ECLI:NL:RBMNE:2023:1852

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
20 april 2023
Zaaknummer
10033291 AC EXPL 22-1868
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vervangende schadevergoeding na tekortkoming in de nakoming van een overeenkomst tot levering en plaatsing van een keuken en badkamer

In deze zaak vordert eiseres, [eiseres sub 1], vervangende schadevergoeding van [handelsnaam], de gedaagde partij, wegens tekortkomingen in de nakoming van een overeenkomst voor de levering en plaatsing van een keuken en badkamer. De overeenkomst werd gesloten in juli 2021, waarna de werkzaamheden op 22 november 2021 van start gingen. Eiseres heeft verschillende klachten geuit over de verrichte werkzaamheden en heeft [handelsnaam] op 28 december 2021 een ingebrekestelling gestuurd. Eiseres stelt dat [handelsnaam] in verzuim verkeert omdat de werkzaamheden niet tijdig zijn afgerond, terwijl [handelsnaam] betwist dat er een fatale termijn was afgesproken.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen fatale termijn was afgesproken en dat [handelsnaam] niet in verzuim is geraakt. Eiseres heeft de gedaagde partij niet de kans geboden om de gebreken te herstellen, waardoor zij zelf in schuldeisersverzuim is geraakt. De vorderingen van eiseres tot vervangende schadevergoeding, uitvoering van herstelwerkzaamheden, en vergoeding van verblijf- en reiskosten zijn afgewezen. Eiseres is veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van [handelsnaam] zijn vastgesteld op € 792,00.

De uitspraak is gedaan door de kantonrechter op 26 april 2023, waarbij de rechter oordeelt dat de vorderingen van eiseres niet toewijsbaar zijn, omdat [handelsnaam] niet in verzuim is geraakt en eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar claims.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 10033291 \ AC EXPL 22-1868
Vonnis van 26 april 2023
in de zaak van

1.[eiseres sub 1] ,

2.
[eiseres sub 2],
beiden wonende te [woonplaats 1] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eiseres sub 1] ,
gemachtigde: N. Ozdemir-Yesil (DAS),
tegen
1.
DE VENNOOTSCHAP ONDER FIRMA [gedaagde sub 1] , T.H.O.D.N. [handelsnaam],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2] , VENNOOT VAN GEDAAGDE SUB 1,
3.
[gedaagde sub 3] , VENNOOT VAN GEDAAGDE SUB 1,
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [handelsnaam] ,
gemachtigde: mr. P.M. Jacometti.

1.De procedure

1.1.
[eiseres sub 1] heeft op 29 juli 2022 een dagvaarding met producties aan [handelsnaam] laten betekenen en bij de rechtbank ingediend
1.2.
[handelsnaam] heeft de kantonrechter bij brief van 19 oktober 2022 laten weten dat de heer [gedaagde sub 2] is komen te overlijden. Zij heeft op basis van artikel 225 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering verzocht om een tijdelijke schorsing van het geding.
1.3.
[eiseres sub 1] heeft bij akte van 23 november 2022 hiertegen bezwaar gemaakt. Zij heeft als reden hiervoor gegeven dat de vennootschap onder firma nog steeds bestaat en de beide vennoten zijn gedagvaard en hoofdelijk aansprakelijk zijn.
1.4.
De kantonrechter heeft hierop bepaald dat de procedure op 11 januari 2023 moet worden hervat door middel van een conclusie van antwoord van [handelsnaam] . De procedure tegen de inmiddels overleden heer [gedaagde sub 2] is daarmee voortgezet op zijn naam.
1.5.
[handelsnaam] heeft op die roldatum een conclusie van antwoord met producties ingediend.
1.6.
Op 11 april 2023 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waar mevrouw [eiseres sub 1] en mevrouw [eiseres sub 2] zijn verschenen met hun gemachtigde mr. N. Ozdemir-Yesil. [handelsnaam] heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde mr. P.M. Jacometti. Partijen hebben hun standpunten toegelicht, waarbij mr. N. Ozdemir-Yesil gebruik heeft gemaakt van pleitaantekeningen. Partijen hebben op elkaars standpunten kunnen reageren en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat is besproken. Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter bepaald dat in deze zaak uitspraak wordt gedaan.

2.De feiten

2.1.
[eiseres sub 1] heeft met [handelsnaam] omstreeks juli 2021 een overeenkomst gesloten voor levering en plaatsing van een badkamer en een keuken.
2.2.
[handelsnaam] is op 22 november 2021 met de werkzaamheden gestart. Tijdens de uitvoering heeft [eiseres sub 1] bij [handelsnaam] verschillende klachten geuit over een aantal van de verrichte werkzaamheden.
2.3.
[eiseres sub 1] heeft [handelsnaam] op 28 december 2021 per e-mail een ingebrekestelling gestuurd. Zij heeft een afschrift van deze ingebrekestelling op 2 januari 2022 bij aangetekende brief verzonden. [eiseres sub 1] heeft [handelsnaam] hierin een termijn van zeven dagen gegeven om de tekortkomingen te herstellen.
2.4.
Op 3 of 4 januari 2022 is een medewerker van [handelsnaam] bij [eiseres sub 1] langs geweest om te kijken welke herstelwerkzaamheden nog moesten worden verricht. Naar aanleiding van dit bezoek heeft [handelsnaam] bij e-mail van 7 januari 2022 de punten genoemd die nog openstonden. Zij heeft toegezegd dat zij een afspraak zou inplannen voor herstelwerkzaamheden in de badkamer en dat ook een afspraak zou worden gemaakt om de keuken af te ronden als de artikelen voor de keuken binnen waren en [eiseres sub 1] een nog openstaand bedrag zou hebben voldaan.
2.5.
[eiseres sub 1] heeft [handelsnaam] bij e-mail van dezelfde dag laten weten dat het bericht van [handelsnaam] te laat is en dat de communicatie via haar advocaat gaat.
2.6.
De gemachtigde van [eiseres sub 1] heeft [handelsnaam] bij brief van eveneens 7 januari 2022 meegedeeld dat [handelsnaam] de gebreken niet binnen de gestelde termijn heeft hersteld en hierdoor in verzuim verkeert. [eiseres sub 1] maakt geen aanspraak meer op nakoming, maar op een vervangende schadevergoeding.
2.7.
[handelsnaam] heeft bij e-mail van 11 januari 2022 nog eens herhaald dat zij bereid is herstelwerkzaamheden uit te voeren. [eiseres sub 1] heeft dit aanbod echter geweigerd.
2.8.
[eiseres sub 1] heeft de heer [A] (hierna: [A] ) van [onderneming] opdracht gegeven de klachten te beoordelen en de herstelkosten in kaart te brengen. [onderneming] heeft op 14 februari 2022 een rapport uitgebracht. Hij heeft geconcludeerd dat een aantal van de klachten van [eiseres sub 1] gegrond zijn en begroot de herstelkosten op in totaal € 7.740,-- inclusief btw.
2.9.
[eiseres sub 1] heeft [handelsnaam] bij brief van 4 mei 2022 verzocht de door [A] begrote herstelkosten en een aantal andere schadeposten te vergoeden. [handelsnaam] heeft dit echter niet gedaan.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres sub 1] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
primair[handelsnaam] te veroordelen om aan [eiseres sub 1] te betalen:
1. vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 januari 2022;
2. € 2.906,85 aan verblijfkosten;
subsidiair[handelsnaam] te veroordelen om:
3. binnen twee weken na dit vonnis de herstelwerkzaamheden uit te voeren, op straffe van een dwangsom;
4. € 1.372,50 aan verblijfkosten aan [eiseres sub 1] te betalen;
zowel primair als subsidiair[handelsnaam] te veroordelen om aan [eiseres sub 1] te betalen:
5. € 882,20 aan buitengerechtelijke kosten;
6. € 177,84 aan gemaakte reiskosten;
7. € 1.374,56 aan expertisekosten;
8. de kosten van deze procedure, vermeerderd met wettelijke rente, en de nakosten.
3.2.
[eiseres sub 1] legt aan haar vordering ten grondslag dat [handelsnaam] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst die partijen hebben gesloten. [eiseres sub 1] maakt op grond van artikel 6:87 BW geen aanspraak meer op nakoming maar op vervangende schadevergoeding.
3.3.
[handelsnaam] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres sub 1] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiseres sub 1] in de kosten van deze procedure, vermeerderd met wettelijke rente.

