ECLI:NL:RBMNE:2023:1818

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 april 2023
Publicatiedatum
18 april 2023
Zaaknummer
554386 KL ZA 23-83
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van uitlatingen in uitzending van BNNVARA over Iraanse handelsrelaties

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland werd behandeld, hebben eisers, [eiser sub 1] en [eiseres sub 2], een kort geding aangespannen tegen de omroep BNNVARA. De eisers, van Iraanse afkomst en woonachtig in Nederland, vorderen dat BNNVARA hen verbiedt een uitzending van het tv-programma [tv-programma] openbaar te maken, waarin zij worden genoemd in verband met beschuldigingen van sanctieontduiking. De uitzending, die plaatsvond op [datum], behandelt de situatie in Iran en de rol van Iraanse bedrijven in Nederland. Eisers stellen dat de uitlatingen in de uitzending onrechtmatig zijn, omdat deze hen in een kwaad daglicht stellen en geen steun vinden in de feiten. BNNVARA daarentegen betoogt dat de uitlatingen journalistiek verantwoord zijn en voldoende steun vinden in de feiten. De voorzieningenrechter oordeelt dat de vorderingen van eisers worden afgewezen, omdat het recht op vrijheid van meningsuiting van BNNVARA prevaleert boven het belang van eisers bij bescherming van hun eer en goede naam. De rechter concludeert dat de uitlatingen voldoende steun vinden in het feitenmateriaal en dat de journalistieke vrijheid van BNNVARA niet onrechtmatig is geschonden. Eisers worden veroordeeld in de proceskosten van BNNVARA.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
handelskamer
locatie Lelystad
Zaaknummer: C/16/554386 / KL ZA 23-83
Vonnis in kort geding van 14 april 2023
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

2.
[eiseres sub 2],
eisende partijen,
hierna afzonderlijk te noemen: [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] ,
hierna samen te noemen: [eiser c.s.] ,
advocaat: mr. M. Teunissen te Amsterdam,
tegen
OMROEPVERENIGING BNNVARA,
gevestigd te Hilversum,
gedaagde partij,
hierna te noemen: BNNVARA,
advocaat: mr. L. Oranje.

1.De procedure

1.1.
In het procesdossier zitten de volgende stukken:
- de ongedateerde dagvaarding, met 21 producties;
- de nadere producties 22 tot en met 26 van de zijde van [eiser c.s.] ;
- de conclusie van antwoord, met 48 producties.
1.2.
Op 29 maart 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden op de locatie van de rechtbank in Utrecht. Op de zitting hebben de advocaten van partijen ieder een pleitnota voorgedragen en overgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat verder is besproken. Op de zitting is vonnis bepaald op 12 april 2023. Om organisatorische redenen en door de omvang van de zaak is de vonnisdatum uitgesteld tot 14 april 2023.

2.Het geschil

Waar gaat de zaak feitelijk over?
2.1.
[eiser c.s.] zijn van Iraanse afkomst. Zij wonen inmiddels al lange tijd in Nederland. Zij hebben samen vier kinderen. [eiser sub 1] heeft een woonwinkel in [vestigingsplaats] . In het pand waarin de woonwinkel is gevestigd, heeft [eiser sub 1] in 2016 ook een Iraans handelscentrum opgericht met de naam “ [naam 1] ” (hierna: [naam 1] ). Het [naam 1] is op 9 september 2016 geopend. [eiser sub 1] wilde met het handelscentrum een bijdrage leveren aan het verbeteren van de handelsbetrekkingen tussen Iran en Nederland. Het handelscentrum heet inmiddels “ [naam 2] ”. [eiseres sub 2] is sinds 2000 advocaat. Zij is onder meer gespecialiseerd in het asielrecht.
2.2.
BNNVARA is een publieke omroep die onder meer het tv-programma [tv-programma] uitzendt. [tv-programma] is een actualiteitenprogramma dat gebruik maakt van onderzoeksjournalistiek.
2.3.
Op [2023] heeft BNNVARA een uitzending van [tv-programma] uitgezonden op televisie (hierna: de Uitzending). De titel van de Uitzending luidt: “ [titel] ”. Op de website van [tv-programma] staat onder de Uitzending het volgende vermeld:
“Al maanden is Iran het toneel van heftige protesten. Burgers gaan met gevaar voor eigen leven de straat op omdat ze niet langer willen leven onder het juk van de ayatollahs. Het regime reageert met keiharde repressie. Honderden demonstranten zijn al doodgeschoten, vele anderen verdwenen in de gevangenis. Ze lopen het risico gemarteld te worden of geëxecuteerd.
Al jaren probeert het Westen Iran te isoleren met strenge handelssancties. Maar die lijken weinig effect te hebben op de mensenrechtensituatie in het land. Het bewind zit nog altijd in het zadel en heeft manieren gevonden om sancties te ontduiken en zo toch aan geld te komen. Daarmee wordt onder meer de Revolutionaire Garde gefinancierd, de ‘bewakers van de Islamitische revolutie’, die betrokken is bij het neerslaan van de protesten. Hoe zien deze verborgen geldstromen eruit?
[tv-programma] onderzoekt het internationale netwerk van Iraanse sanctieontduiking.”
2.4.
In de Uitzending komt aan bod dat het Iraanse bewind via bedrijven in Nederland de sancties die aan Iran zijn opgelegd probeert te ontduiken. [tv-programma] onderzoekt in de Uitzending hoe dat precies in zijn werk gaat en wat de overheid daartegen doet. [eiser c.s.] en het [naam 1] maken onderdeel uit van de Uitzending. De Uitzending is nog te bekijken op de website van [tv-programma] . Daarnaast is BNNVARA voornemens om een herhaling van de Uitzending op televisie uit te zenden.
2.5.
De advocaat van [eiser c.s.] heeft BNNVARA op 21 maart 2023 gesommeerd om de Uitzending niet nogmaals uit te zenden en de Uitzending offline te halen en te houden. Aan deze sommatie heeft BNNVARA geen gehoor gegeven, in die zin dat de Uitzending niet offline is gehaald. Het uitzenden van de herhaling van de Uitzending heeft BNNVARA opgeschort in afwachting van dit vonnis.
Wat willen partijen en waarom?
2.6.
