ECLI:NL:RBMNE:2023:1871

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
21 april 2023
Zaaknummer
10014123 \ MC EXPL 22-4333
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over verwijzing naar handelskamer in civiele zaak met betrekking tot aanneming van werk en consumentenkoop

In deze civiele zaak, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, is op 19 april 2023 een tussenuitspraak gedaan. De zaak betreft een geschil tussen [eiser sub 1] en [handelsnaam] over een overeenkomst voor de aanbouw van een keuken. [eiser sub 1] vordert betaling van een bedrag van € 16.831,10 aan hoofdsom, plus bijkomende kosten, omdat [handelsnaam] zijn verplichtingen uit de overeenkomst niet naar behoren is nagekomen. [handelsnaam] heeft verweer gevoerd en vordert in reconventie betaling van € 3.811,50 voor meerwerk dat is verricht.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering van [eiser sub 1] de competentiegrens van € 25.000,00 overschrijdt, waardoor de kantonrechter niet bevoegd is om de zaak te behandelen. [eiser sub 1] stelt dat de overeenkomst ook gekwalificeerd moet worden als een consumentenkoop, maar de kantonrechter oordeelt dat dit niet het geval is. De overeenkomst betreft voornamelijk aanneming van werk, en de kantonrechter is van plan de zaak te verwijzen naar de handelskamer van de rechtbank voor verdere behandeling.

Partijen worden in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over dit voornemen, en de zaak wordt aangehouden voor verdere beslissingen. De beslissing om de zaak te verwijzen naar de handelskamer is gepland voor 17 mei 2023.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almere
Zaaknummer: 10014123 \ MC EXPL 22-4333
Vonnis van 19 april 2023
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiseres sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eiser sub 1] ,
gemachtigde: DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V.,
tegen
[gedaagde] , h.o.d.n. [handelsnaam],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [handelsnaam] ,
gemachtigde: mr. J.C. van Vliet.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie,
met producties
- de conclusie van repliek in conventie, tevens conclusie van antwoord in reconventie,
met producties
- de conclusie van dupliek in conventie, tevens conclusie van repliek in reconventie
- de conclusie van dupliek in reconventie, met producties
- de akte (uitlating) producties van [handelsnaam]
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

in conventie
2.1.
[eiser sub 1] vordert om - samengevat - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [handelsnaam] te veroordelen tot betaling van:
een bedrag van € 16.831,10 aan hoofdsom,
een bedrag van € 8.921,32 aan reeds gemaakte kosten,
de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 23 februari 2022 tot aan de dag van algehele voldoening,
een bedrag van € 943,31 aan buitengerechtelijke kosten,
een bedrag van € 595,00 aan expertisekosten,
de kosten van deze procedure.
2.2.
[eiser sub 1] legt aan zijn vordering het volgende ten grondslag. [eiser sub 1] en [handelsnaam] hebben in 2021 een overeenkomst gesloten op grond waarvan [handelsnaam] werkzaamheden zou uitvoeren ten behoeve van de aanbouw van een keuken aan de bestaande woning van [eiser sub 1] tegen een aanneemsom van € 38.500,00 exclusief BTW. [handelsnaam] is zijn verplichtingen uit deze overeenkomst niet, althans niet naar behoren nagekomen. In plaats van de afgesproken stalen draagconstructie is door [handelsnaam] een houten draagconstructie in de aanbouw geplaatst. Deze is onjuist geplaatst en vertoont gebreken. Dit heeft mogelijk tot schade (scheuren) geleid in de bovengelegen badkamer. Ondanks door [eiser sub 1] in gebreke te zijn gesteld, is [handelsnaam] zijn verplichtingen uit de overeenkomst niet nagekomen. [eiser sub 1] vordert nu (vervangende) schadevergoeding.
2.3.
[handelsnaam] voert verweer. Hij concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser sub 1] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser sub 1] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser sub 1] in de kosten van deze procedure.
in reconventie
2.4.
[handelsnaam] vordert om - samengevat - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [eiser sub 1] te veroordelen tot betaling van € 3.811,50 en hem te veroordelen in de proceskosten.
2.5.
[handelsnaam] legt aan zijn vordering ten grondslag dat [handelsnaam] met [eiser sub 1] meerwerk is overeengekomen. Dit meerwerk heeft [handelsnaam] tijdens de uitvoering van zijn werkzaamheden in 2021 verricht. [eiser sub 1] heeft de factuur daarvoor niet binnen de betaaltermijn voldaan en verkeert in verzuim. [handelsnaam] vordert nu betaling daarvan in rechte.
2.6.
[eiser sub 1] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [handelsnaam] , dan wel tot afwijzing van zijn vordering, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [handelsnaam] in de kosten van deze procedure.

