ECLI:NL:RBMNE:2023:1897
Rechtbank Midden-Nederland
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de hoogte van de aanslagen onroerendezaakbelastingen en motiveringsgebrek in bezwaar
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiser tegen de hoogte van de aanslagen onroerendezaakbelastingen (OZB) voor de onroerende zaak aan de [adres] in [woonplaats]. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde vastgesteld op € 368.000,- voor het belastingjaar 2021, wat leidde tot een aanslag OZB-eigenaar van € 2.368,- en een aanslag OZB-gebruiker van € 101,-. Eiser maakte bezwaar tegen deze aanslagen, maar de heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond. Eiser ging in beroep, waarbij hij zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank constateert dat de heffingsambtenaar in de uitspraak op bezwaar niet is ingegaan op de bezwaargronden van eiser met betrekking tot de OZB-heffing. Eiser betwistte niet langer de hoogte van de WOZ-waarde, maar stelde dat het object ten onrechte als niet-woning was aangemerkt, wat leidde tot een onterecht hoge OZB-eigenaar. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar in zijn motivering tekortschiet, omdat hij niet ingaat op de bezwaargronden van eiser. Dit leidt tot een motiveringsgebrek, waardoor de uitspraak op bezwaar in strijd is met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt de heffingsambtenaar op om binnen 6 weken een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens moet de heffingsambtenaar het griffierecht van € 50,- en de proceskosten van € 1.674,- aan eiser vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van mr. C.L. Fix, griffier, en is openbaar uitgesproken op 10 maart 2023.