ECLI:NL:RBMNE:2023:1814

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 april 2023
Publicatiedatum
18 april 2023
Zaaknummer
10379294 / LV EXPL 23-11
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van concurrentiebeding in tijdelijke arbeidsovereenkomst en geheimhoudingsbeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 april 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] B.V. en [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] B.V. [eiseres] vorderde onder andere een verbod voor [gedaagde sub 1] om werkzaam te zijn bij [gedaagde sub 2] op basis van een concurrentiebeding. [gedaagde sub 1] had zijn arbeidsovereenkomst met [eiseres] per 1 maart 2023 opgezegd en was vervolgens in dienst getreden bij [gedaagde sub 2]. De rechtbank oordeelde dat het concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst van [gedaagde sub 1] nietig was, omdat het was opgenomen in een tijdelijke arbeidsovereenkomst zonder de vereiste schriftelijke motivering. Dit betekende dat [gedaagde sub 1] niet gebonden was aan het concurrentiebeding en hij vrij was om bij [gedaagde sub 2] te werken.

Daarnaast werd ook de vordering van [eiseres] tot betaling van een voorschot op een verbeurde boete wegens overtreding van het geheimhoudingsbeding afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het doorsturen van werkmails naar een privémailadres niet automatisch een schending van het geheimhoudingsbeding inhield, tenzij er bewijs was dat deze informatie met derden was gedeeld of dat [gedaagde sub 1] er voordeel mee had gedaan. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van onrechtmatige concurrentie en dat de vorderingen van [eiseres] in zowel conventie als reconventie werden afgewezen. [eiseres] werd veroordeeld in de proceskosten van zowel [gedaagde sub 1] als [gedaagde sub 2].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Lelystad
Vonnis in kort geding van 13 april 2023
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 10379294 / LV EXPL 23-11 31650 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eiseres in conventie,
verweerster in (voorwaardelijke) reconventie,
hierna ook te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. I.C.M. van de Kerkhof- de Boer,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,wonende te [woonplaats] ,

hierna te noemen: [gedaagde sub 1]
gedaagde in conventie,
eiser in (voorwaardelijke) reconventie,
gemachtigde: mr. M.J. Jongste
en

2.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid[gedaagde sub 2] B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,hierna te noemen: [gedaagde sub 2] ,

gedaagde,
gemachtigde: mr. M.H.M. Deppenbroek.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de betekende dagvaarding met 19 producties van 21 maart 2023 aan [gedaagde sub 1] ,
  • de betekende dagvaarding met 19 producties van 22 maart 2023 aan [gedaagde sub 2] ,
  • de eis in (voorwaardelijke en onvoorwaardelijke) reconventie zijdens [gedaagde sub 1] met 8 producties,
  • de akte overlegging productie 1 zijdens [gedaagde sub 2] ,
  • de akte wijziging eis in reconventie,
  • de aanvullende producties (benoemd als) 30 t/m 34 zijdens [eiseres] ,
  • de akte intrekking onvoorwaardelijke eis in reconventie.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op de zittingslocatie van deze rechtbank te Almere op 30 maart 2023. De gemachtigden van partijen hebben gebruik gemaakt van spreekaantekeningen, deze zijn aan het dossier toegevoegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat ter zitting is besproken.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is een distributeur van [.] voor de zakelijke markt. Die producten worden vervoerd naar en geleverd aan klanten, zoals tankstations, agrarische ondernemingen, industriële fabrieken, aannemers en transportbedrijven.
2.2.
[gedaagde sub 1] is op 1 december 2021 bij [eiseres] in dienst getreden – op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voor de duur van 12 maanden – als [functie] . In die arbeidsovereenkomst stonden de volgende relevante bepalingen vermeld:
Artikel 8. Geheimhouding
1. Werknemer is verplicht tot geheimhouding van alle vertrouwelijke gegevens en aangelegenheden betreffende de onderneming van Werkgever en/of daarmee gelieerde ondernemingen, alsmede van andere gegevens en aangelegenheden waarvan Werknemer weet of behoort te weten dat deze vertrouwelijk zijn waaronder begrepen die met betrekking tot zijn werkzaamheden en/of relaties van Werkgever. Deze geheimhoudingsplicht duurt ook na het einde van de arbeidsovereenkomst voort.