Volgens [eiser c.s.] worden in de Uitzending bepaalde uitlatingen gedaan en fragmenten getoond die op een zodanige wijze zijn ingekleed dat daardoor bij de kijkers het beeld kan (zijn) ontstaan dat ook [eiser c.s.] geldstromen hebben weggesluisd naar Iran en sancties hebben ontdoken. Daarmee zouden zij een bijdrage hebben geleverd aan de huidige misstanden in Iran. Het oproepen van dat beeld is onrechtmatig. Het vindt namelijk geen steun in de feiten. [eiser c.s.] hadden geen deel moeten uitmaken van de Uitzending. De Uitzending had ook zonder hen gemaakt kunnen worden. Daarbij was het onnodig hun namen te noemen, hun gezichten te laten zien en de woonwinkel van [eiser sub 1] in beeld te brengen. De gevolgen van de Uitzending zijn voor [eiser c.s.] en hun gezin enorm heftig. Door de Uitzending hebben zij veel negatieve reacties gekregen, hebben zij politieke kleur moeten bekennen en worden zij zelfs bedreigd.
2.7.
[eiser c.s.] vorderen daarom bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis (samengevat) BNNVARA:
(1) te verbieden de Uitzending openbaar te maken onder verbeurte van een dwangsom, en
(2) te bevelen op de homepage van [tv-programma] een rectificatietekst te plaatsen, en
(3) te veroordelen in de (volledige) proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
2.8.
BNNVARA vindt dat de vorderingen van [eiser c.s.] moeten worden afgewezen. Volgens haar raakt de Uitzending aan een ‘debate of general interest’, vinden de uitlatingen die in de Uitzending worden gedaan over [eiser c.s.] ruim voldoende steun in het beschikbare feitenmateriaal en is meer dan voldoende gelegenheid geboden voor wederhoor. Daarbij heeft zij de journalistieke vrijheid om de uitlatingen in te kleden op een wijze die zij passend acht. Het noemen van de namen draagt bij aan de zeggingskracht (en de controleerbaarheid) van een publicatie. Het feit dat de woonwinkel van [eiser sub 1] in beeld is gebracht komt voor zijn eigen rekening, omdat [eiser sub 1] besloten heeft de ruimte boven zijn woonwinkel te gebruiken voor de doeleinden van het [naam 1] . BNNVARA begrijpt dat de Uitzending negatieve publiciteit met zich heeft meegebracht maar vindt dat geen reden om in te grijpen in de persvrijheid. In de Uitzending gaat het ook niet over het privéleven van [eiser c.s.] maar over hun professionele handelen. [eiser c.s.] zijn bovendien aan te merken als publieke figuren, waardoor ze meer kritiek moeten dulden. Van onrechtmatige uitlatingen is dus geen sprake, zegt BNNVARA.

3.De beoordeling

3.1.
De rechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure zodanige kans van slagen hebben dat vooruitlopend daarop toewijzing van de vorderingen gerechtvaardigd is. Dat is hier niet het geval. Daarom zullen de vorderingen van [eiser c.s.] worden afgewezen en zal [eiser c.s.] in de proceskosten van BNNVARA worden veroordeeld. Waarom dat zo is, wordt hierna uitgelegd.
Er is sprake van een spoedeisend belang
3.2.
Bij een kort geding moet sprake zijn van een spoedeisend belang. De uitzending is nog te bekijken op de website van [tv-programma] . Daarnaast hangt de herhaling van de Uitzending in de lucht. [eiser c.s.] hebben voldoende onderbouwd dat zij en hun gezin grote gevolgen van de Uitzending ondervinden. Daarom hebben ze een spoedeisend belang bij hun vordering de Uitzending niet langer openbaar te maken en een rectificatie te verkrijgen. Het spoedeisend belang is ook niet betwist door BNNVARA.
Het juridische kader
3.3.
BNNVARA moet zich met haar journalistieke programma [tv-programma] in het openbaar kritisch, informerend, opiniërend en waarschuwend uit kunnen laten over misstanden die de samenleving raken. De rol als publieke waakhond is essentieel in een democratische samenleving. BNNVARA geniet journalistieke vrijheid bij de vervulling van haar rol. Deze vrijheid strekt verder dan de bescherming van een objectieve en ingetogen wijze van verslaglegging van feiten. [eiser c.s.] aan de andere kant hebben het belang om niet op lichtzinnige wijze te worden blootgesteld aan (ernstige) verdachtmakingen en beschuldigingen die gebaseerd zijn op onjuiste dan wel onvolledige feiten of suggesties. Er is daarom sprake van een botsing van twee fundamentele rechten. Aan de ene kant het recht van BNNVARA op vrijheid van meningsuiting (artikel 7 Grondwet en artikel 10 EVRM). Aan de andere kant het recht van [eiser c.s.] op bescherming van hun eer en goede naam (artikel 10 Grondwet en artikel 8 EVRM).
3.4.
Tussen de hiervoor genoemde twee fundamentele rechten bestaat geen rangorde. Dat wil zeggen dat ze in principe gelijkwaardig zijn. [eiser c.s.] vinden dat de vrijheid van meningsuiting van BNNVARA beperkt moet worden. Dat kan alleen als een uitlating onrechtmatig is (artikel 6:162 BW) en aan de hand van alle omstandigheden wordt bepaald dat hun grondrecht zwaarder weegt. Daarbij moet de beperking ook noodzakelijk zijn in een democratische samenleving in het belang van, onder meer, de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen (artikel 8 lid 2 EVRM) en van de goede naam of de rechten van anderen (artikel 10 lid 2 EVRM). Dit wordt ook wel de noodzakelijkheidstoets genoemd.
3.5.
Bij de toetsing die moet plaatsvinden om te komen tot het oordeel welk van de botsende grondrechten in dit geval voorrang krijgt, kunnen onder meer de volgende omstandigheden relevant zijn.
de aard van de uitlatingen,
de mate waarin de uitlatingen steun vinden in het beschikbare feitenmateriaal,
de totstandkoming en inkleding van de uitlatingen,
de ernst van de misstand die aan de kaak wordt gesteld,
de kans dat de informatie ook zonder de verweten publicatie in de publiciteit zou zijn gekomen,
de hoedanigheid en de maatschappelijke status van de persoon op wie de uitlatingen betrekking hebben,
het bereik en het gezag van het medium waarop de uitlatingen zijn gepubliceerd,
de ernst van de te verwachten gevolgen voor degene op wie de uitlatingen betrekking hebben.
Deze niet limitatieve omstandigheden wegen niet allen even zwaar. Welke omstandigheden van toepassing zijn en welk gewicht daaraan moet worden gehecht, hangt af van het concrete geval.
De aard van de uitlatingen
3.6.
