ECLI:NL:RBMNE:2023:1828

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
19 april 2023
Zaaknummer
16/044076-21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot opzettelijke brandstichting met een jerrycan gevuld met motorolie tijdens protestactie tegen avondklok

Op 19 april 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 23 januari 2021 in Urk een jerrycan gevuld met motorolie richting een GGD-teststraat heeft gegooid. Dit gebeurde tijdens een protestactie tegen de avondklok, een coronamaatregel. De verdachte werd beschuldigd van poging tot opzettelijke brandstichting, waarbij gemeen gevaar voor goederen te duchten was. Tijdens de terechtzitting op 5 april 2023 heeft de officier van justitie, mr. A. Drogt, gevorderd om de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. J.M.M. Pater, pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte geen brand had gesticht en dat er geen opzet was.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk de jerrycan met motorolie in de richting van open vuur had gegooid, wat gemeen gevaar voor goederen met zich meebracht. De rechtbank achtte het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, maar sprak de verdachte vrij van het subsidiair tenlastegelegde. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van het feit. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren werd verricht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/044076-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 19 april 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1999] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 april 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Drogt en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J.M.M. Pater, advocaat te Emmeloord, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
primair
op 23 januari 2021 in Urk heeft geprobeerd om opzettelijk brand te stichten in een jerrycan (gevuld met motorolie) en die jerrycan in de richting van open vuur (in/bij een teststraat/testlocatie van de GGD) heeft gegooid, waardoor gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
subsidiair
op 23 januari 2021 in Urk ter voorbereiding van dit feit een jerrycan (gevuld met motorolie) bestemd tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit voor zowel het primair als subsidiair tenlastegelegde. Verdachte heeft geen brand gesticht of een ontploffing teweeg gebracht. Ook het opzet hierop ontbreekt. Tevens is er volgens de raadsvrouw geen sprake van een voorbereiding van brandstichting. Immers was de brand in de GGD teststraat reeds gaande. Verdachte heeft de jerrycan in een impuls richting het vuur gegooid en deze is nadien met de dop erop en intact teruggevonden. De suggestie die op pagina 3110 van het dossier wordt gewekt, dat er een verband zou zijn tussen het feit dat verdachte in de buurt van de GGD teststraat is geweest en dat er een vlam hoog boven de hekken uitslaat, is daarom onjuist. Bovendien had er geen brand ontstoken kunnen worden met de geringe hoeveelheid motorolie die in de jerrycan zat. Aangezien verdachte niet uit huis is gegaan met een minimale hoeveelheid olie om in de teststraat van de GGD brand te stichten, kan ook het subsidiair tenlastegelegde volgens de raadsvrouw niet wettig en overtuigend worden bewezen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Verdachte heeft op de
terechtzitting van 5 april 2023onder meer de volgende verklaring afgelegd, zakelijk weergegeven:
Ik heb op 23 januari 2021 in Urk een jerrycan, die gevuld was met motorolie, bovenhands over het hek gegooid richting de teststraat van de GGD. De jerrycan was van mij. Er zat één meter tussen het hek en de porto cabins van de GGD. Ik was bekend met het gevaar dat door mijn handeling had kunnen ontstaan. De kans dat de jerrycan in de brand terecht zou komen, was groot. Ik was mij bewust van die kans.
Uit het
proces-verbaal van bevindingenvan 27 januari 2021 volgt dat verbalisant [verbalisant 1] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft geverbaliseerd:
Op 23 januari 2021 reed ik in de richting van de Burgemeester J. Schipperskade. Omstreeks 21:30 uur reden wij het haventerrein op en de sfeer was toen zo dat het vol stond van de voertuigen op het haventerrein. Niet veel later zien wij dat er rook bij de GGD-teststraat vandaan komt en kort daarna zien wij de vlammen eruit komen tot een uitslaande brand. [2]
Uit het
proces-verbaal van bevindingenvan 26 februari 2021 volgt dat verbalisant [verbalisant 2] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft geverbaliseerd:
Om motorolie te laten ontbranden moet de ontbrandingstemperatuur van dit product
bereikt worden. Simpel gezegd gaat de motorolie bij een bepaalde temperatuur van een vloeistofvorm over naar een gasvorm. Hoe hoger de temperatuur hoe sneller dit proces zal verlopen. Deze gasvorm zal als het de juiste temperatuur bereikt ontbranden. Voor motorolie geld dat de ontbrandingstemperatuur ongeveer op 200 graden Celsius ligt.
In onderhevige casus stond de GGD teststraat reeds in brand. De temperatuur bij een gemiddelde brand ligt tussen de 800 en 1000 graden Celsius. Dit is ruim boven de benodigde temperatuur om motorolie te laten ontbranden. Als de jerrycan met motorolie daadwerkelijk in de brand terecht was gekomen dan was de jerrycan zeer snel gesmolten en de inhoud tot ontbranding gekomen. Daar het een aardolieproduct betreft zal deze direct bijdragen aan de brand en ervoor zorgen dat de brand nog intenser wordt. Hierdoor ontstaat de kans dat de brand zich sneller uit kan breiden met als gevolg een grotere gevaarzetting. [3]

