ECLI:NL:RBMNE:2023:1829
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep in bestuursrechtelijke zaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 31 maart 2023 uitspraak gedaan over een verzoek van de verzoeker om vergoeding van proceskosten na de intrekking van zijn beroep. De verzoeker had eerder bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, dat op 13 december 2021 was genomen. Dit besluit hield in dat de gemeente de verstrekte Tozo-uitkeringen terugvorderde, met een totaalbedrag van € 18.786,20. Na een zitting op 13 december 2022, waarbij de verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren, heeft de rechtbank het onderzoek aangehouden om de verzoeker de kans te geven een bijstandsaanvraag in te dienen. Op 19 december 2022 heeft de verzoeker deze aanvraag ingediend, waarop de gemeente op 22 februari 2023 bijstand heeft verleend in de vorm van een lening, met terugwerkende kracht vanaf 1 maart 2020.
Naar aanleiding van deze bijstandsverlening heeft de verzoeker op 1 maart 2023 zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding beoordeeld op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a van de Awb, omdat de bijstandsverlening losstond van het bestreden besluit over de terugvordering van de Tozo-uitkeringen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding was om de proceskosten te vergoeden, en heeft het verzoek van de verzoeker afgewezen.