[eiser c.s.] stellen in de dagvaarding dat in de Uitzending beschuldigingen zijn geuit aan hun adres, namelijk dat (er):
Connecties zijn tussen [eiser c.s.] en het Iraanse regime;
[eiser c.s.] sancties hebben overtreden/ontdoken, al dan niet in samenwerking met de Iraanse ambassade in Den Haag;
[eiser c.s.] banden hebben met voormalige functionarissen van het regime waaronder een oud-staatssecretaris;
[eiser sub 1] benoemd is door een Iraanse vicepresident dan wel door de Iraanse regering als directeur van het [naam 1] ;
Vanuit de Iraanse overheid invloed is op het [naam 1] ;
[eiser c.s.] een sluiproute hebben opgetuigd om aan onderdelen voor Iraanse oliebedrijven te komen;
[eiseres sub 2] als asieladvocaat een bedrijf beheert dat handelt namens de Iraanse overheid en dat dat opvallend is;
Het [naam 1] grondiger onderzoek had moeten doen naar de geldstromen van [onderneming 1] B.V. in verhouding tot de Revolutionaire Garde.
3.7.
Maar deze beschuldigingen zijn in de Uitzending niet zo uitgesproken. Het is dan ook niet aan de voorzieningenrechter om de (on)rechtmatigheid van deze beschuldigingen te beoordelen. Waar het om gaat, is de vraag welke concrete uitlatingen maken dat de Uitzending onrechtmatig is tegenover [eiser c.s.]
3.8.
De Uitzending duurt 40.33 minuten. In de dagvaarding heeft [eiser c.s.] per beschuldiging diverse uitlatingen benoemd die gedaan zijn gedurende de Uitzending door de verslaggever van [tv-programma] , de geraadpleegde deskundigen door [tv-programma] en de voice-over. Ook hebben [eiser c.s.] diverse beelden beschreven die te zien zijn in de Uitzending. Uit die uitlatingen en beelden zouden de beschuldigingen volgens [eiser c.s.] impliciet volgen. Van BNNVARA en de voorzieningenrechter kan, zeker in het kader van dit kort geding, niet worden verlangd dat zij alle in de dagvaarding genoemde uitlatingen individueel langslopen en op eventuele onrechtmatigheid beoordelen. Het is aan [eiser c.s.] om hun vordering op dit punt voldoende duidelijk en concreet te onderbouwen en af te bakenen. Ook omdat uitlatingen naar hun inhoud en naar hun context (dus met inachtneming van de gehele inhoud van de uitzending) moeten worden beoordeeld.
3.9.
Dit is op de mondelinge behandeling door de voorzieningenrechter aan [eiser c.s.] uitgelegd. In dat kader is aan [eiser c.s.] gevraagd te concretiseren welke uitlatingen uit de Uitzending volgens hen onrechtmatigheid opleveren. Uit de reactie van [eiser c.s.] volgt dat het hen vooral gaat om de uitlatingen waaruit afgeleid kan worden dat zij sancties hebben overtreden. [eiseres sub 2] zei daarover dat ze wil horen in dit vonnis dat zij daar niets mee te maken hebben. Vooropgesteld wordt dat niet hoeft en zal worden geoordeeld over de vraag of [eiser c.s.] in strijd gehandeld hebben met de sanctiewetgeving. De voorzieningenrechter hoeft alleen te beoordelen of BNNVARA de Uitzending heeft mogen maken en uitzenden.
3.10.
Gelet op wat op de mondelinge behandeling is besproken, zal voor die beoordeling worden gekeken naar de uitlatingen die betrekking hebben op:
(1) de diensten die [eiser c.s.] verricht hebben voor [onderneming 1] B.V., en
(2) de rol van [eiseres sub 2] als gevolmachtigde van [onderneming 1] B.V., en
(3) de onderzoeksplicht die op [eiser c.s.] rustte.
3.11.
Bij het bespreken van de uitlatingen zal gelijk worden besproken in welke mate de uitlatingen steun vinden in het beschikbare feitenmateriaal. In dat kader wordt vooropgesteld dat de lat niet zo hoog ligt dat BNNVARA de juistheid van de uitingen in de Uitzending onomstotelijk zou moeten bewijzen met vaststaande feiten. Als de media namelijk pas mogen publiceren nadat is vastgesteld dat de informatie volledig op waarheid berust, dan zou de media haar in een democratische samenleving noodzakelijke en de in de persvrijheid en vrijheid van meningsuiting gegrondveste taak niet meer kunnen vervullen. Genoeg is daarom dat de uitlatingen voldoende steun vinden in de feiten.
3.12.
Voordat aan het bespreken van de uitlatingen wordt toegekomen, wordt eerst nog een opmerking gemaakt over de anonieme bron van wie de journalisten informatie hebben gekregen. [eiser c.s.] hebben herhaaldelijk gesteld dat de uitlatingen in de Uitzending slechts zijn gebaseerd op de informatie van één anonieme bron en dat alleen al om die reden de uitlatingen onvoldoende zorgvuldig tot stand zijn gekomen en geen stand kunnen houden. BNNVARA heeft daartegenover aangevoerd dat de anonieme bron de tipgever was, maar dat zij daarna zelfstandig onderzoek heeft gedaan naar wat de anonieme bron haar aan informatie heeft gegeven. Aangezien BNNVARA haar uitlatingen met stukken heeft onderbouwd, stelt de voorzieningenrechter vast dat zij zich niet slechts heeft gebaseerd op informatie van de anonieme bron. Daarom slaagt de stelling van [eiser c.s.] al niet. Op de door BNNVARA overgelegde informatie wordt nader ingegaan bij de beoordeling van de door [eiser c.s.] gewraakte uitlatingen.
De uitlatingen
3.13.
Uit de uitlatingen die in de Uitzending worden gedaan volgt dat [eiser c.s.] diensten hebben verricht voor [onderneming 1] B.V. en dat [eiseres sub 2] enige tijd de gevolmachtigde van [onderneming 1] B.V. is geweest. De concrete uitlatingen die hier betrekking op hebben worden in dit vonnis niet allemaal genoemd. Want hoewel [eiser c.s.] menen dat de uitlatingen niet in de juiste context zijn gebruikt, staat tussen partijen niet ter discussie dat deze uitlatingen op zichzelf genomen juist zijn. Partijen zijn het namelijk eens dat:
  • [eiser sub 1] op 28 augustus 2017 namens het [naam 1] een overeenkomst met [onderneming 1] B.V. in oprichting sluit voor te verlenen diensten op het gebied van juridisch en fiscaal advies, contact met de accountant en al het administratieve werk dat daarbij komt kijken. Daarvoor worden maandelijkse facturen verzonden.