Artikel 10. Non-concurrentiebeding, klanten, verbod actieve werving, boetebeding en functiewijziging
1. Het is Werknemer gedurende een tijdvak van één jaar na het einde van de arbeidsovereenkomst verboden om binnen een straal van 50 kilometer van het gebied waarin Werknemer werkzaam is geweest, op enigerlei wijze, direct of indirect, al dan niet gehonoreerd, al dan in dienstbetrekking, als zelfstandige of op andere wijze, werkzaam of betrokken te zijn bij enige persoon, vennootschap of onderneming die concurrerende, vergelijkbare en/of aanverwante activiteiten ontplooit met de
Werkgever en/of aan haar gelieerde Ondernemingen.
2. Werknemer zal gedurende een tijdvak van één jaar na het einde van de arbeidsovereenkomst geen zakelijk contact hebben of onderhouden, direct noch indirect, met zakelijke relaties van Werkgever. Onder zakelijke relaties worden verstaan
(I) ondernemingen die in de twee jaren voorafgaand aan het einde van de arbeidsovereenkomst met Werkgever zaken deden (II) ondernemingen die in het jaar voorafgaand aan het einde van de arbeidsovereenkomst een zakelijke relatie met Werkgever zijn aangegaan ("nieuwe klanten"). Indien Werknemer binnen een tijdvak van één jaar na het einde van de arbeidsovereenkomst in dienst wenst te treden bij een zakelijke relatie van de Werkgever, dan zal Werknemer eerst schriftelijke toestemming dienen te verkrijgen van Werkgever, welke niet op onredelijke gronden zal worden
onthouden.
3. Werknemer zal gedurende een tijdvak van één jaar na het einde van de arbeidsovereenkomst geen werknemers van Werkgever actief, direct of indirect, benaderen voor zichzelf of een derde, teneinde hen te bewegen de arbeidsovereenkomst met Werkgever en/of aan deze gelieerde ondernemingen te beëindigen.
Artikel 12. Boetebeding en dringende reden
1. Bij overtreding door Werknemer van het bepaalde in artikel 8, 9, 10 of 11 (Geheimhoudingsplicht, Nevenwerkzaamheden, Concurrentiebeding, Klanten, Verbod actieve werving en Giften) zal deze voor iedere overtreding een onmiddellijke opeisbare boete verbeuren van € 5.000,00, zonder dat enige ingebrekestelling is vereist, alsmede een boete van € 350,00 voor iedere dag dat de overtreding
voortduurt, onverminderd het recht van Werkgever om nakoming te vorderen op grond van deze overeenkomst of de wet, dan we! in plaats van de boete schadevergoeding te vorderen.
2. De boete is rechtstreeks verschuldigd aan de Werkgever en strekt deze tot voordeel. Met het bepaalde in het voorgaande lid en dit lid wordt uitdrukkelijk afgeweken van het bepaalde in artikel 7:650 lid 3 tot en met 5 BW.
3. Het bepaalde in de artikelen 8, 9, 10, 11 en 12 (Geheimhoudingsplicht, Nevenwerkzaamheden, Concurrentiebeding, Klanten, Verbod actieve werving. Giften en Boetebeding) zal ook bij wijziging van de functie van Werknemer gelding behouden en van voornoemde artikelen kan alleen worden afgeweken indien Werknemer daartoe schriftelijke toestemming van Werkgever heeft verkregen. Aan voornoemde toestemming kan Werkgever voorwaarden verbinden welke eveneens schriftelijk
tussen Werkgever en Werknemer dienen worden vastgelegd.”
2.3.
Per mail van 14 juni 2022 heeft [gedaagde sub 1] ter voorbereiding op het evaluatiegesprek van 17 juni 2022 aan [eiseres] verzocht zijn arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd per 1 september 2022 om te zetten naar een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Tijdens het gesprek op 17 juni 2022 is dit verzoek van [gedaagde sub 1] besproken.
2.4.
