In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 31 maart 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een persoonsgebonden budget (pgb). Eiser, die bezwaar had gemaakt tegen het primaire besluit van Zilveren Kruis Zorgkantoor, stelde dat zijn bezwaar te laat was ingediend vanwege een samenloop van persoonlijke omstandigheden, waaronder ziekenhuisopnames van zijn dochter, zijn eigen medische klachten, de covid-pandemie en een bedrijfsbeëindiging. Eiser was van mening dat hij op basis van telefonische informatie dacht dat het pgb-budget voor 2020 weer 'geopend' kon worden, waardoor hij niet snel reageerde op het primaire besluit.
De rechtbank oordeelde dat het bezwaar inderdaad te laat was ingediend en dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. Eiser had niet aannemelijk gemaakt dat zijn omstandigheden zodanig waren dat hij niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. De rechtbank wees erop dat eiser pro forma bezwaar had kunnen indienen of hulp van derden had kunnen inschakelen. Bovendien werd vastgesteld dat het bestreden besluit een motiveringsgebrek vertoonde, omdat verweerder niet op alle bezwaargronden was ingegaan. Echter, de rechtbank concludeerde dat dit gebrek niet leidde tot benadeling van eiser.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond en bevestigde het bestreden besluit. Wel werd verweerder opgedragen om het door eiser betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.