ECLI:NL:RBMNE:2023:1888
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de hoogte van de WOZ-waarde van een woning in Utrecht
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 7 april 2023, wordt het beroep van eiser tegen de vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning in Utrecht beoordeeld. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde vastgesteld op € 741.000 per waardepeildatum 1 januari 2021, voor het belastingjaar 2022. Eiser, eigenaar van de woning, stelde dat de waarde te hoog was en dat deze niet hoger dan € 708.000 mocht zijn. De rechtbank behandelt het beroep, waarbij eiser zich laat vertegenwoordigen door een waarnemer en de heffingsambtenaar door zijn gemachtigde en een taxateur.
De rechtbank overweegt dat de heffingsambtenaar met een taxatiematrix de WOZ-waarde heeft onderbouwd door de woning van eiser te vergelijken met vier referentiewoningen in dezelfde omgeving. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld. De referentiewoningen zijn van hetzelfde type, hebben een vergelijkbaar bouwjaar en zijn in dezelfde wijk gelegen. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar voldoende rekening heeft gehouden met de verschillen in gebruiksoppervlakte en de waardeverhouding tussen de woningen.
Eiser heeft verschillende argumenten aangevoerd, waaronder de indexering van verkoopcijfers en de keuze van referentiewoningen. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar voldoende inzicht heeft gegeven in de indexering en dat de keuze voor de referentiewoningen gerechtvaardigd is. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de vastgestelde WOZ-waarde van € 741.000 gehandhaafd blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.