4.De beoordeling

toetsingskader
4.1.
[eiseres sub 1] vordert op grond van artikel 6:87 BW vervangende schadevergoeding. In het eerste lid van dit artikel is bepaald dat, voor zover nakoming niet blijvend onmogelijk is, de verbintenis wordt omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding wanneer de schuldenaar in verzuim is en de schuldeiser hem schriftelijk meedeelt dat hij schadevergoeding in plaats van nakoming vordert.
is sprake van verzuim?
4.2.
Ten tijde van de brief van de gemachtigde van [eiseres sub 1] van 7 januari 2022, waarmee aanspraak werd gemaakt op vervangende schadevergoeding, was nakoming niet blijvend onmogelijk. Voor de toepassing van dit artikel is dus nodig dat [handelsnaam] toen in verzuim was. Partijen verschillen van mening over de vraag of dit het geval is.
er is geen fatale termijn afgesproken
4.3.
[eiseres sub 1] stelt dat zij met [handelsnaam] had afgesproken dat de werkzaamheden uiterlijk op 3 januari 2022 gereed moesten zijn. Dit was de datum waarop zij zou verhuizen en deze datum is volgens [eiseres sub 1] aan te merken als een fatale termijn. Omdat de werkzaamheden op 3 januari 2022 nog niet gereed waren, was [handelsnaam] vanaf 4 januari 2022 op grond van artikel 6:83 onder a BW zonder ingebrekestelling in verzuim.
4.4.
[handelsnaam] betwist dat zij met [eiseres sub 1] heeft afgesproken dat de werkzaamheden op 3 januari 2022 moesten zijn opgeleverd en dat sprake was van een fatale termijn. Zij stelt dat zij tegenover [eiseres sub 1] alleen heeft aangegeven dat zij zich zou inspannen om de termijn van 3 januari 2022 te halen. Zij wijst erop dat dit ook afhankelijk is van het feit of alle spullen correct worden geleverd en of er geen onverwachte problemen ontstaan.
4.5.
De kantonrechter stelt vast dat in de orderbevestiging van 18 juli 2021 die [eiseres sub 1] in het geding heeft gebracht de datum 3 januari 2022 niet als uiterste opleverdatum wordt genoemd. In de bijlage bij de orderbevestiging met als titel ‘Aandachtspunten overeenkomst badkamer’ wordt er bij het kopje ‘levertijd/service’ juist voor gewaarschuwd dat het kan voorkomen dat een artikel niet op tijd wordt geleverd. Bij het kopje ‘montageweek’ wordt vermeld: ‘Wij doen ons uiterste best om de aan u gecommuniceerde planning aan te houden echter kan het voorkomen dat wij daar soms van moeten wijken.’ Dit is een aanwijzing dat juist geen uiterste opleverdatum is afgesproken. [eiseres sub 1] heeft gesteld dat zij de opleverdatum van 3 januari 2022 in juli 2021 mondeling met [handelsnaam] heeft afgesproken. [handelsnaam] heeft dit echter betwist. [eiseres sub 1] heeft haar stelling naar aanleiding van deze betwisting onvoldoende nader onderbouwd. Daarom is niet komen vast te staan dat partijen zijn overeengekomen dat de werkzaamheden op 3 januari 2022 moesten zijn opgeleverd en dat [handelsnaam] - zonder dat daarvoor een ingebrekestelling nodig was - in verzuim verkeert omdat die datum niet is gehaald.
de ingebrekestelling bevatte geen redelijke termijn voor nakoming
4.6.
[eiseres sub 1] stelt daarnaast dat [handelsnaam] in verzuim is komen te verkeren omdat zij geen gevolg heeft gegeven aan de ingebrekestelling van 28 december 2022.
4.7.
[handelsnaam] stelt dat de termijn van zeven dagen die [eiseres sub 1] in haar ingebrekestelling van 28 december 2021 heeft gesteld geen redelijke termijn was. Zij wijst erop dat op 31 december 2021, 1 januari 2022 en 2 januari 2022 (een zondag) niet is gewerkt en dat sommige producten niet of niet goed waren geleverd en daarom niet binnen de gestelde termijn konden worden gemonteerd. Daarnaast waren er werkzaamheden uitgevoerd die niet tot de opdracht behoorden en die tot schade hebben geleid die niet te voorzien was en niet onmiddellijk opgelost kon worden. [eiseres sub 1] heeft tijdens de mondelinge behandeling nog gesteld dat de ingebrekestelling al op 24 december 2021 per e-mail aan [handelsnaam] is verstuurd, maar heeft geen kopie van deze e-mail in het geding gebracht. Dat de ingebrekestelling eerder dan op 28 december 2021 is verstuurd, is daarom niet komen vast te staan.
4.8.
