ECLI:NL:RBMNE:2023:1881

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 maart 2023
Publicatiedatum
21 april 2023
Zaaknummer
16-600238-11
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege

Op 22 maart 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Utrecht uitspraak gedaan in de zaak van de ter beschikking gestelde, geboren in 1966. De rechtbank heeft de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege met twee jaar verlengd, na een vordering van de officier van justitie en een advies van de behandelinstelling. De rechtbank heeft vastgesteld dat er nog steeds sprake is van een stoornis bij de betrokkene, te weten een autismespectrumstoornis en een schizofreniespectrumstoornis, en dat het recidivegevaar bij beëindiging van de maatregel als hoog wordt ingeschat. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid van het advies van de deskundigen en heeft de veiligheid van anderen als reden voor de verlenging van de maatregel aangevoerd. De rechtbank heeft het verzoek van de raadsman om de maatregel met één jaar te verlengen afgewezen, omdat de behandeling meer tijd in beslag zal nemen dan een jaar. De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht en heeft de beslissing openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-600238-11 (vordering verlenging tbs)
Beslissing op grond van artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering van de meervoudige kamer voor strafzaken van 22 maart 2023
in de zaak van de officier van justitie tegen de ter beschikking gestelde:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1966 te [geboorteplaats] ,
verblijvende in [verblijfplaats] in [plaats] ,
hierna te noemen: betrokkene.

1.De stukken

De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken waaronder:
  • het vonnis van deze rechtbank van 24 februari 2012, waarbij betrokkene ter beschikking is gesteld met voorwaarden, omdat hij zich had schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag (meermalen gepleegd) en bedreiging (meermalen gepleegd);
  • stukken waaruit blijkt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden is ingegaan op 5 april 2012;
  • stukken waaruit blijkt dat de rechtbank op 15 oktober 2012 een bevel tot verpleging van overheidswege aan betrokkene heeft afgegeven;
  • de beslissing van deze rechtbank van 24 maart 2021, waarbij de termijn van terbeschikkingstelling voor het laatst is verlengd met twee jaren;
  • de vordering van de officier van justitie van 16 februari 2023 die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar;
  • het verlengingsadvies van [verblijfplaats] (hierna: de instelling) van 1 februari 2023, opgemaakt door [GGZ-medewerker 1] , GZ-psycholoog en behandelcoördinator, en [GGZ-medewerker 2] , psychiater, inhoudend het advies om de terbeschikkingstelling te verlengen met twee jaren;
  • de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van betrokkene over de periode van 4 februari 2021 tot en met 20 maart 2023.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De behandeling van de zaak heeft op 22 maart 2023 ter terechtzitting plaatsgevonden. Daarbij zijn gehoord:
  • de officier van justitie, mr. A. Nieli;
  • de betrokkene, bijgestaan door zijn raadsman mr. B.J. Tieman, advocaat te Utrecht;
  • de deskundige, [GGZ-medewerker 1] , GZ-psycholoog en behandelcoördinator, verbonden aan het [verblijfplaats] .

3.Het standpunt van de inrichting

Het standpunt van de inrichting blijkt uit het onder 1 genoemde rapport. De deskundige voornoemd heeft ter zitting het advies van de inrichting toegelicht.
Het standpunt luidt – zakelijk weergegeven – dat er bij de betrokkene nog steeds sprake is van een stoornis. Ook is het recidiverisico nog aanwezig. Dit risico wordt bij beëindiging van de maatregel ingeschat als hoog.
Het advies luidt de terbeschikkingstelling (met dwangverpleging) te verlengen voor de duur van twee jaar.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft naar aanleiding van het verhandelde ter zitting haar vordering strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling (met dwangverpleging) met twee jaar gehandhaafd.

5.Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft te kennen gegeven dat hij primair verzoekt om de maatregel met één jaar te verlengen, om vinger aan de pols te houden voor het geval er mogelijkheden zijn tot overplaatsing, en dat hij zich subsidiair refereert aan het oordeel van de rechtbank.

