Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
kantonrechter
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eiseres in conventie,
verweerster in (voorwaardelijke) reconventie,
hierna ook te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. I.C.M. van de Kerkhof- de Boer,
1.[gedaagde sub 1] ,wonende te [woonplaats] ,
gemachtigde: mr. M.J. Jongste
2.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid[gedaagde sub 2] B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,hierna te noemen: [gedaagde sub 2] ,
1.De procedure
- de betekende dagvaarding met 19 producties van 21 maart 2023 aan [gedaagde sub 1] ,
- de betekende dagvaarding met 19 producties van 22 maart 2023 aan [gedaagde sub 2] ,
- de eis in (voorwaardelijke en onvoorwaardelijke) reconventie zijdens [gedaagde sub 1] met 8 producties,
- de akte overlegging productie 1 zijdens [gedaagde sub 2] ,
- de akte wijziging eis in reconventie,
- de aanvullende producties (benoemd als) 30 t/m 34 zijdens [eiseres] ,
- de akte intrekking onvoorwaardelijke eis in reconventie.
2.De feiten
3.Het geschil in conventie
4.Het geschil in reconventie
De vordering in onvoorwaardelijke reconventie heeft [gedaagde sub 1] voorafgaand aan de zitting ingetrokken.
5.De beoordeling in conventie en in reconventie
Indien moet worden uitgegaan van een omzetting van de arbeidsovereenkomst naar een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd geldt dat [gedaagde sub 1] heeft geweigerd het voorgelegde concurrentiebeding zoals in het addendum opgenomen te ondertekenen. Daarnaast staat vast dat het concurrentiebeding uit de arbeidsovereenkomst die tot 1 december 2022 liep, nietig is gelet op het hiervoor overwogene. In die situatie was dan ook vereist dat een nieuw concurrentiebeding schriftelijk zou worden aangegaan en dat is hier niet gebeurd.
Hoewel de ratio zoals door [eiseres] wordt genoemd juist is ten aanzien van voornoemde bepaling, brengt dat nog niet met zich mee dat voorbij kan worden gegaan aan het schriftelijkheidsvereiste voor het aangaan van een concurrentiebeding. Duidelijk is hoe dan ook dat de tijdelijke arbeidsovereenkomst is verlopen per 1 december 2022 en dat het noodzakelijk was opnieuw een schriftelijk concurrentiebeding aan te gaan voor de rechtsgeldigheid daarvan. Overigens blijkt ook uit de formulering van het concurrentiebeding dat in het addendum is opgenomen dat daarin een wijziging is aangebracht; de geografische beperking is geschrapt. De bedoeling van [eiseres] was dus kennelijk het concurrentiebeding te wijzigen en er een ruimere werking aan te verbinden. Omdat [gedaagde sub 1] dit voorgelegde beding niet heeft ondertekend, is tussen partijen geen rechtsgeldig concurrentiebeding tot stand gekomen. Anders dan [eiseres] heeft betoogd, doet dan ook wel degelijk ter zake dat [gedaagde sub 1] het addendum niet heeft ondertekend.
Met [gedaagde sub 1] is de kantonrechter van oordeel dat geen sprake is van onrechtmatige concurrentie. [eiseres] suggereert dat [gedaagde sub 1] misbruik heeft gemaakt van de situatie, maar maakt verder niet concreet waar het onrechtmatig handelen van [gedaagde sub 1] daadwerkelijk uit zou bestaan. [eiseres] heeft die stelling ook niet nader onderbouwd.
Van onrechtmatige concurrentie kan bijvoorbeeld sprake zijn indien werknemer na afloop van het dienstverband kennis en gegevens omtrent klanten die hij bij zijn voormalig werkgever heeft opgedaan, gebruikt om stelselmatig en substantieel het duurzaam bedrijfsdebiet van zijn voormalig werkgever aan te tasten. Dat [gedaagde sub 1] op dergelijke wijze heeft gehandeld is gesteld noch gebleken. Van onrechtmatige concurrentie is dan ook geen sprake, zodat evenmin op die grond een verbod kan worden toegewezen zoals door [eiseres] is gevorderd.
Tijdens de zitting zijn de mails die [gedaagde sub 1] aan zichzelf heeft verzonden uitgebreid besproken, waarbij door [gedaagde sub 1] is betwist dat hij door toezending van die mails het geheimhoudingsbeding heeft overtreden.
Dat [gedaagde sub 1] het geheimhoudingsbeding zou hebben overtreden is de kantonrechter niet gebleken. Het doorsturen van werkmails naar een privémailaccount is als zodanig niet aan te merken als schending van het geheimhoudingsbeding. Ook indien die mails of de daarbij horende bijlagen zouden zijn aan te merken als vertrouwelijke informatie betreffende [eiseres] , is de enkele toezending door [gedaagde sub 1] aan zichzelf niet te betitelen als schending van het geheimhoudingsbeding. Dat zou anders zijn indien [gedaagde sub 1] die informatie met derden zou hebben gedeeld of er anderszins zijn voordeel mee heeft gedaan. Daarvan is in het geheel niet gebleken. Als [eiseres] , als opsteller van het geheimhoudingsbeding, een boete had willen stellen op het (enkele) buiten de bedrijfsomgeving brengen van gegevens, had zij een daartoe strekkend beding in de arbeidsovereenkomst moeten opnemen. Omdat [eiseres] dat niet heeft gedaan, hoefde [gedaagde sub 1] er geen rekening mee te houden dat alleen het doorsturen van zakelijke e-mails met bijlagen naar zijn privémail hem op een boete van € 5.000,00 per mail zou kunnen komen te staan. Dat het mogelijk de bedoeling was van [eiseres] dat relevante bedrijfsgegevens 'niet naar buiten gaan' en dat het gevaar bestaat dat die gegevens door de werknemer later alsnog worden gebruikt, doet aan het voorgaande dan ook niet af.
Voorshands is de kantonrechter dan ook niet gebleken van overtreding van het geheimhoudingsbeding door [gedaagde sub 1] , zodat de vordering van [eiseres] tot betaling van een voorschot op een verbeurde boete terzake, zal worden afgewezen.