ECLI:NL:RBMNE:2023:1848

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 april 2023
Publicatiedatum
20 april 2023
Zaaknummer
C/16/554412 / KG ZA 23-158
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over nakoming zorgregeling tussen ouders van minderjarige

In deze zaak, die op 20 april 2023 door de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om een kort geding waarin de vader van een minderjarige kind de moeder vordert om haar medewerking te verlenen aan de zorgregeling die eerder is vastgesteld. De ouders hebben gezamenlijk gezag over hun kind, dat in 2018 is geboren. De vader heeft de moeder verzocht om de zorgregeling na te komen, die inhoudt dat hij het kind eens in de veertien dagen op vrijdag uit school haalt en het op maandagochtend weer naar school brengt. De moeder heeft echter de zorgregeling eenzijdig opgeschort, wat aanleiding geeft tot deze rechtszaak.

Tijdens de mondelinge behandeling op 5 april 2023 zijn beide partijen met hun advocaten aanwezig geweest. De rechter heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is, omdat de moeder de zorgregeling zonder geldige redenen heeft opgeschort. De rechter heeft geoordeeld dat de zorgregeling onmiddellijk moet worden hervat, aangezien een overeengekomen zorgregeling nagekomen moet worden totdat er andere afspraken zijn gemaakt of een rechter anders beslist. De rechter heeft de moeder veroordeeld om haar volledige medewerking te verlenen aan de zorgregeling, die in de regel in [woonplaats 2] zal plaatsvinden, zolang de vader zijn adres niet aan de moeder geeft.

De rechter heeft ook benadrukt dat ouderschapsbemiddeling in het belang van het kind noodzakelijk is, maar kan partijen hier niet toe verplichten. De vader heeft aangegeven niet te willen meewerken aan bemiddeling totdat er rust is. De rechter heeft geen dwangsom opgelegd, omdat partijen tijdens de mondelinge behandeling in staat zijn gebleken om afspraken te maken. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten moet dragen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Familierecht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/554412 / KG ZA 23-158
Vonnis in kort geding van 20 april 2023
in de zaak van
[de vader], de vader,
wonende op een onbekend adres in Nederland,
,eisende partij,
advocaat: mr. C.A.Th. Philipsen te Utrecht,
tegen
[de moeder], de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
gedaagde partij,
advocaat: mr. B. Stelling te Almere.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met bijlagen van 28 maart 2023;
- de conclusie van antwoord met bijlagen van 31 maart 2023;
- de brief van 4 april 2023 van de moeder met bijlagen;
- de mondelinge behandeling op 5 april 2023.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling waren partijen met hun advocaten aanwezig.

2.De voorgeschiedenis

2.1.
Partijen zijn de ouders van:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2018 in [geboorteplaats] .
2.2.
Zij hebben samen het gezag over [minderjarige] . Dat betekent dat zij samen de belangrijke beslissingen over [minderjarige] nemen.
2.3.
Bij beschikking van 14 november 2022 heeft de rechtbank de volgende voorlopige zorgregeling vastgesteld:
- [minderjarige] is eens in de veertien dagen van vrijdag 17.00 uur tot zondag 18.30 uur bij de vader in [woonplaats 2] , waarbij de vader haar op vrijdag bij het kinderdagverblijf ophaalt en de moeder haar op zondag bij de vader ophaalt.
De verdere beslissing over de zorgregeling is aangehouden tot 14 mei 2023 in afwachting van de uitkomst van mediation of ouderschapsbemiddeling.
2.4.
Partijen zijn vervolgens overeengekomen dat de vader [minderjarige] eens per twee weken op vrijdag uit school haalt en haar maandagochtend weer naar school brengt.
2.5.
Bij vonnis in kort geding van 9 maart 2023 heeft de voorzieningenrechter – voor zover hier van belang – aan de vader vervangende toestemming verleend om met [minderjarige] naar Vlaanderen te gaan gedurende de dagen dat hij volgens de zorgregeling de zorg heeft voor [minderjarige] .
2.6.
Op 23 maart 2023 heeft de moeder via haar advocaat aan de vader bericht dat zij de zorgregeling per direct opschort.