3.De beoordeling

3.1.
[eiser sub 1] vordert in deze procedure een bedrag dat de competentiegrens van de kantonrechter - die grens is € 25.000,00; zie artikel 93 sub a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) - overstijgt. Hij stelt dat de kantonrechter toch bevoegd is om de zaak te behandelen omdat de overeenkomst tussen hem en [handelsnaam] (ook) moet worden gekwalificeerd als een consumentenkoop. Naast het verrichten van werkzaamheden zijn namelijk ook (citaat) “verschillende materialen” door [handelsnaam] geleverd, aldus [eiser sub 1] (zie randnummer 42 dagvaarding). Hij doet daarbij een beroep op artikel 7:5 lid 4 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) en stelt dat de regels van het consumentenrecht boven de regels van aanneming van werk gaan.
3.2.
[handelsnaam] stelt dat er tussen partijen sprake is van aanneming van werk en niet (mede) van een consumentenkoop. [handelsnaam] betwist de door [eiser sub 1] gestelde bevoegdheid van de kantonrechter niet.
3.3.
De kantonrechter moet (ambtshalve) toetsen of zij deze zaak kan behandelen en beslissen. Op grond van artikel 93 sub c Rv worden geschillen met betrekking tot een consumentenkoop door de kantonrechter behandeld, ongeacht het beloop of de waarde van de vordering. De vraag is of de overeenkomst tussen [eiser sub 1] en [handelsnaam] (al dan niet mede) als een consumentenkoop moet worden gekwalificeerd, zoals [eiser sub 1] met een beroep op artikel 7:5 lid 4 BW stelt. Dat is naar het oordeel van de kantonrechter niet het geval.
3.4.
Artikel 7:5 lid 4 BW regelt de samenloop van aanneming van werk (artikel 7:750 e.v. BW) en koop van een roerende zaak. In artikel 7:5 lid 4 BW staat dat als een te leveren roerende zaak nog tot stand moet worden gebracht en de overeenkomst op grond waarvan deze zaak moet worden geleverd voldoet aan de omschrijving van artikel 7:750 BW, de overeenkomst mede als een consumentenkoop aangemerkt moet worden wanneer er sprake is van een overeenkomst tussen een aannemer die handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf en (kort gezegd) een consument. Volgens dit artikel zijn de bepalingen van consumentenkoop en aanneming van werk naast elkaar van toepassing, maar bij tegenstrijdigheid tussen die de bepalingen, gaan de regels van consumentenkoop voor. Of een overeenkomst binnen het bereik van artikel 7:5 lid 4 BW valt, hangt af van de concrete omstandigheden van het geval.
3.5.
De overeenkomst tussen [eiser sub 1] en [handelsnaam] betreft, zoals [eiser sub 1] zelf in de inleidende dagvaarding heeft gesteld, werkzaamheden ten behoeve van een aanbouw van een keuken aan een bestaande woning. Het enkele feit dat voor die aanbouw ook de daarvoor benodigde materialen geleverd zijn, is onvoldoende om deze overeenkomst onder het bereik van artikel 7:5 lid 4 BW te brengen. Voor de toepassing van dat artikel is vereist dat de overeenkomst betrekking heeft op een voor de consument individueel of op maat te maken (roerend) goed, maar [eiser sub 1] heeft niets gesteld waaruit blijkt dat daarvan sprake is. Daarom wordt aangenomen dat de “verschillende materialen” waarover [eiser sub 1] het heeft, in de aanbouw zijn verwerkt en onderdeel zijn gaan uitmaken van de onroerende zaak (de woning van [eiser sub 1] ). Dit brengt mee dat de overeenkomst als aanneming van werk en niet mede als consumentenkoop moet worden beschouwd.
3.6.
Omdat de vordering van [eiser sub 1] meer bedraagt dan € 25.000,00 en dit geen zaak betreft volgens artikel 93 sub c Rv, behoort de zaak naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter door de handelskamer van deze rechtbank te worden behandeld en beslist. De kantonrechter is daarom van plan om deze zaak met inachtneming van artikel 71 lid 1 Rv en in de stand waarin de zaak zich bevindt (de zaak staat voor vonnis), te verwijzen naar de handelskamer. Dit betreft het gehele geschil, dus inclusief de reconventie. De behandelend kantonrechter zal in dat geval optreden als handelsrechter en vonnis wijzen. Voordat de kantonrechter definitief beslist om tot verwijzing naar de handelskamer over te gaan, worden partijen in de gelegenheid gesteld zich over dit voornemen uit te laten. De zaak wordt daarom verwezen naar de rol.
3.7.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
verwijst de zaak naar de rolzitting van
woensdag 17 mei 2023 om 11:00 uurvoor het nemen van een akte uitlating verwijzing, als bedoeld onder rechtsoverweging 3.6., door zowel [eiser sub 1] als [handelsnaam] ,
4.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.M. Staal en in het openbaar uitgesproken op 19 april 2023.