:RBMNE:2023:1901
Rechtbank Midden-Nederland
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak ongegrond verklaard
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 maart 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de vastgestelde WOZ-waarde van een woning. De heffingsambtenaar van de gemeente had de waarde van de onroerende zaak aan de [adres 1] in [woonplaats] vastgesteld op € 929.000,- per waardepeildatum 1 januari 2021. Eiser, eigenaar van de woning, was het niet eens met deze vaststelling en had bezwaar gemaakt, dat door de heffingsambtenaar ongegrond was verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 22 maart 2023 is eiser niet verschenen, terwijl de heffingsambtenaar zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en een taxateur. De rechtbank heeft de zaak behandeld en na afloop van de zitting direct mondeling uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende bewijs had geleverd dat de vastgestelde waarde niet te hoog was. Dit werd onderbouwd met een taxatierapport en een taxatiematrix, waarin de waarde was bepaald aan de hand van vergelijkingsobjecten.
De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog was vastgesteld en verklaarde het beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eiser heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal.