Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 april 2023 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
[voormalig werkgever], de voormalige werkgever (gemachtigde: mr. M.R. Meulenberg-ten Hoor).
Rechtbank Midden-Nederland
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 18 april 2023, wordt het beroep van eiser tegen de beslissing van het Uwv behandeld. Eiser, die in 2019 door ziekte uitviel, had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering. Het Uwv kende hem een loongerelateerde WGA-uitkering toe, maar legde geen loonsanctie op aan de werkgever. Eiser was het hier niet mee eens en stelde dat er wel een loonsanctie opgelegd had moeten worden, omdat er volgens hem sprake was van onvoldoende re-integratie-inspanningen door de werkgever.
De rechtbank beoordeelt of het Uwv terecht heeft geoordeeld dat er geen loonsanctie opgelegd hoefde te worden. Eiser had geen toestemming gegeven voor het delen van zijn medische gegevens, waardoor de rechtbank geen medische informatie kon vermelden. De rechtbank stelt vast dat het Uwv op basis van de medische beoordeling van de verzekeringsartsen heeft geconcludeerd dat eiser per einde wachttijd geen benutbare mogelijkheden had. Dit oordeel is door de rechtbank als zorgvuldig en juist beoordeeld, mede omdat eiser geen medische onderbouwing heeft gepresenteerd die zijn standpunt ondersteunt.
De rechtbank concludeert dat het Uwv terecht geen loonsanctie heeft opgelegd, omdat er op medische gronden sprake was van geen benutbare mogelijkheden. Eiser krijgt geen gelijk in zijn beroep, en de rechtbank ziet geen aanleiding om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van eiser. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.