ECLI:NL:RBMNE:2023:1811

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 april 2023
Publicatiedatum
17 april 2023
Zaaknummer
16.333643.22
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake woninginbraak en verzet bij aanhouding

Op 17 april 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van woninginbraak en verzet bij zijn aanhouding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 22 december 2022 te [plaats] een woninginbraak heeft gepleegd, waarbij hij meerdere sieraden heeft weggenomen. De tenlastelegging omvatte ook het feit dat de verdachte zich met geweld heeft verzet tegen zijn aanhouding. Tijdens de zitting op 3 april 2023 heeft de officier van justitie, mr. F.É. Leeman, de feiten als wettig en overtuigend bewezen gepresenteerd, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. R.J. Jager, zich refereerde aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte vrijgesproken moet worden van het verzet bij aanhouding, omdat hij op het moment van verzet nog niet was aangehouden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende in de woning bevond en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden. Daarnaast is de benadeelde partij, [slachtoffer], toegewezen in haar vordering tot schadevergoeding van € 607,20, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht tot betaling aan de Staat van dit bedrag, met de mogelijkheid van gijzeling bij niet-betaling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.333643.22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 17 april 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] te [woonplaats] ,
gedetineerd in [verblijfplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 april 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. F.É. Leeman en van hetgeen mr. R.J. Jager, advocaat te Utrecht, namens verdachte, alsmede hetgeen N. Nazir, namens de benadeelde partij [slachtoffer] , naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:op of omstreeks 22 december 2022 te [plaats] een woninginbraak heeft
gepleegd;
Feit 2:op of omstreeks 22 december 2022 te [plaats] zich met geweld heeft verzet bij
zijn aanhouding.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 2
Onder feit 2 wordt aan verdachte ten laste gelegd dat hij zich verzette bij zijn aanhouding. Uit de processen-verbaal van de betrokken verbalisanten blijkt echter dat zij op het moment dat verdachte zich verzette, verdachte hadden staande gehouden, maar (nog) niet hadden aangehouden. De aanhouding volgde pas nádat verdachte s was overmeesterd. Dit leidt ertoe dat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van dit feit.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 [1]
Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer]
Op 21 december 2022 naar bed gegaan. Diezelfde nacht werd ik wakker. In de woonkamer zag ik dat een raam aan de voorzijde van de woning was opengebroken. Ik keek in mijn nachtkastje in de middelste van de drie lades. Ik zag dat het kistje weg was. In het kistje zaten verschillende sieraden waaronder:
-een goudkleurig horloge,
-dunne gouden kettinkjes,
-een paar oorbellen,
-een plastic zakje met een kettinkje met kleine zwarte steentjes. [2] De agent vertelt mij dat er zojuist een man is aangehouden die sieraden bij zich had. De agent laat mij een foto zien van de sieraden. Ik herkende de sieraden op de foto's direct als de sieraden die in mijn kistje zaten. Ook zag ik op de foto's nog meer horloges die ik ook herkende. Ik ben daarop weer naar boven gelopen om te kijken of ik nog meer mis. Ik zag dat mijn horloge en armbandje, dat ik bovenop mijn nachtkastje had gelegd voor ik ging slapen, ook weggenomen waren. Hierna heb ik in het nachtkastje van mijn man gekeken aan de andere zijde van ons bed. In het middelste laadje zaten enkele oude horloges. Ik denk 4 of 5. Ik zag dat deze horloges, op één na, ook weg waren genomen. [3]
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige]
Op 22 december 2022 bevond ik mij in mijn woning aan de [adres 2] in [plaats] . Op die dag en dat tijdstip hoorde ik buiten mijn woning gekraak. Toen ik aan de voorzijde uit mijn raam keek zag ik een man weglopen. Ik zag dat de man een fiets pakte. Toen de man voorbij liep zag ik dat hij in zijn rechterhand een lange ijzeren staaf vasthield. Diezelfde nacht, om ongeveer 2.45 uur, werd ik wakker. Ik ben naar buiten gelopen naar de woning van mijn buren, [adres 3] . Ik zag dat het raam aan de voorzijde van de woning open stond. Ik heb de politie gebeld. Op dat moment zag ik vanuit mijn slaapkamer op de eerste verdieping de man weer in de straat lopen. Ik zag dat de man in de richting van [adres 3] liep. Vrijwel direct daarna zag ik de man wegrennen in de richting van de [straat] en de [straat] inrennen. Gelijktijdig zag ik een politieauto de straat inrijden. [4]
Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant]
Op 22 december 2022 omstreeks 02.54 uur kregen meerdere eenheden de opdracht om te gaan naar [adres 3] te [plaats] . Daar was een heterdaad inbraak gaande in een woning. Ik reed in mijn dienstvoertuig te [plaats] Ik keek in de richting van de [straat] . Ik zag een fiets met daarop persoon aan komen fietsen, komende vanuit de [straat] . [5] Verdachte is medegedeeld dat hij was aangehouden ter zake woninginbraak. [6] Tijdens de fouillering kwam een grote hoeveelheid sieraden uit zijn kleding en tussen de kleding van verdachte vandaan. Ook kwamen er twee grote schroevendraaiers tussen een kledinglaag vandaan. [7]
Verdachte:
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboren: [geboortedatum] 1997. [8]

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 22 december 2022 te [plaats] , in een woning, te weten aan de [adres 3] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, meerdere sieraden, onder andere een horloge, kettinkje en oorbellen, die aan [slachtoffer] toebehoren heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Feit 2 diefstal in een woning door iemand de zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 6 maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit aan verdachte een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie wordt geëist en heeft daarvoor aangevoerd dat artikel 63 Sr van toepassing is, omdat verdachte op 25 januari 2023 is veroordeeld door de politierechter. Aan verdachte moet een onvoorwaardelijke staf gelijk aan het ondergane voorarrest worden opgelegd en een voorwaardelijk deel met de bijzondere voorwaarden, zoals door de reclassering (in een advies ten behoeven van een andere strafzaak) is geadviseerd. Hiermee wordt verdachte gedwongen zich te laten begeleiden door de reclassering en hulpverlening te aanvaarden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De aard en ernst van het feit
Verdachte heeft op brutale wijze een woninginbraak gepleegd. Hij heeft een grote hoeveelheid sieraden weggenomen uit en liggend op de nachtkastjes in een slaapkamer waar een echtpaar op hoge leeftijd – op dat moment lag te slapen. Verdachte heeft met zijn handelen laten zien geen enkel respect te hebben voor andermans eigendommen en persoonlijke levenssfeer. De eigen woning is een plaats waar men zich bij uitstek veilig moet kunnen voelen. Verdachte heeft een grote inbreuk gemaakt op de privacy van de slachtoffers en hun gevoel van veiligheid aangetast. Hij heeft kennelijk alleen maar aan zichzelf gedacht en de rechtbank neemt het dat zeer kwalijk.
De persoon van verdachte
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte (het strafblad) van 28 maart 2023, waaruit blijkt dat verdachte diverse malen is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder vermogensdelicten. De rechtbank weegt dit mee in strafverzwarende zin.
In de onderhavige zaak heeft verdachte niet willen meewerken aan het opstellen van een reclasseringsrapport. Wel beschikt de rechtbank over een rapport dat in een andere strafzaak is uitgebracht op 11 januari 2023. Verdachte heeft ook toen niet meegewerkt, maar op basis van verdachtes delictverleden schat de reclassering het recidiverisico hoog in. De reclassering heeft aanwijzingen dat er problemen zijn op het gebied van psychosociaal functioneren. Reclasseringstoezicht, diagnostiek en (behandel)interventies zijn volgens de reclassering nodig, alleen is het de vraag of verdachte daaraan mee zal werken. Geadviseerd wordt aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden, inhoudende een meldplicht, behandelverplichting en middelencontrole.
De strafoplegging
De rechtbank heeft acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en op de vastgestelde landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor een woninginbraak is, wanneer sprake is van recidive, het uitgangspunt een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden. Bij veelvuldige recidive is dat 7 maanden. Bij verdachte is weliswaar sprake van meerdere veroordelingen, maar niet zodanig dat van veelvuldige recidive moet worden gesproken.