6.Het oordeel van de rechtbank

Maximering
De rechtbank heeft in haar verlengingsbeslissing van 16 april 2014 overwogen dat de
opgelegde maatregel van terbeschikkingstelling niet is gemaximeerd.
Stoornis en recidivegevaar
Uit het verlengingsadvies blijkt dat er nog steeds sprake is van een stoornis bij betrokkene, te weten een autismespectrumstoornis en een schizofreniespectrumstoornis. Het recidivegevaar wordt bij beëindiging van de maatregel als hoog ingeschat. De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van het advies te twijfelen en neemt dit over.
Verlenging
Gelet op het advies van de inrichting en hetgeen overigens ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen verlenging van de terbeschikkingstelling eist. Zij is van oordeel dat wordt voldaan aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.
Uit het verlengingsadvies komt naar voren dat de inschatting is dat het huidige functioneren van betrokkene een bepaald punt heeft bereikt waarbij hij niet (veel) meer van behandeling zal kunnen profiteren. Betrokkene functioneert al geruime tijd op hetzelfde niveau, waarbij agressieve incidenten niet meer aan de orde zijn. De antipsychotische medicatie, die hij middels een dwangdepot toegediend krijgt, en de externe structuur die hem geboden wordt, zijn daarbij de belangrijkste interventies. Gezien de stabiliteit van zijn functioneren, zou het praktiseren van kortdurende onbegeleide verloven een logische volgende stap zijn. Echter, betrokkene is hiertoe niet te motiveren, mede omdat hij ook niet naar een vervolginstelling wil. Hij wil namelijk of in het FPC blijven of naar huis.
Er wordt inmiddels al geruime tijd door de kliniek gezocht naar een geschikte vervolginstelling die betrokkene voldoende structuur en begeleiding kan bieden en die bereid is om betrokkene op te nemen onder de huidige voorwaarden met dwangmedicatie en begeleide verlofstatus. Bij enkele beoogde vervolginstellingen is betrokken afgewezen of bleek de vervolginstelling bij nader inzien (nog) niet geschikt. Betrokkene is inmiddels aangemeld en op basis van zijn dossier voorlopig geaccepteerd bij de FPA in [locatie] . In april 2023 staat daar een intakegesprek gepland. Echter, omdat daar een lange wachtlijst is en omdat er ook enige twijfel is of daar voldoende nabijheid en begeleiding aan betrokkene geboden kan worden, wordt ondertussen ook nog steeds gezocht naar mogelijke andere geschikte instellingen.
Mocht een overplaatsing naar een vervolginstelling de komende periode gerealiseerd kunnen worden, dan zal het huidige kader van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging nog geruime tijd noodzakelijk zijn. De deskundige heeft er in dit verband op gewezen dat betrokkene veel moeite heeft met veranderingen en dat zelfs in de gestructureerde omgeving van de kliniek, in geval van veranderingen zo nu en dan enigszins sprake is van destabilisatie van betrokkene. De overgang naar een FPA is een hele grote verandering, die een duidelijk risico op destabilisatie met zich brengt, zodat die overgang zorgvuldig vormgegeven en nauw gemonitord dient te worden. Het daartoe benodigde tijdspad (overplaatsing, toetsing, bestendiging) zal de duur van een jaar zeker overschrijden en daarom wordt geadviseerd de terbeschikkingstelling te verlengen met 2 jaar.
De rechtbank gaat voorbij aan het verzoek van de raadsman om de termijn van terbeschikkingstelling vooralsnog met een jaar te verlengen. Het uitgangspunt van de rechtbank is dat, wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling meer tijd in beslag zal nemen dan een jaar, de terbeschikkingstelling - behoudens bijzondere omstandigheden - verlengd dient te worden met een termijn van twee jaar.
De rechtbank stelt op basis van het verlengingsadvies en de door de deskundige ter zitting gegeven toelichting vast dat niet te verwachten is dat binnen een jaar gronden aanwezig kunnen zijn die een beëindiging van de terbeschikkingstelling rechtvaardigen en een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar zou bij betrokkene de verwachting kunnen wekken dat dit wel het geval zou zijn.
De rechtbank ziet overigens ook geen aanleiding een vinger aan de pols te houden en om die reden de maatregel te verlengen met één jaar. De handelwijze van de kliniek met betrekking tot het nemen van vervolgstappen is naar het oordeel van de rechtbank voldoende voortvarend.
De rechtbank zal daarom de maatregel met twee jaar verlengen.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.

7.De beslissing

De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van [betrokkene] met twee jaar.
Deze beslissing is genomen door mr. C.A.M. van Straalen, voorzitter, mr. G.A. Bos en mr. A.M.M. Lemmen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.J.A. Barends als griffier en in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2023.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat de beslissing mede te ondertekenen.