  • [eiseres sub 2] het aanspreekpunt is voor de notaris en fungeert als tussenpersoon voor de af te geven volmachten aan de notaris.
  • De besloten vennootschappen [holding 1] B.V. en [onderneming 1] B.V. op 24 oktober 2017 zijn opgericht. De heer [A] is daarbij ingeschreven als bestuurder. Het was [eiser c.s.] destijds bekend dat [A] een hoge functie bekleedde bij [onderneming 2] in [vestigingsplaats] (hierna: [onderneming 2] ).
  • De aandelen in [onderneming 1] B.V. gehouden werden door [holding 1] B.V. en alle aandelen in [holding 1] B.V. gehouden werden door de heer [A] . Op 18 december 2017 heeft de heer [A] zijn aandelen in [holding 1] B.V. overgedragen aan [onderneming 2] .
  • Op 7 februari 2018 [holding 2] B.V. is opgericht. Oprichter was [onderneming 2] die ook alle aandelen in die vennootschap houdt. De heer [A] werd bij de oprichting benoemd tot een van de bestuurders van die vennootschap. [holding 1] B.V. heeft haar aandelen in [onderneming 1] B.V. op 7 februari 2018 aan [holding 2] overgedragen. [holding 1] B.V. is vervolgens op
  • [eiseres sub 2] in verband met de oprichting van [holding 2] in 2018 (juridische) diensten (o.a. contact met de notaris, vertaler) verleend heeft aan de [holding 2] en daarvoor aan de [holding 2] in februari 2018 een declaratie heeft gestuurd.
  • [eiseres sub 2] van 24 oktober 2017 tot 9 maart 2018 in het handelsregister van de Kamer van Koophandel heeft ingeschreven gestaan als gevolmachtigde van
  • [eiser sub 1] , via [onderneming 3] B.V., met [onderneming 1] B.V. een huurovereenkomst heeft gesloten voor de huur van bedrijfsruimte huurde boven de woonwinkel van [eiser sub 1] in [vestigingsplaats] . Deze huurovereenkomst eindigde op 1 oktober 2018. Daarna verhuisde [onderneming 1] B.V. naar [vestigingsplaats] .
3.14.
De diensten van [eiser c.s.] rondom de oprichting van [onderneming 1] B.V. als hiervoor genoemd mocht BNNVARA dus in de Uitzending aan bod laten komen. In de Uitzending wordt niet letterlijk gezegd dat [eiser c.s.] met het verrichten van bovenstaande diensten sancties hebben overtreden. In de Uitzending wordt (enkel) het volgende naar voren gebracht:
25:56 Voice-over: [onderneming 2] is op zijn beurt eigendom van het grote staatsoliebedrijf van Iran, De NIOC. Ook dat laat alarmbellen rinkelen.
26:07 [B] : Het is in de markt bekend dat de NIOC gelieerd is aan de Revolutionaire Garde, zeker.
26:13 Voice-over: Uit onderzoek van de Amerikaanse overheid blijkt dat het bedrijf nauw samenwerkt met de Revolutionaire Garde. Bijvoorbeeld door voor honderden miljoenen aan olie door te sluizen.
26:28 [B] : Dan moet je NIOC dus ook behandelen als een gesanctioneerde partij. Int.: En ook alle bedrijven die eigendom zijn van NIOC [B] : Ja, of onder zeggenschap staan van NIOC, ja.
26:38 voice-over: Dat geldt dus ook voor [onderneming 1] , de BV die werd opgericht in [vestigingsplaats] . Zaken doen met [onderneming 1] zou ten goede kunnen komen aan de Revolutionaire Garde en daarmee bijdragen aan de brute repressie van de Iraanse bevolking.
26:54 Int.: Is het dan strafbaar? [B] : Ja dan is het strafbaar, absoluut. En dan is het gewoon een overtreding van de wet op economische delicten, wat leidt tot gevangenisstraf en hele hoge boetes.
3.15.
In deze uitlatingen wordt dus geconcludeerd dat [onderneming 1] B.V. behandeld had moeten worden als gesanctioneerde partij, omdat het een dochteronderneming is van [onderneming 2] die op haar beurt een dochteronderneming is van NIOC, een Iraans Staatsoliebedrijf
dat onder zeggenschap staat van de Revolutionaire Garde. Dat NIOC onder zeggenschap staat (en stond) van de Revolutionaire Garde is door [eiser c.s.] niet betwist. [eiser c.s.] betwisten wel dat de conclusie dat NIOC en alle bedrijven die eigendom zijn of onder zeggenschap staan van NIOC ook als gesanctioneerde partij moeten worden behandeld juist is. In het verlengde daarvan wordt volgens hen door deze onjuiste conclusie ten onrechte gesuggereerd dat zij met het verlenen van de hiervoor genoemde diensten sancties hebben overtreden.
3.16.
[eiser c.s.] wijzen in dat verband op een op hun verzoek opgestelde opinie van
mr. De Bree, een advocaat die onder meer gespecialiseerd is in het sanctierecht. Mr. De Bree schrijft in zijn opinie dat [onderneming 2] nooit op een EU of V.S. sanctielijst gestaan heeft en dat NIOC in de periode dat [eiser c.s.] betrokken waren bij [onderneming 1] B.V. ook niet stond op een EU en V.S. sanctielijst. Mr. De Bree verwijst daarvoor naar ‘the Join Comprehensive Plan of Action (JCPOA)’ (ook wel het atoomakkoord) dat op 20 juli 2015 door de VN Veiligheidsraad werd goedgekeurd. Door de JCPOA werd een groot deel van de sancties die door de EU en de V.S. waren afgekondigd tegen Iran beëindigd per 16 januari 2016. Ook NIOC werd op 16 januari 2016 van de EU en V.S. sanctielijst gehaald.
3.17.
[eiser c.s.] stellen dat het verwijderen van NIOC van de sanctielijst kortweg inhield dat alle sancties met betrekking tot NIOC werden opgeheven en dat handel kon worden gedreven (en diensten konden worden verleend). [eiser c.s.] hebben ter versterking van dit standpunt verstrekt:
(1) een stuk van OFAC (Office of Foreign Assets Control) dat deels gaat over de handhaving van de V.S. sancties. In dat stuk staat onder meer: ‘
In particular, the Department of the Treasury determined that NIOC is no longer an agent or affiliate of the IRGC.’De IRGC is de Revolutionair Garde.