Op 22 september 2022 heeft [eiseres] aan [gedaagde sub 1] op zijn verzoek een werkgeversverklaring afgegeven. In die verklaring heeft [eiseres] vermeld dat sprake is van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en dat bij gelijkblijvend functioneren en ongewijzigde bedrijfsomstandigheden de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd bij het eindigen daarvan wordt opgevolgd door een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
2.5.
Per mail van 5 december 2022 heeft [eiseres] aan [gedaagde sub 1] een addendum toegezonden betreffende de omzetting van de tijdelijke arbeidsovereenkomst naar een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. In dit addendum staat onder meer een aanspraak op een bonus vermeld en een concurrentiebeding.
2.6.
[gedaagde sub 1] heeft per mail van 14 december 2022 aan [eiseres] laten weten dat hij niet akkoord is met het addendum. [gedaagde sub 1] verzoekt in die mail om een vaste dertiende maand en om doorhaling van het concurrentiebeding.
2.7.
In januari 2023 hebben tussen [eiseres] en [gedaagde sub 1] een paar gesprekken plaatsgevonden over het voorgelegde addendum, maar daarover is geen overeenstemming bereikt.
2.8.
Op 29 januari 2023 heeft [gedaagde sub 1] zijn arbeidsovereenkomst met [eiseres] per 1 maart 2023 opgezegd.
2.9.
Per 1 maart 2023 is [gedaagde sub 1] in dienst getreden bij [gedaagde sub 2] .

3.Het geschil in conventie

3.1.
[eiseres] vordert, bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
1. [gedaagde sub 1] te verbieden om tot 1 maart 2024 direct of indirect, in dienstverband
of anderszins, tegen vergoeding om niet, of op welke wijze dan ook, werkzaam te zijn
voor [gedaagde sub 2] dan wel een aan haar gelieerde onderneming;
2. [gedaagde sub 1] te veroordelen tot betaling aan [eiseres] van een dwangsom van € 5.000,00 per dag of dagdeel dat hij in gebreke blijft te voldoen aan het onder 1) gevorderde verbod, althans een in goede justitie te treffen voorziening;
3. [gedaagde sub 1] te veroordelen tot betaling aan [eiseres] van een voorschot op de door hem verbeurde boetes wegens overtreding van het met [eiseres] overeengekomen geheimhoudingsbeding, vooralsnog begroot op € 20.000,00 dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag;
4. [gedaagde sub 2] te verbieden om [gedaagde sub 1] voor haar, dan wel voor een aan haar gelieerde onderneming, werkzaam te laten zijn op welke wijze dan ook, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom, te betalen aan [eiseres] ter hoogte van €10.000 per keer dat [gedaagde sub 2] , hieraan niet voldoet, althans een in goede justitie te treffen voorziening;
5. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk te veroordelen in de kosten van deze procedure, de nakosten daaronder begrepen.
Ten aanzien van [gedaagde sub 1]
3.2.
Aan haar vorderingen ten aanzien van [gedaagde sub 1] heeft [eiseres] ten grondslag gelegd dat tussen haar en [gedaagde sub 1] een arbeidsovereenkomst heeft bestaan, dat uit hoofde daarvan een concurrentiebeding heeft te gelden en dat [gedaagde sub 1] dit beding overtreedt door zijn indiensttreding bij [gedaagde sub 2] . [gedaagde sub 2] is volgens [eiseres] een directe concurrent van haar. Indien geen sprake zou zijn van een rechtsgeldig concurrentiebeding, maakt [gedaagde sub 1] zich schuldig aan onrechtmatige concurrentie. [eiseres] vordert daarom een verbod voor [gedaagde sub 1] om werkzaam te zijn bij dan wel voor [gedaagde sub 2] , op straffe van een dwangsom. Daarnaast stelt [eiseres] dat [gedaagde sub 1] het tussen partijen geldende geheimhoudingsbeding heeft overtreden door toezending van diverse mails en documenten vanuit zijn werkmail van [eiseres] naar zijn privémailadres, zodat zij aanspraak maakt op een boete van € 20.000,00 op grond van het overeengekomen boetebeding.
3.3.