De rechtbank vindt, gelet op oriëntatiepunten en de ernst van het feit, een gevangenisstraf van meer dan 6 maanden in beginsel een passende straf. Zij ziet geen aanknopingspunten aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen, zoals door de verdediging bepleit. Verdachte heeft op geen enkele manier laten zien gemotiveerd te zijn voor reclasseringstoezicht en hulpverlening. De recente veroordeling van verdachte, waardoor artikel 63 Sr van toepassing is, leidt tot strafvermindering. De rechtbank zal aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden opleggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.407,20. Dit bedrag bestaat uit € 407,20 materiële schade en € 1.000,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van oordeel dat de vordering geheel kan worden toegewezen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering en daarvoor aangevoerd dat de materiële schade niet is onderbouwd met stukken dan wel foto’s. Ook wordt schadevergoeding gevraagd voor een ketting met gekleurde steentjes, terwijl uit de foto’s in het dossier lijkt te kunnen worden opgemaakt dat zo’n ketting bij verdachte is aangetroffen. Deze moet aangeefster dan weer terug hebben gekregen. Ook de immateriële schade wordt op geen enkele manier onderbouwd.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Deze post bestaat uit drie sieraden en een sieradenkistje die volgens benadeelde partij niet zijn teruggekomen. Het gaat om oudere sieraden waar benadeelde geen aankoopbon meer van in bezit heeft. Benadeelde heeft de drie sieraden en het kistje echter wel nauwkeurig omschreven en ter indicatie van de waarde vergelijkbare artikelen uit een webshop bij het voegingsformulier gevoegd. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd dat benadeelde de gevorderde schade heeft geleden als gevolg van het onder feit 1 bewezen verklaarde feit. De rechtbank deelt niet de mening van de verdediging dat de weggenomen ketting met gekleurde stenen te zien is op de foto’s van de bij verdachte aangetroffen sieraden in het dossier. Op de foto’s is te zien dat het om een ketting met doorzichtige stenen gaat en niet met kleuren zoals in de vordering met een voorbeeld is weergegeven. De rechtbank zal het gevorderde schadebedrag van € 407,20 dan ook toewijzen.
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106, aanhef en onder b, BW kan onder meer een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Van bedoelde aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde meebrengen dat van de in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon 'op andere wijze' sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Van een aantasting in de persoon 'op andere wijze' als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW is niet reeds sprake bij de enkele schending van een fundamenteel recht of bij gevoelens van angst en/of schrik.
Naar het oordeel van het de rechtbank is de benadeelde partij 'op andere wijze' in haar persoon aangetast. De rechtbank overweegt daarbij dat verdachte midden in de nacht de woning en slaapkamer van aangeefster is binnen gegaan, terwijl zij daar lag te slapen. Daarbij heeft hij sieraden die op en in haar nachtkastje lagen weggenomen. Benadeelde is op hoge leeftijd en voelt zich hierdoor nog kwetsbaarder. Ze voelt zich onveilig en heeft angst dat verdachte mogelijk niet alleen werkte of nog een keer komt inbreken. Het is een feit van algemene bekendheid dat woninginbraken gevoelens van onrust veroorzaken bij de slachtoffers en dat is op zichzelf bezien geen reden om een aantasting in de persoon op andere wijze aan te nemen. De rechtbank vindt de privacy-inbreuk in deze zaak echter wel zo ernstig dat de rechtbank een aantasting in de persoon aanneemt. De benadeelde partij hoeft daar geen nadere gegevens voor te overleggen. De rechtbank is van oordeel dat een immateriële schade van € 200,-- op zijn plaats is.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering en bepalen dat de vordering.
Totaal
In totaal wordt de vordering tot € 607,20 toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 22 december 2022 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 607,20, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 22 december 2023
tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 13 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 63, 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
Strafbaarheid
- verklaart het onder feit 1 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 6 (zes) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van
€ 607,20, bestaande uit
€ 407,20 materiële schade en € 200,- immateriële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 december 2022 tot de dag van volledige betaling;
- verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 607,20 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 december 2022 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 13 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P. Verboom, voorzitter, mrs. G. Schnitzler en L.M.M. Heppe, rechters, in tegenwoordigheid van D.G.W. van de Haar - Kleijer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 april 2023.
Mr. Heppe is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 22 december 2022 te [plaats] , in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten aan de [adres 3] , alwaar hij,
verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, meerdere sieraden, onder andere een horloge, kettinkje en/of een paar oorbellen, in
elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen sieraden onder zijn bereik
heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht, art
311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 2 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 22 december 2022 te [plaats] , zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen 4 ambtenaren,
- [politie medewerker 1] (hoofdagent),
- [verbalisant] (inspecteur),
- [politie medewerker 2] (hoofdagent), en/of
- [politie medewerker 3] (hoofdagent),
werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, te weten ter aanhouding van verdachte door (met kracht)
- die [verbalisant] en/of die [politie medewerker 2] tegen het lichaam te duwen,
- zijn armen en/of zijn lichaam in tegenstelde richting te bewegen dan die waarin
voornoemde ambtenaren hem, verdachte, trachten te bewegen,
- met zijn benen om zich heen te schoppen, en/of
- zich wild heen en weer te bewegen;
( art 180 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 22 december 2022, genummerd PL0900-2022379263, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 77. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal.
2.Proces-verbaal van aangifte, pagina 9
3.Voornoemd bewijsmiddel, pagina 10
4.Proces-verbaal verhoor getuige, pagina 15
5.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 20
6.Voornoemd bewijsmiddel, pagina 21
7.Voornoemd bewijsmiddel, pagina 22
8.Voornoemd bewijsmiddel, pagina 22