(2) de ‘Information Note on the lifting of EU sanctions under de JCPOA’. Daarin staat onder meer: ‘
All entities removed from the list are no longer subject to restrictive measures. As of Implementation Day (16 January 2016), the National Iranian Oil Company, as well as its listed subsidiaries and affiliated companies, are removed from the list of listed entities and as a consequence the sanctions on these entities are lifted and transactions are allowed.’
3.18.
Gelet op het voorgaande concluderen [eiser c.s.] dat ook ten onrechte de volgende uitlatingen zijn gedaan in de Uitzending:
28:27 Voice-over: Maar volgens Advocaat [B] had het handelscentrum in [vestigingsplaats] grondiger onderzoek moeten doen.
28:33 [B] : Juist vanwege die Revolutionaire Garde, ze staan zelf niet op de sanctielijst maar ik weet wel dat er heel veel aanwijzingen zijn dat de NIOC door de Revolutionaire Garde wordt aangestuurd en dat je dus die banden moet aannemen. Ja.
3.19.
Anders dan [eiser c.s.] lijken te veronderstellen, ligt in deze procedure niet ter beoordeling voor of NIOC en alle bedrijven die eigendom zijn of onder zeggenschap staan van NIOC, waaronder [onderneming 1] B.V., in de periode 2017/2018 als gesanctioneerde partijen moesten worden behandeld. Ook zal niet worden beoordeeld wat de onderzoeksplicht voor Nederlandse bedrijven exact inhoudt in het kader van de sanctiewetgeving in 2017/2018. Wat wel ter beoordeling voorligt is de vraag of de uitlatingen die hierover in de Uitzending zijn gedaan voldoende steun vinden in het feitenmateriaal. Die vraag moet bevestigend worden beantwoord.
De uitlatingen vinden voldoende steun in het feitenmateriaal
3.20.
[eiser c.s.] hebben op de mondelinge behandeling gesteld dat zij voorafgaand aan het verlenen van hun diensten het “Handboek Iran 2017” en de sanctielijst hebben geraadpleegd en de statuten van [onderneming 2] hebben bekeken. Dit maakt het punt van [eiser c.s.] dat de EU zou hebben aangegeven dat NIOC van de sanctielijst was gehaald en dat de OFAC zou hebben geschreven dat NIOC ‘no Ionger an agent of afflitite is of the IRGC” is, irrelevant. [eiser c.s.] stellen namelijk niet dat zij destijds deze berichten gelezen hebben en op basis daarvan hebben geconcludeerd dat NIOC niet onder zeggenschap stond van de Revolutionaire Garde en [onderneming 1] B.V. daarom ook niet als gesanctioneerde partij hoefde te worden aangemerkt. Maar, zelfs als [eiser c.s.] de hiervoor genoemde stukken hadden geraadpleegd, doet dat niets af aan de omstandigheid dat de uitlating voldoende steun vindt in het beschikbare feitenmateriaal.
3.21.
Zo heeft BNNVARA een verklaring van sanctierechtadvocaat [B] verstrekt. Hij verklaart dat de diensten die [eiser c.s.] aan [onderneming 1] B.V. hebben verricht, kwalificeren als het indirect ter beschikking stellen van tegoeden en economische diensten aan NIOC, omdat zij meer dan 50% van de eigendom in [onderneming 1] B.V. heeft. Vervolgens verklaart hij dat in de markt en onder Iraniërs het algemeen bekend is/was dat NIOC onder zeggenschap staat van de Revolutionaire Garde. Zowel vóór 2016, ná 2018 en in de tussentijd. Volgens [B] is dat ook eenvoudig te vinden via Google. De diensten die [eiser c.s.] voor [onderneming 1] B.V. hebben verricht, brengen dan ook een verhoogd risico op facilitering van de destijds ook gesanctioneerde Revolutionaire Garde mee. Daarom rustte er op [eiser c.s.] een verzwaarde onderzoeksplicht. Vastgesteld had moeten worden wat [onderneming 1] B.V. precies tot doel had en in hoeverre zij mogelijk als doorgeefluik voor het Iraanse regime zou gaan functioneren. Het enkel raadplegen van de sanctielijst is in dat geval niet voldoende, aldus [B] . [B] is een advocaat gespecialiseerd op het gebied van sanctierecht, in het bijzonder wat betreft Iran. Aan zijn verklaring kan dan ook veel gewicht worden toegekend.
3.22.
Maar niet alleen uit de verklaring van [B] volgt dat bij handelstransacties met een partij uit Iran die (indirect) onder zeggenschap staat van de Revolutionaire Garde een verzwaarde onderzoeksplicht geldt. BNNVARA heeft ook een afschrift overgelegd van het Handboek Iran van 2017. Daarin staat op pagina 28:
“Tegoeden zijn naar hun aard altijd van nut voor en overdraagbaar aan een
gesanctioneerde persoon of entiteit. Dat betekent dat in beginsel het ter beschikking
stellen van tegoeden aan een niet-gesanctioneerde persoon of entiteit die eigendom
is of gecontroleerd wordt door een gesanctioneerde persoon of entiteit verboden is.
Van bedrijven wordt verwacht dat zij weten wie hun klant is. Zo kunnen bedrijven proberen te achterhalen of ze niet direct of indirect goederen ter beschikking stellen aan deze personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen. Een leverantie aan een bedrijf in Iran, bijvoorbeeld, dat niet is vermeld op bijlage VIII, IX, XIII of XIV kan toch niet zijn toegestaan als uit enig onderzoek blijkt dat het moederbedrijf op bijlage VIII, IX, XIII of XIV is genoemd. U kunt bijvoorbeeld zoeken naar eigendomsverhoudingen via internet zoekpagina’s en in jaarrapporten.”
Verder heeft BNNVARA een document overgelegd van de Europese Commissie dat heet “Q&A Due Diligence on Restrictive Measures for EU Business Dealing with Iran”. Daarin staat dat de Europese Commissie het zogeheten level III Due Diligence vraagt in het geval dat er potentiële banden zijn met de Revolutionaire Garde. Uit datzelfde document volgt wat level III Due Diligence inhoudt. Dat is (veel) meer dan alleen het raadplegen van de sanctielijst.
3.23.
Uit het voorgaande feitenmateriaal volgt dus dat de omstandigheid dat de atoomsancties werden geschrapt in 2016 niet wilde zeggen dat onbeperkt handel kon worden gedreven met partijen die door de JCPOA van de sanctielijst waren verwijderd. In de Uitzending mocht daarom dus gezegd worden dat het handelscentrum in [vestigingsplaats] grondiger onderzoek had moeten doen.