[gedaagde sub 1] heeft tijdens de zitting verweer gevoerd – kort gezegd – inhoudende dat geen sprake is van een rechtsgeldig overeengekomen concurrentiebeding. Dit beding is nietig, omdat het is opgenomen in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, zonder dat een motivering in het beding is opgenomen. Het addendum dat [eiseres] hem in december 2022 heeft toegestuurd waarin een nieuw concurrentiebeding is opgenomen, is door [gedaagde sub 1] geweigerd en is door hem dan ook niet ondertekend. [gedaagde sub 1] meent dan ook dat het hem vrij staat werkzaam te zijn bij [gedaagde sub 2] . Daarnaast betwist [gedaagde sub 1] dat hij – indien het beding wel rechtsgeldig zou zijn – sprake is van overtreding daarvan. Evenmin handelt hij door zijn indiensttreding bij [gedaagde sub 2] onrechtmatig jegens [eiseres] . [gedaagde sub 1] betwist tot slot dat hij door toezending van diverse zakelijke mails naar zijn privé mailadres het geheimhoudingsbeding heeft overtreden, zodat hij ter zake ook geen boetes verschuldigd is aan [eiseres] .
Ten aanzien van [gedaagde sub 2]
3.4.
Aan haar vorderingen ten aanzien van [gedaagde sub 2] legt [eiseres] ten grondslag dat [gedaagde sub 2] een directe concurrent van haar is en dat door de indiensttreding van [gedaagde sub 1] bij [gedaagde sub 2] het tussen [eiseres] en [gedaagde sub 1] concurrentiebeding wordt overtreden. [gedaagde sub 2] profiteert volgens [eiseres] willens en wetens van de door [gedaagde sub 1] jegens [eiseres] gepleegde wanprestatie van [gedaagde sub 1] , zodat [eiseres] vordert om [gedaagde sub 2] te verbieden [gedaagde sub 1] voor haar werkzaam te laten zijn op straffe van een dwangsom.
3.5.
[gedaagde sub 2] heeft tijdens de zitting verweer gevoerd en betwist dat zij onrechtmatig handelt jegens [eiseres] door [gedaagde sub 1] in dienst te hebben genomen. Al zou een rechtsgeldig concurrentiebeding bestaan tussen [eiseres] en [gedaagde sub 1] , dan nog is geen sprake van onrechtmatig handelen door [gedaagde sub 2] . [gedaagde sub 2] betwist ook dat zij als concurrent van [eiseres] is te beschouwen.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
[gedaagde sub 1] vordert in reconventie, voorwaardelijk, voor zover wordt geoordeeld dat een rechtsgeldig concurrentiebeding tussen hem en [eiseres] bestaat, schorsing van dat beding en het daaraan gekoppelde boetebeding en hem toe te staan bij [gedaagde sub 2] in dienst te zijn.
De vordering in onvoorwaardelijke reconventie heeft [gedaagde sub 1] voorafgaand aan de zitting ingetrokken.
4.2.
[eiseres] heeft tijdens de zitting verweer gevoerd.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie en in reconventie

5.1.
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en voorwaardelijke reconventie zal de kantonrechter deze gezamenlijk behandelen. Bij de beoordeling zal de kantonrechter eerst de vorderingen ten aanzien van [gedaagde sub 1] bespreken, waarna bespreking van de vordering richting [gedaagde sub 2] volgt.
Spoedeisend belang
5.2.
[gedaagde sub 1] heeft zijn arbeidsovereenkomst met [eiseres] per 1 maart 2023 opgezegd, waarna hij per diezelfde datum in dienst is getreden bij [gedaagde sub 2] . [eiseres] meent dat [gedaagde sub 1] gebonden is aan een concurrentiebeding en dat hij door zijn indiensttreding bij [gedaagde sub 2] , dit beding overtreedt en [gedaagde sub 2] op haar beurt daarvan profiteert. Het spoedeisend belang vloeit daarmee uit de vordering voort en is overigens ook niet weersproken.
5.3.
Voor toewijzing van een voorziening zoals door [eiseres] is gevorderd, moet het in hoge mate waarschijnlijk zijn dat een gelijkluidende vordering in een te voeren bodemprocedure zal worden toegewezen. Beoordeeld dient dus te worden of al dan niet aannemelijk is dat de bodemrechter tot het oordeel komt dat [gedaagde sub 1] gebonden is aan een concurrentiebeding jegens [eiseres] en of hij door indiensttreding bij [gedaagde sub 2] dat beding overtreedt.