3.De vordering en de tegenvordering

3.1.
De vader vordert – samengevat – de moeder te veroordelen om binnen 24 uur na betekening van het vonnis haar volledige medewerking te verlenen aan de overeengekomen zorgregeling op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag of gedeelte van een dag dat de moeder in gebreke blijft na de betekening. Als dat niet wordt toegewezen vordert de vader de moeder binnen 24 uur na betekening van het vonnis haar volledige medewerking te verlenen aan de zorgregeling als bepaald in de beschikking van 14 november 2022 op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag of gedeelte van een dag dat de moeder in gebreke blijft na de betekening.
3.2.
De moeder voert verweer. Daarnaast vordert zij te bepalen dat om het weekend van vrijdagmiddag uit school tot maandagochtend naar school, dan wel als er geen school is tot maandag 14.30 uur, omgang zal plaatsvinden tussen [minderjarige] en de vader in ’ [woonplaats 2] onder de voorwaarde dat partijen in ouderschapsbemiddeling gaan.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang
4.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De rechter moet daarom eerst beoordelen of de vader ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. De rechter is van oordeel dat hiervan sprake is, omdat de moeder de zorgregeling eenzijdig heeft opgeschort.
Nakoming zorgregeling
4.2.
De rechter zal de moeder veroordelen om haar volledige medewerking te verlenen aan de zorgregeling tussen [minderjarige] en de vader, die inhoudt dat de vader [minderjarige] eens in de twee weken op vrijdag uit school haalt en haar op maandagochtend weer naar school brengt en in het geval van een studiedag op maandag om 14.30 uur bij de moeder.
4.3.
De zorgregeling tussen de vader en [minderjarige] moet naar het oordeel van de rechter onmiddellijk worden hervat. Uitgangspunt is namelijk dat een overeengekomen zorgregeling moet worden nagekomen totdat partijen samen andere afspraken maken of een rechter anders beslist. De moeder heeft op eigen houtje én zonder geldige redenen de zorgregeling opgeschort.
4.4.
Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling afgesproken dat de vader [minderjarige] in verband met het paasweekend op 6 april uit school haalt en dat hij haar op zondag om 19.00 uur bij de moeder terugbrengt. Daarnaast hebben zij afspraken gemaakt over de regeling als er een studiedag op maandag valt en zijn zij overeengekomen dat de vakanties en feestdagen in onderling overleg worden verdeeld.
Zolang de vader zijn adres niet geeft, vindt de zorgregeling in de regel in [woonplaats 2] plaats
4.5.
De rechter zal beslissen dat de omgang in de regel in [woonplaats 2] plaatsvindt zolang de vader zijn adres niet aan de moeder geeft. Uit het gezamenlijk gezag vloeit naar het oordeel van de rechter voort dat ouders elkaar moeten informeren waar het kind normaal gesproken met de andere ouder verblijft. Onder bijzondere omstandigheden (denk aan ernstige veiligheidsrisico’s) kan dat anders zijn. Van dergelijke omstandigheden is niet gebleken.
4.6.
De vader heeft verklaard dat hij op dit moment ergens in de provincie Utrecht woont. Hij wil zijn adres niet aan de moeder geven omdat hij bang is voor escalaties aan de deur. De rechter overweegt dat de angst voor escalaties tussen de ouders en hun directe omgeving niet geheel uit de lucht is gegrepen, gelet op het incident tussen de vader en de partner van de moeder dat heeft plaatsgevonden. De situatie is echter niet zó ernstig dat van de vader naar het oordeel van de rechter kan worden verlangd dat hij het adres waar hij normaliter met [minderjarige] verblijft met de moeder deelt. De rechter kan zich bovendien voorstellen dat het belastend is voor [minderjarige] om de plek waar zij met de vader verblijft voor de moeder geheim te moeten houden, zoals de moeder terecht aanvoert. De rechter heeft dit ook zo aan de vader voorgehouden. De vader heeft vervolgens verklaard er dan de voorkeur aan te geven om de omgang te laten plaatsvinden op het bij de moeder bekende adres in [woonplaats 3] en niet op zijn eigen adres.
4.7.
Het feit dat de omgang in de regel in [woonplaats 2] moet plaatsvinden betekent dat [minderjarige] voornamelijk verblijft en slaapt in [woonplaats 2] , maar dat betekent uiteraard niet dat de vader de moeder steeds moet informeren waar hij met [minderjarige] naartoe gaat. Het staat de vader gelet op het vonnis van 9 maart 2023 bovendien vrij om samen met [minderjarige] zijn nieuwe partner en/of haar familie te bezoeken in Vlaanderen.
Ouderschapsbemiddeling
4.8.
De rechter kan partijen niet verplichten om in ouderschapsbemiddeling te gaan, maar hij wil wel benadrukken dat hij het in het belang van [minderjarige] nodig vindt dat partijen dit binnenkort gaan doen. De vader wil op dit moment niet meewerken aan ouderschapsbemiddeling, omdat hij wil dat er eerst rust komt. De afgelopen periode lijkt de verstandhouding tussen partijen eerder te verslechteren dan dat er meer rust is gekomen. De rechter wijst in dat verband op de procedures die elkaar opvolgen, eerdergenoemde incident in het bijzijn van [minderjarige] en de zorgmelding van het Buurtteam bij Veilig Thuis. Juist ouderschapsbemiddeling kan partijen helpen in het belang van [minderjarige] de rust te bewaren en te zorgen dat situatie niet verder uit de hand loopt. Andersom kan wachten op rust voordat aan ouderschapsbemiddeling wordt begonnen, wel eens heel lang duren en dat is niet in het belang van [minderjarige] .
Geen dwangsom
4.9.
Een dwangsom acht de rechter niet nodig omdat het partijen tijdens de mondelinge behandeling is gelukt om samen afspraken te maken. De rechter vertrouwt erop dat partijen de gemaakte afspraken zullen nakomen.
De proceskosten
4.10.
De proceskosten worden gecompenseerd. Dat betekent dat ieder de eigen proceskosten moet betalen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt de moeder om haar volledige medewerking te verlenen aan de zorgregeling tussen [minderjarige] en de vader, die inhoudt dat de vader [minderjarige] eens in de twee weken op vrijdag uit school haalt en haar op maandagochtend weer naar school brengt en in het geval van een studiedag op maandag om 14.30 uur bij de moeder, welke zorgregeling zolang de vader zijn adres niet aan de moeder geeft in de regel zal plaatsvinden in [woonplaats 2] ,
5.2.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door M.W.J. van Elsdingen en in het openbaar uitgesproken op
20 april 2023.