3.24.
[B] bevestigt in de Uitzending verder dat NIOC banden heeft en had met de Revolutionaire Garde. Dit heeft hij herhaald in zijn verklaring. Ook [C] (de door [tv-programma] geïnterviewde veiligheidsexpert) zegt dit in de Uitzending en herhaalt dit in zijn overgelegde verklaring. [eiser c.s.] heeft onvoldoende gemotiveerd betwist dat NIOC de moederonderneming is van [onderneming 2] en [onderneming 2] de moederonderneming van [onderneming 1] B.V. In de Uitzending mocht dus geconcludeerd worden dat [onderneming 1] B.V. als gesanctioneerde partij had moeten worden behandeld.
3.25.
Dit voorgaande betekent ook dat als de suggestie is gewekt dat [eiser c.s.] geen diensten hadden mogen verlenen aan [onderneming 1] B.V. en dat zij door dat wel te doen sancties hebben overtreden, die suggestie het resultaat is van feiten die voldoende steun vinden in het beschikbare feitenmateriaal.
3.26.
Verder hebben [eiser c.s.] aandacht gevraagd voor de volgende uitlatingen in de Uitzending over het optreden van [eiseres sub 2] als gevolmachtigde van [onderneming 1] B.V.
23:45 Voice-over: ‘De staatssecretaris wordt in 2020 op de Amerikaanse sanctielijst gezet wegens financiering van de Revolutionaire Garde. Er valt nog iets op in het register van de Kamer van Koophandel. De belangen van [onderneming 1] worden een tijdlang behartigd door de echtgenote van [eiser sub 1] . Dat is een advocate die vooral asielzaken doet.’
24:10 [B] : ‘Een asieladvocaat die een bedrijf beheert dat handel namens de Iraanse overheid financiert. Dus dat het, dat vind ik op zichzelf opmerkelijk ja.
3.27.
Waar [eiser c.s.] moeite mee lijken te hebben is de opmerking van mr. [B] dat hij het ‘opmerkelijk’ vindt dat [eiseres sub 2] , die asieladvocaat is, als gevolmachtigde ingeschreven heeft gestaan voor [onderneming 1] B.V. Dit is echter een waardeoordeel, niet gedaan door BNNVARA maar door een derde. Een derde mag zeggen dat hij iets opmerkelijk vindt. Waarom dat onrechtmatig is, is door [eiser c.s.] niet (duidelijk) naar voren gebracht.
Inkleding van de uitlatingen vallen binnen de grenzen van het betamelijke
3.28.
Volgens [eiser c.s.] wordt met de uitlatingen ten onrechte de indruk gewekt dat zij een lange tijd een actieve rol hebben gehad bij de bedrijfsvoering van [onderneming 1] B.V. en daarbij ook de sancties tegen Iran hebben ontdoken. [eiser c.s.] betwisten die actieve rol. Zij menen beperkte diensten aan [onderneming 1] B.V. te hebben geleverd. [eiseres sub 2] heeft slechts advies gegeven bij de oprichting en heeft korte tijd ingeschreven gestaan als gevolmachtigde. [eiser sub 1] heeft in 2018 slechts een paar maanden kantoorruimte verhuurd aan [onderneming 1] B.V. Die kantoorruimte bevond zich in hetzelfde pand als waar het [naam 1] gevestigd is. [onderneming 1] B.V. is in oktober 2018 verhuisd naar [vestigingsplaats] . [eiser sub 1] heeft daarna slechts nog enkele keren contact gehad met de bestuurder van [onderneming 1] B.V. voor de afwikkeling van praktische zaken. Verder hebben zij niets met [onderneming 1] B.V. van doen gehad. Zo zeggen [eiser c.s.]
3.29.
Door de verleende diensten in direct verband te brengen met de misstanden in Iran van na 16 september 2022 schetst BNNVARA volgens [eiser c.s.] een beeld dat alle perken te buiten gaat en kan worden gekwalificeerd als pure karaktermoord. [eiser c.s.] verwijzen in dat verband naar de beelden van de onrusten, ophangingen en het in elkaar zakken van mevrouw [D] . [D] overleed op 16 september 2022 als gevolg van een arrestatie door de zedenpolitie vanwege het niet goed hebben gedragen van haar hoofddoek. Ze wijzen er ook op dat terwijl deze beelden worden vertoond de volgende tekst wordt uitgesproken door de voice-over en [E] (een oud CIA-analist en senior analist over Iran voor het Congres van de VS):
00:33 Voice-over: ‘De demonstraties worden door het bewind in Teheran bloedig neergeslagen. 20.000 burgers worden gearresteerd. Honderden mensen worden doodgeschoten, waaronder kinderen.’ (ondertiteling bij beeld: Wees niet bang.) ‘Andere demonstranten krijgen de doodstraf. Wereldwijd klinken scherpe veroordelingen. (ondertiteling bij beeld: Weg, weg, weg. De Moellahs moeten weg.)
00:56 [F] ‘It is truly shocking. We firmly agree on the needs to go further with EU sanctions against those responsible all those responsible for these grave Human rights violations in Iran.’
1:07 (telefoonping)
1:08 voice-over: ‘Terwijl de opstand in Iran nog in volle gang is, komen we in contact met een bron die zegt belangrijke informatie te hebben over activiteiten van het Iraanse regime in Nederland. Die zouden zich afspelen rond deze Iraanse meubelwinkel in [vestigingsplaats] .
1:23 [E] : ‘Well it looks innocent, but that is how they operate sometimes yes. Yes they do operate like that yes.’
3.30.
De beschuldiging die volgens [eiser c.s.] in de fragmenten en de wijze van editen besloten ligt, is dat zij zich schuldig hebben gemaakt aan bloedige demonstraties, honderden mensen (waaronder kinderen) die worden doodgeschoten en doodstraffen die worden geveld. Deze beschuldiging wordt in de Uitzending door BNNVARA niet in de mond genomen. Voor de uitlatingen die wel in de Uitzending zijn gedaan, bestond voldoende steun in het feitenmateriaal, zoals hiervoor is overwogen.
3.31.