Ten aanzien van [gedaagde sub 1]
5.4.
Het houdt partijen verdeeld of per 1 december 2022 een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tussen [eiseres] en [gedaagde sub 1] is ontstaan of dat de arbeidsovereenkomst per 1 december 2022 van rechtswege stilzwijgend verlengd is voor de duur van een jaar. Voor de beoordeling van de rechtsgeldigheid van het concurrentiebeding maakt dat echter geen verschil, zodat die voorliggende vraag hier in het midden kan blijven.
5.5.
[gedaagde sub 1] was, in elk geval tot 1 december 2022, werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. In die arbeidsovereenkomst stond een concurrentiebeding vermeld. Uitgangspunt is dat een concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet rechtsgeldig is. Deze hoofdregel leidt slechts uitzondering als uit de bij het beding opgenomen schriftelijke motivering blijkt dat het beding noodzakelijk is vanwege zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen.
Vast staat dat het concurrentiebeding zoals dat in artikel 10 van de arbeidsovereenkomst stond opgenomen geen motivering kent. Dat betekent dat dit beding nietig is. Een beding dat nietig is kan niet converteren in een rechtsgeldig beding, ook niet op het moment dat de arbeidsovereenkomst wordt omgezet naar onbepaalde tijd. De jurisprudentie waar [eiseres] tijdens de zitting een beroep op heeft gedaan (waaronder het arrest [achternaam] / [onderneming] uit 2008), waarin het uitgangspunt was dat een eenmaal schriftelijk overeengekomen concurrentiebeding ook geldig is voor opeenvolgende arbeidsovereenkomsten, is hier niet van toepassing. Dit arrest dateert van voor de invoering van de WWZ en destijds gold het motiveringsvereiste voor een concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd nog niet, zodat het concurrentiebeding dat in die tijdelijke arbeidsovereenkomst was opgenomen niet nietig was.
Of in dit geval nou sprake is geweest van een omzetting in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd of van een verlenging voor de duur van een jaar; in beide gevallen geldt dat [gedaagde sub 1] niet gebonden is aan het oorspronkelijke overeengekomen concurrentiebeding. Dat beding is immers nietig, zoals hiervoor overwogen. Bij een stilzwijgende verlenging voor bepaalde tijd waar [gedaagde sub 1] vanuit gaat betekent dit dat het nietige beding bij die verlenging als vanzelfsprekend nietig blijft.
Indien moet worden uitgegaan van een omzetting van de arbeidsovereenkomst naar een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd geldt dat [gedaagde sub 1] heeft geweigerd het voorgelegde concurrentiebeding zoals in het addendum opgenomen te ondertekenen. Daarnaast staat vast dat het concurrentiebeding uit de arbeidsovereenkomst die tot 1 december 2022 liep, nietig is gelet op het hiervoor overwogene. In die situatie was dan ook vereist dat een nieuw concurrentiebeding schriftelijk zou worden aangegaan en dat is hier niet gebeurd.
5.6.
[eiseres] heeft nog gesteld dat in dit geval gekeken moet worden naar de ratio van het motiveringsvereiste in de zin van artikel 7:653 lid 2 BW. Die ratio ziet op bescherming van een werknemer met een tijdelijke arbeidsovereenkomst, ten aanzien van het risico dat werknemer loopt na het eindigen van de tijdelijke arbeidsovereenkomst geen werk meer te hebben en ook niet elders in dienst te kunnen treden. Die bescherming komt hier volgens [eiseres] niet aan [gedaagde sub 1] toe, te meer omdat hij een spelletje zou hebben gespeeld met [eiseres] door te dralen met het ondertekenen van het addendum, terwijl hij op dat moment al bezig was met solliciteren bij [gedaagde sub 2] .