[handelsnaam] heeft in de eerste week van januari 2022 een medewerker bij [eiseres sub 1] langs gestuurd om duidelijkheid te krijgen over alle punten die openstonden. Zij heeft vervolgens bij e-mail van 7 januari 2022 op de openstaande punten gereageerd en duidelijk gemaakt dat zij wilde herstellen. [eiseres sub 1] heeft haar die kans echter niet geboden en verkeert volgens [handelsnaam] na 7 januari 2022 in schuldeisersverzuim. [handelsnaam] kon hierdoor zelf niet meer in verzuim raken.
4.9.
De kantonrechter deelt het standpunt van [handelsnaam] dat de gestelde termijn van zeven dagen te kort en daarmee niet redelijk was, gelet op de aard van de werkzaamheden die nog moesten worden verricht en het feit dat in die periode ook nog Oud & Nieuw viel. Daarbij wordt ook meegewogen dat uit de overgelegde correspondentie niet kan worden afgeleid dat [handelsnaam] in de periode daarvoor niet op klachten en verzoeken van [eiseres sub 1] tot herstel en afronding van de werkzaamheden heeft gereageerd. [handelsnaam] heeft voldoende voortvarend gehandeld door in de eerste week van januari 2022 een medewerker langs te sturen om de openstaande punten op te nemen en vervolgens bij e-mail van 7 januari 2022 aan te bieden herstelwerkzaamheden te verrichten. [handelsnaam] is daarom met ingang van 7 januari 2022 niet in verzuim komen te verkeren. Omdat [eiseres sub 1] vanaf 7 januari 2022 heeft geweigerd om [handelsnaam] in de gelegenheid te stellen de herstelwerkzaamheden uit te voeren, is zij per die datum zelf in schuldeisersverzuim geraakt.
afwijzing vordering tot vervangende schadevergoeding
4.10.
Dit betekent dat [eiseres sub 1] niet op grond van artikel 6:87 BW een beroep kan doen op vervangende schadevergoeding. De primaire vordering tot betaling van de door [A] begrote herstelkosten wordt daarom afgewezen.
afwijzing vordering tot uitvoering herstelwerkzaamheden
4.11.
De subsidiaire vordering om [handelsnaam] te veroordelen om binnen twee weken na dit vonnis de herstelwerkzaamheden uit te voeren wordt ook afgewezen. Deze vordering is te onbepaald, omdat [eiseres sub 1] ter zitting heeft verklaard dat zij een aantal van de gebreken inmiddels door een ander heeft laten herstellen en niet duidelijk heeft gemaakt of er nog herstelwerkzaamheden nodig zijn en zo ja, welke.
verblijf- en reiskosten
4.12.
[eiseres sub 1] vordert als gevolgschade vergoeding van verblijf- en reiskosten, omdat zij de keuken en de badkamer niet of nauwelijks heeft kunnen gebruiken en kosten heeft moeten maken voor een verblijf elders. Omdat [handelsnaam] niet in verzuim is geraakt, rust op haar ook niet de verplichting om op grond van artikel 6:74 BW de door [eiseres sub 1] geleden schade te vergoeden. [eiseres sub 1] heeft haar stelling dat zij de keuken en de badkamer niet of nauwelijks heeft kunnen gebruiken en dat zij daarom elders moest verblijven, bovendien onvoldoende onderbouwd. Dit blijkt niet uit het rapport van [A] , die juist heeft geoordeeld dat dit een eigen initiatief en een eigen inzicht van [eiseres sub 1] is geweest en dat een verblijf elders volgens hem niet nodig was geweest. Deze vordering wordt daarom afgewezen.
expertisekosten
4.13.
[eiseres sub 1] vordert verder vergoeding van de kosten van inschakeling van [A] op grond van artikel 6:96 lid 2 onder b BW. Op [handelsnaam] rust echter geen verplichting de door [eiseres sub 1] geleden schade te vergoeden en - in het verlengde daarvan - ook niet de redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid. Deze vordering wordt dan ook afgewezen.
buitengerechtelijke kosten
4.14.
Hetzelfde geldt voor de gevorderde buitengerechtelijke kosten. [handelsnaam] hoeft deze kosten niet te vergoeden omdat zij tegenover [eiseres sub 1] geen verplichting tot het betalen van schadevergoeding heeft. Ook deze vordering wordt daarom afgewezen.
kosten
4.15.
[eiseres sub 1] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [handelsnaam] vastgesteld op € 792,00 (2 punten x € 396,00) voor salaris gemachtigde.
4.16.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals in de beslissing is bepaald.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiseres sub 1] af;
5.2.
veroordeelt [eiseres sub 1] in de proceskosten, aan de zijde van [handelsnaam] tot dit vonnis vastgesteld op € 792,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L. Rijnbout en in het openbaar uitgesproken op 26 april 2023.