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 23 januari 2021 te Urk ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om
opzettelijk brand te stichten in een jerrycan gevuld met motorolie, met dat opzet die jerrycan gevuld met motorolie in de richting van open vuur in en bij een teststraat/testlocatie van de GGD heeft gegooid, en daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
primair:
poging tot opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van acht maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
Bij een bewezenverklaring heeft de raadsvrouw bepleit om verdachte een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de duur van zijn voorarrest dan wel een geldboete of een (voorwaardelijke) taakstraf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot brandstichting door een met olie gevulde jerrycan richting de GGD teststraat/-locatie te gooien, terwijl deze reeds in brand stond. Door de handeling van verdachte kon er gevaar voor goederen ontstaan. Immers is het een feit van algemene bekendheid dat olie brandbaar is en in aanraking met vuur een extra uitslaand effect heeft. Als de gevulde jerrycan in het vuur terecht was gekomen, zou dit hebben bijgedragen aan de omvang en verdere verspreiding van het vuur. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij zich van dit gevaar bewust was. De rechtbank neemt verdachte dit kwalijk, te meer nu verdachte heeft verklaard destijds onder invloed van alcohol te zijn geweest en deze actie puur uit baldadigheid tegen de avondklok te hebben uitgehaald, die destijds was ingesteld als maatregel in verband met de Covid-19-pandemie. De rechtbank overweegt ten overvloede dat verdachte zich ten tijde van het feit op straat bevond, terwijl de avondklok reeds was ingegaan, en ook meedeed aan de protesten op Urk. Ook deze omstandigheden dragen bij aan de ernst van het feit.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het justitieel documentatieregister betreffende verdachte van 23 februari 2023. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld.. Ter terechtzitting van 5 april 2023 heeft verdachte over zijn persoonlijke omstandigheden verklaard dat hij nog bij zijn ouders woont en een vaste aanstelling heeft als meewerkend voorman bij [bedrijf] . Hij kan rondkomen van zijn inkomen en heeft geen schulden.
De op te leggen straf
De rechtbank stelt voorop dat brandstichting in het algemeen, vanwege het gevaar voor goederen en personen, veelal met gevangenisstraffen wordt bestraft. De eis van de officier van justitie is in zoverre dan ook voorstelbaar. De rechtbank stelt echter vast dat verdachte de gevulde jerrycan pas over het hek heeft gegooid, nadat de porto cabins al in brand stonden. Verdachte heeft geen aandeel gehad in het ontstaan van de brand en zijn rol kan dan ook niet aan die van de brandstichters gelijk worden gesteld. Verdachte heeft de kans op de koop toe genomen dat de brand door zijn toedoen verder zou uitbreiden, maar vaststaat dat het door toeval tot een poging daartoe is gebleven. Om die reden zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een taakstraf. De rechtbank ziet geen meerwaarde in het opleggen van een voorwaardelijke straf, nu verdachte sinds 23 januari 2021 niet opnieuw met politie of justitie in aanraking is gekomen en zijn leven overigens op orde heeft. Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 45, 63 en 157 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 180 (honderdtachtig) uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 90 (negentig) dagen hechtenis;
- bepaalt dat de
tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
verzekeringdoorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf
in minderingzal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Danel, voorzitter, mrs. A.W.M. van Hoof en L.L. Veendrick, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.R.V. Joerawan, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 april 2023.
Mr. Veendrick is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 23 januari 2021 te Urk, althans in Nederland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten in/bij een jerrycan (gevuld met motorolie), met dat opzet die jerrycan gevuld met motorolie, althans met een brandbare (vloei)stof naar/in de richting van open vuur (in/bij een teststraat/testlocatie van de GGD) heeft gegooid/gelegd, in elk geval met dat opzet open vuur in aanraking heeft gebracht
met die jerrycan gevuld met motorolie, althans met een brandbare stof, en daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 23 januari 2021 te Urk, althans in Nederland, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten brandstichting terwijl daarbij gemeen gevaar voor goederen te duchten was (artikel 157 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten en/of vervoermiddelen, te weten een jerrycan (gevuld met motorolie) bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 18 maart 2021, genummerd 2021025697 A, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 4001. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 3010 en 3011.
3.Pagina 3047.