Hoewel de ratio zoals door [eiseres] wordt genoemd juist is ten aanzien van voornoemde bepaling, brengt dat nog niet met zich mee dat voorbij kan worden gegaan aan het schriftelijkheidsvereiste voor het aangaan van een concurrentiebeding. Duidelijk is hoe dan ook dat de tijdelijke arbeidsovereenkomst is verlopen per 1 december 2022 en dat het noodzakelijk was opnieuw een schriftelijk concurrentiebeding aan te gaan voor de rechtsgeldigheid daarvan. Overigens blijkt ook uit de formulering van het concurrentiebeding dat in het addendum is opgenomen dat daarin een wijziging is aangebracht; de geografische beperking is geschrapt. De bedoeling van [eiseres] was dus kennelijk het concurrentiebeding te wijzigen en er een ruimere werking aan te verbinden. Omdat [gedaagde sub 1] dit voorgelegde beding niet heeft ondertekend, is tussen partijen geen rechtsgeldig concurrentiebeding tot stand gekomen. Anders dan [eiseres] heeft betoogd, doet dan ook wel degelijk ter zake dat [gedaagde sub 1] het addendum niet heeft ondertekend.
5.7.
Dat de bodemrechter tot het oordeel komt dat het concurrentiebeding rechtsgeldig is en [gedaagde sub 1] daaraan gebonden is, is voorshands dan ook niet waarschijnlijk. Dit betekent dat de vorderingen van [eiseres] die betrekking hebben op het concurrentiebeding ten aanzien van [gedaagde sub 1] worden afgewezen.
Gelet op voorgaande behoeft de vordering van [gedaagde sub 1] in voorwaardelijke reconventie (tot schorsing van het concurrentiebeding) geen bespreking meer, omdat die vordering is ingesteld voor zover geoordeeld zou worden dat tussen partijen een concurrentiebeding heeft te gelden.
Onrechtmatige concurrentie
5.8.
[eiseres] stelt dat ook los van het concurrentiebeding sprake is van onrechtmatig handelen door [gedaagde sub 1] , omdat hij zijn overstap naar [gedaagde sub 2] doelbewust zou hebben voorbereid door [eiseres] te misleiden en daarmee ook zijn verplichtingen als goed werknemer grovelijk zou hebben geschonden.
Met [gedaagde sub 1] is de kantonrechter van oordeel dat geen sprake is van onrechtmatige concurrentie. [eiseres] suggereert dat [gedaagde sub 1] misbruik heeft gemaakt van de situatie, maar maakt verder niet concreet waar het onrechtmatig handelen van [gedaagde sub 1] daadwerkelijk uit zou bestaan. [eiseres] heeft die stelling ook niet nader onderbouwd.
Van onrechtmatige concurrentie kan bijvoorbeeld sprake zijn indien werknemer na afloop van het dienstverband kennis en gegevens omtrent klanten die hij bij zijn voormalig werkgever heeft opgedaan, gebruikt om stelselmatig en substantieel het duurzaam bedrijfsdebiet van zijn voormalig werkgever aan te tasten. Dat [gedaagde sub 1] op dergelijke wijze heeft gehandeld is gesteld noch gebleken. Van onrechtmatige concurrentie is dan ook geen sprake, zodat evenmin op die grond een verbod kan worden toegewezen zoals door [eiseres] is gevorderd.
Geheimhoudingsbeding
5.9.
[eiseres] stelt daarnaast dat [gedaagde sub 1] het geheimhoudingsbeding uit de arbeidsovereenkomst heeft overtreden door in februari 2023 66 mailberichten vanaf zijn zakelijke mailaccount te hebben verzonden naar zijn privémailadres. Volgens [eiseres] zouden die mails vertrouwelijke dan wel bedrijfsgevoelige informatie van [eiseres] betreffen.
Tijdens de zitting zijn de mails die [gedaagde sub 1] aan zichzelf heeft verzonden uitgebreid besproken, waarbij door [gedaagde sub 1] is betwist dat hij door toezending van die mails het geheimhoudingsbeding heeft overtreden.