Volgens [eiser c.s.] had in de Uitzending verder een tijdlijn moeten worden gegeven, in die zin dat duidelijk was gemaakt dat [eiseres sub 2] slechts van 24 oktober 2017 tot 9 maart 2018 ingeschreven stond als gevolmachtigde van [onderneming 1] B.V. en dat de huurovereenkomst met [onderneming 1] B.V. per 1 oktober 2018 eindigde. In de Uitzending wordt verder enkel melding gemaakt dat [onderneming 1] B.V. is verhuisd naar [vestigingsplaats] . Nergens wordt expliciet duidelijk gemaakt dat [eiser c.s.] op dat moment geen enkele band meer hebben met [onderneming 1] B.V. Doordat deze zaken niet (volledig) zijn vermeld, worden zij volgens hun zegge “gecriminaliseerd”, omdat ze niets te maken hebben met de miljoenen die (kennelijk) bij [onderneming 1] B.V. vanaf 2019 lijken te zijn binnengestroomd voor de levering van olie uit een gesanctioneerd land (tijdslot 30:12 - 34:41).
3.32.
BNNVARA wijst terecht erop dat het standpunt van [eiser c.s.] , dat zij niets te maken hebben met geldstromen uit olie, wel degelijk verwerkt is in de Uitzending. Zo zegt [eiser sub 1] bij minuut 20:23 dat hij niets te maken heeft met een sluiproute om onderdelen voor Iraanse oliebedrijven te kopen, in minuut 20:40 dat hij en het handelscentrum niet betrokken zijn bij handel in olie en de olie-industrie en in minuut 24:38 dat hij en zijn vrouw alleen advies geven en bedrijfsruimten hebben aangeboden aan Iraanse ondernemingen. Ook is niet in de Uitzending opgenomen dat [eiser c.s.] een directe link hebben met de miljoenen die [onderneming 1] ontvangt naar aanleiding van de oliedeals. BNNVARA stelt in dat verband nog dat ze juist, voordat wordt ingezoomd op de inkomsten van [onderneming 1] in minuut 30:12, opmerkt dat het bedrijf niet meer in [vestigingsplaats] zit: “
We weten nog niet waar [onderneming 1] in handelt. Het bedrijf is inmiddels verhuisd van [vestigingsplaats] naar het World Trade Center in [vestigingsplaats] . Misschien is daar iemand die ons kan vertellen wat [onderneming 1] precies doet”. Hierna worden pas de inkomsten van [onderneming 1] B.V. besproken. [eiser c.s.] komen in de rest van de Uitzending hierna ook niet meer voor.
3.33.
Met [eiser c.s.] is de voorzieningenrechter het eens dat niet uit te sluiten is dat de gemiddelde kijker het handelen van [eiser c.s.] als onbetrouwbaar en ernstig kwalificeert, maar dat is dus een gevolg van hun eigen handelen en niet terug te voeren op de inkleding en vormgeving van de uitlatingen en de rest van de Uitzending. Daarbij weegt mee dat BNNVARA de journalistieke en redactionele vrijheid heeft om de Uitzending vorm te geven en te illustreren op haar eigen manier.
3.34.
Kortom: anders dan [eiser c.s.] stellen, volgt uit de gebleken feiten en omstandigheden niet dat BNNVARA bij de inkleding van de uitlatingen de grenzen van betamelijkheid heeft overschreden.
Onzorgvuldigheden aan de zijde van BNNVARA
3.35.
Dit voorgaande neemt niet weg dat het wel zorgvuldiger was geweest als BNNVARA in de Uitzending had opgemerkt welke diensten [eiser c.s.] voor [onderneming 1] B.V. hadden verricht en dat deze diensten uitsluitend zijn geleverd in 2017/2018. Uit het door BNNVARA overgelegde feitenmateriaal blijkt namelijk niet dat [eiser c.s.] meer hebben gedaan dan adviseringswerkzaamheden bij de oprichting van [onderneming 1] B.V. en het verhuren van kantoorruimte aan [onderneming 1] B.V. in die periode. Als dit concreter in de Uitzending was weergegeven, was het voor de gemiddelde kijker mogelijk duidelijker geweest wat de rol van [eiser c.s.] in het geheel is geweest. Ook had het BNNVARA gesierd als zij vermeld had wanneer [onderneming 1] B.V. precies verhuisde naar [vestigingsplaats] . Daarbij had zij ook expliciet kunnen vermelden dat [eiseres sub 2] van 26 oktober 2017 tot 9 maart 2018 de gevolmachtigde van [onderneming 1] B.V. was. Door het ontbreken van een duidelijke tijdlijn kan bij de gemiddelde kijker mogelijk het beeld zijn ontstaan dat [eiser c.s.] ook op dit moment nog betrokken zijn bij [onderneming 1] B.V, terwijl dat niet uit het onderzoek van [tv-programma] is gebleken. Dit komt temeer omdat aan het begin van de Uitzending beelden van Iran worden getoond die dateren van 2022/2023.
3.36.
Deze onzorgvuldigheden maken de Uitzending echter niet onrechtmatig. Op de mondelinge behandeling heeft de advocaat van BNNVARA voorgesteld om in/bij de Uitzending alsnog een duidelijke tijdlijn weer te geven. [eiser c.s.] hebben in reactie daarop aangegeven dat dat voor hen op dat moment niet meer voldoende was. De voorzieningenrechter geeft partijen in overweging mee dat zij nog eens met elkaar in overleg kunnen gaan over het eventueel alsnog weergeven van een heldere tijdlijn in/bij de Uitzending.
Een erge misstand wordt aan de kaak gesteld
3.37.
De Uitzending speelt zich af tegen de achtergrond van sanctieontduiking. De uitlatingen zijn gedaan om de kijker te informeren over het regime in Iran en over de vraag hoe de Revolutionaire Garde aan middelen komt om de eigen bevolking te onderdrukken, terwijl internationale sancties van kracht zijn die dat zouden moeten voorkomen. In de Uitzending wordt onthuld hoe Iran sancties ontduikt in Nederland en hoe de Nederlandse overheid daaraan bijgedragen heeft door haar eigen wetgeving niet effectief te handhaven. Daarbij wil BNNVARA inzichtelijk maken hoe de Iraanse bedrijven die zijn opgericht om sancties te ontduiken zich hebben kunnen vestigen in Nederland. Het gaat [tv-programma] dus om het aan de kaak stellen van een erge misstand. Dat maakt dat terughoudendheid geboden is bij de beoordeling of de uitingsvrijheid beperkt moet worden.
De te verwachten gevolgen van de Uitzending voor [eiser c.s.] zijn ernstig
3.38.
