ECLI:NL:RBMNE:2023:1829

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 maart 2023
Publicatiedatum
19 april 2023
Zaaknummer
UTR 22/4642
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 31 maart 2023 uitspraak gedaan over een verzoek van de verzoeker om vergoeding van proceskosten na de intrekking van zijn beroep. De verzoeker had eerder bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, dat op 13 december 2021 was genomen. Dit besluit hield in dat de gemeente de verstrekte Tozo-uitkeringen terugvorderde, met een totaalbedrag van € 18.786,20. Na een zitting op 13 december 2022, waarbij de verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren, heeft de rechtbank het onderzoek aangehouden om de verzoeker de kans te geven een bijstandsaanvraag in te dienen. Op 19 december 2022 heeft de verzoeker deze aanvraag ingediend, waarop de gemeente op 22 februari 2023 bijstand heeft verleend in de vorm van een lening, met terugwerkende kracht vanaf 1 maart 2020.

Naar aanleiding van deze bijstandsverlening heeft de verzoeker op 1 maart 2023 zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding beoordeeld op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a van de Awb, omdat de bijstandsverlening losstond van het bestreden besluit over de terugvordering van de Tozo-uitkeringen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding was om de proceskosten te vergoeden, en heeft het verzoek van de verzoeker afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/4642

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 maart 2023 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. H. Sala),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigde: E.H. Siemeling).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder heeft op 8 maart 2023 gereageerd op dit verzoek.

Inleiding

Verweerder heeft in het besluit van 13 december 2021 (het primaire besluit) besloten de verstrekte Tozo-uitkeringen (Tozo-1, Tozo-2, Tozo-3, Tozo-4 en Tozo-5) terug te vorderen van eiser. Verweerder vordert een bedrag van € 18.786,20 terug.
Met het bestreden besluit van 15 augustus 2022 op het bezwaar van eiser is verweerder bij dat besluit gebleven.
De rechtbank heeft het beroep op 13 december 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting aangehouden, om eiser in de gelegenheid te stellen een bijstandsaanvraag in te dienen en verweerder de gelegenheid te geven daarop te beslissen.
Eiser heeft op 19 december 2022 een aanvraag om bijstand gedaan. Bij besluit van 22 februari 2023 heeft verweerder vanaf 1 maart 2020 bijstand verleend in de vorm van een lening.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker bij brief van 1 maart 2023 het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek en aangegeven dat hij geen proceskosten aan verzoeker wil betalen. Volgens verweerder is het bestreden besluit niet onjuist noch onrechtmatig. Dat eiser het beroep intrekt naar aanleiding van het besluit van 22 februari 2023 maakt dat niet anders. Verweerder is eiser hiermee aanzienlijk tegemoet gekomen, nu de bijstand met terugwerkende kracht over de Tozo-periode is toegekend.
4. De rechtbank geeft verweerder gelijk. De rechtbank stelt vast dat eiser het beroep heeft ingetrokken, nadat verweerder bij besluit van 22 februari 2023 met terugwerkende kracht bijstand heeft toegekend over de periode vanaf 1 maart 2020. Maar van tegemoetkomen als bedoeld in artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb is hier geen sprake. Het besluit van 22 februari 2023 staat immers geheel los van het bestreden besluit, waarbij ten onrechte verstrekte Tozo-uitkering is teruggevorderd van eiser. Voor een toekenning van proceskosten en griffierecht bestaat daarom geen aanleiding. Verweerder hoeft de proceskosten van verzoeker dus niet te betalen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. K.S. Smits, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 31 maart 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.