Dat [gedaagde sub 1] het geheimhoudingsbeding zou hebben overtreden is de kantonrechter niet gebleken. Het doorsturen van werkmails naar een privémailaccount is als zodanig niet aan te merken als schending van het geheimhoudingsbeding. Ook indien die mails of de daarbij horende bijlagen zouden zijn aan te merken als vertrouwelijke informatie betreffende [eiseres] , is de enkele toezending door [gedaagde sub 1] aan zichzelf niet te betitelen als schending van het geheimhoudingsbeding. Dat zou anders zijn indien [gedaagde sub 1] die informatie met derden zou hebben gedeeld of er anderszins zijn voordeel mee heeft gedaan. Daarvan is in het geheel niet gebleken. Als [eiseres] , als opsteller van het geheimhoudingsbeding, een boete had willen stellen op het (enkele) buiten de bedrijfsomgeving brengen van gegevens, had zij een daartoe strekkend beding in de arbeidsovereenkomst moeten opnemen. Omdat [eiseres] dat niet heeft gedaan, hoefde [gedaagde sub 1] er geen rekening mee te houden dat alleen het doorsturen van zakelijke e-mails met bijlagen naar zijn privémail hem op een boete van € 5.000,00 per mail zou kunnen komen te staan. Dat het mogelijk de bedoeling was van [eiseres] dat relevante bedrijfsgegevens 'niet naar buiten gaan' en dat het gevaar bestaat dat die gegevens door de werknemer later alsnog worden gebruikt, doet aan het voorgaande dan ook niet af.
Voorshands is de kantonrechter dan ook niet gebleken van overtreding van het geheimhoudingsbeding door [gedaagde sub 1] , zodat de vordering van [eiseres] tot betaling van een voorschot op een verbeurde boete terzake, zal worden afgewezen.
Ten aanzien van [gedaagde sub 2]
5.10.
Omdat de kantonrechter voorshands van oordeel is dat [gedaagde sub 1] niet gebonden is aan een concurrentiebeding jegens [eiseres] , zullen de vorderingen jegens [gedaagde sub 2] eveneens worden afgewezen. [eiseres] heeft haar vordering ten aanzien van [gedaagde sub 2] immers enkel gegrond op haar stelling dat [gedaagde sub 2] willens en wetens profiteert van de wanprestatie van [gedaagde sub 1] door [gedaagde sub 1] in dienst te hebben genomen terwijl tussen [gedaagde sub 1] en [eiseres] een concurrentiebeding zou hebben te gelden. Voor zover [eiseres] heeft bedoeld dat [gedaagde sub 2] ook los van een eventueel concurrentiebeding tussen [gedaagde sub 1] en [eiseres] onrechtmatig jegens haar zou handelen, geldt dat door [eiseres] niet duidelijk is gemaakt waar dat onrechtmatig handelen dan precies uit zou bestaan. Van onrechtmatig handelen van [gedaagde sub 2] ten opzichte van [eiseres] is dan ook niet gebleken. Dat betekent dat ook de vorderingen ten aanzien van [gedaagde sub 2] zullen worden afgewezen.
5.11.
Het overige dat door partijen nog naar voren is gebracht, waaronder de vraag of [gedaagde sub 2] al dan niet als concurrent van [eiseres] is aan te merken, behoeft gelet op voorgaande geen bespreking meer.
Proceskosten
5.12.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] . De kosten aan de zijde van [gedaagde sub 1] worden begroot op € 793,00 aan salaris gemachtigde. Gelet op de uitkomst in conventie is aan behandeling van de reconventie niet meer toegekomen, zodat die kosten tussen partijen zullen worden gecompenseerd.
De kosten aan de zijde van [gedaagde sub 2] worden begroot op € 529,00 aan salaris gemachtigde. Die kosten zijn lager begroot dan die van [gedaagde sub 1] , gelet op het feit dat de vordering ten aanzien van [gedaagde sub 2] enkel zag op het profiteren van wanprestatie van [gedaagde sub 1] en de werkzaamheden van de gemachtigde van [gedaagde sub 2] dan ook beperkt zijn gebleven.

6.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
ten aanzien van [gedaagde sub 1]
6.1.
wijst de vorderingen af;
6.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van [gedaagde sub 1] , tot vandaag begroot op € 793,00;
ten aanzien van [gedaagde sub 2]
6.3.
wijst de vorderingen af;
6.4.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van [gedaagde sub 2] , tot vandaag begroot op € 529,00;
ten aanzien van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]
6.5.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
in reconventie
6.6.
verstaat dat op de voorwaardelijke reconventionele vordering niet hoeft te worden beslist;
6.7.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat partijen hun eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. Berendsen, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 13 april 2023.