[eiser c.s.] vinden dat BNNVARA het nagestreefde doel op andere en voor hen veel minder schadelijke manieren had kunnen bereiken. Allereerst hadden [eiser c.s.] voor dit doel überhaupt geen onderdeel van de Uitzending hoeven uitmaken. Zij hebben namelijk niets misdaan en niets van hun handelen heeft maar in de verste verte iets te maken met het ontduiken van sancties. Ten tweede geldt dat ze niet herkenbaar, met hun naam en de naam van hun bedrijf, in beeld hadden hoeven worden gebracht. Voor [eiser c.s.] geldt namelijk dat zij beiden geen publiek persoon zijn. De Uitzending had dan aan geen enkele zeggingskracht ingeboet, maar de gevolgen voor hen waren dan wel minder groot geweest, aldus [eiser c.s.]
3.39.
Doordat dit allemaal wel is gebeurd, ervaren [eiser c.s.] dat zij bij het publiek nu te boek staan als twee misdadigers die sancties hebben ontdoken en die hebben bijgedragen aan de huidige misstanden in Iran. In feite worden zij beschuldigd van het plegen van strafbare feiten. Zij zijn enorm aangeslagen door de Uitzending. Hun reputatie is kapot en ze lijden financiële schade als gevolg van de Uitzending. Zij en hun gezin worden bedreigd en krijgen haatmails. Ook hebben zij vanwege de Uitzending politieke kleur moeten bekennen, wat hun veiligheid in gevaar kan brengen.
3.40.
BNNVARA heeft duidelijk gemaakt dat zij in de Uitzending onder meer inzichtelijk willen maken hoe Iraanse bedrijven die zijn opgericht om sancties te ontduiken zich hebben kunnen vestigen in Nederland. Dat heeft BNNVARA gedaan aan de hand van de casus van [eiser c.s.] en [onderneming 1] BV. Deze keuze mocht BNNVARA maken. [eiser c.s.] menen dat hun rol bij [onderneming 1] B.V. klein was, maar BNNVARA wil juist laten zien dat hun rol gezorgd heeft voor het ontstaan van een verboden constructie in Nederland.
3.41.
[tv-programma] is een bekend en respectabel primetime landelijk uitgezonden tv-programma voor onafhankelijke onderzoeksjournalistiek. Het programma heeft daarmee een groot bereik en gezag. [eiser c.s.] zijn herkenbaar in beeld gebracht en hun namen zijn genoemd. Daarom is goed voorstelbaar dat de Uitzending een grote impact op [eiser c.s.] en hun gezin heeft gehad en nog steeds heeft. Het is echter niet te vermijden dat onderzoeksjournalistieke publicaties een negatieve impact hebben op de personen die daarbij betrokken zijn. Dat is inherent aan het onthullen van misstanden.
3.42.
Hoewel [eiser c.s.] – anders dan BNNVARA meent – naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen publieke figuren zijn, is het noemen van hun namen en het tonen van hun gezichten in de Uitzending te verantwoorden. BNNVARA voert namelijk terecht aan dat het juist bij publicaties over misstanden van belang is transparant te zijn en de kijker te informeren over wie, wat en waar. Het noemen van de namen en tonen van de gezichten draagt daarom bij aan de zeggingskracht en controleerbaarheid van de Uitzending. Bovendien is het nog maar de vraag of het weglaten van de namen van [eiser c.s.] en eventueel het blurren van hun gezichten tot een ander resultaat had geleid. In de Uitzending wordt namelijk ook genoemd dat het een en ander zich heeft afgespeeld bij een Iraans handelscentrum in [vestigingsplaats] . Die zoekterm leidt al snel naar [eiser c.s.] , mede vanwege het feit dat [eiser sub 1] zo nu en dan in het nieuws is geweest met het [naam 1] . Dat de woonwinkel van [eiser sub 1] is getoond kunnen [eiser c.s.] aan BNNVARA niet tegenwerpen. Het is immers hun eigen keuze geweest de woonwinkel te integreren in het handelscentrum en op dezelfde plek beide zaken te voeren.
3.43.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft BNNVARA dus voldaan aan haar verantwoordelijkheid en plichten, behorende bij de persvrijheid.
Hoor en wederhoor is voldoende zorgvuldig toegepast
3.44.
Tot slot hebben [eiser c.s.] gesteld dat hen weliswaar de gelegenheid tot het voeren van een weerwoord is gegeven, maar dat dit weerwoord niet voldoende in de Uitzending is betrokken en dat daarvan een verkeerde selectie is gemaakt. Uitgangspunt is dat het tot de journalistieke vrijheid behoort hoe het weerwoord in de Uitzending wordt verwerkt. Op BNNVARA rust geen verplichting om het weerwoord integraal of kritiekloos over te nemen.
3.45.
Van onzorgvuldige verwerking van het weerwoord is in dit geval ook geen sprake. Uit de verschillende opmerkingen van [eiser c.s.] in de Uitzending en uitlatingen van de voice-over blijkt dat [eiser c.s.] in de gelegenheid gesteld is te reageren op de uitingen in de Uitzending. En er is een voldoende evenwichtig beeld neergezet waarin de kern van het weerwoord van [eiser c.s.] is verwerkt.
Conclusie: het recht op vrijheid van meningsuiting prevaleert
3.46.
Op grond van alle omstandigheden van dit geval, in onderling samenhang beschouwd, komt de voorzieningenrechter voorshands tot de conclusie dat de door [eiser c.s.] gewraakte uitlatingen niet onrechtmatig zijn. Het recht op vrijheid van meningsuiting van BNNVARA moet in dit geval prevaleren boven het belang van [eiser c.s.] bij eerbiediging van hun eer en goede naam. De vorderingen van [eiser c.s.] worden daarom afgewezen.
De (proces)kosten die [eiser c.s.] moet betalen
3.47.
[eiser c.s.] hebben ongelijk en moeten daarom de proceskosten van BNNVARA betalen. Deze worden begroot op € 1.755,00 (dit bedrag bestaat uit: € 676,00 aan griffierecht en € 1.079,00 aan salaris advocaat). De door BNNVARA gevorderde nakosten en wettelijke rente worden toegewezen zoals in het dictum is vermeld.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
wijst de vorderingen van [eiser c.s.] af;
4.2.
veroordeelt [eiser c.s.] in de proceskosten. Deze worden aan de zijde van BNNVARA tot dit vonnis begroot op € 1.755,00, vermeerderd de wettelijke rente (als bedoeld in artikel 6:119 BW) over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
4.3.
veroordeelt [eiser c.s.] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 173,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met € 90,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als [eiser c.s.] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis hebben voldaan en vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
- en te vermeerderen met de wettelijke rente (als bedoeld in artikel 6:119 BW) over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling;
4.4.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M.J. Schoenaker en in het openbaar uitgesproken op
14 april 2023.