ECLI:NL:RBMNE:2023:1809

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
17 april 2023
Zaaknummer
C/16/552130 / JE RK 23-219 T2
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarige na VOTS

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 7 maart 2023 een beschikking gegeven over de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De moeder van [minderjarige] is belast met het ouderlijk gezag en heeft een advocaat, mr. S. Abawi. De kinderrechter heeft eerder op 1, 3 en 9 februari 2023 beschikkingen gewezen, waarbij de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] tot 9 maart 2023 werd verleend. De zaak is behandeld tijdens een mondelinge zitting op 7 maart 2023, waarbij de moeder en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling, Samen Veilig Midden Nederland, aanwezig waren. De kinderrechter heeft de situatie van [minderjarige] beoordeeld in het licht van de zorgen over de veiligheid en het welzijn van het kind.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder, als slachtoffer van huiselijk geweld, tijd nodig heeft om haar situatie te evalueren en dat er hulpverlening nodig is om haar te ondersteunen. De GI heeft aangegeven dat er zorgen zijn over de veiligheid van [minderjarige] als hij weer bij zijn moeder zou wonen. De kinderrechter heeft daarom besloten om de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] te verlengen tot 7 april 2023, met de mogelijkheid om de situatie opnieuw te beoordelen. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat er veiligheidsafspraken moeten worden gemaakt en dat er een instantie moet worden ingeschakeld om de moeder te begeleiden.

De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2023, en de verdere behandeling van de zaak is gepland voor 3 april 2023. De kinderrechter heeft de partijen verzocht om informatie te verstrekken over de voortgang van de hulpverlening en de situatie van [minderjarige].

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/552130 / JE RK 23-219
Datum uitspraak: 8 februari 2023

Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden Nederland,

locatie Utrecht, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[minderjarige] , geboren op [2015] te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. S. Abawi.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft in deze zaak eerder beschikkingen gewezen op 3 februari 2023 en op 9 februari 2023. In de beschikking van 9 februari 2023 heeft de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] tot 9 maart verleend en de beslissing op de rest van het verzoek aangehouden. Voor het procesverloop tot 9 februari 2023 verwijst de kinderrechter terug naar de beschikking van 9 februari 2023.
Nadien heeft de kinderrechter de volgende stukken ontvangen:
  • de brief van de GI van 24 februari 2023;
  • de brief en verweerschrift (met bijlagen) van de moeder van 6 maart 2023.
Op 7 maart 2023 heeft de kinderrechter de zaak verder behandeld tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren.
Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- mevrouw [A] , namens de GI.
Verder was mr. J.G.M. ter Avest aanwezig, aan wie de kinderrechter bijzondere toestemming heeft verleend.
De feiten
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
Bij beschikking van 1 februari 2023 heeft de kinderrechter [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld tot 1 mei 2023. Daarnaast heeft de kinderrechter bij beschikking van 3 februari 2023 [minderjarige] met een spoedmachtiging uit huis geplaatst in een pleeggezin tot 3 maart 2023 en de rest van het verzoek aangehouden. Bij beschikking van 9 februari 2023 heeft de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verleend tot 9 maart 2023 en de rest van het verzoek aangehouden.

Het verzoek

Aan de orde is het aangehouden deel van het verzoek van de GI om de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een pleeggezin te verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling, dus tot 1 mei 2023.
De GI heeft in haar bericht van 24 februari 2023 toegelicht dat zij het aangehouden deel van het verzoek handhaaft.
De moeder is het daar niet mee eens en vraagt de kinderrechter om het verzoek van de GI af te wijzen en [minderjarige] per direct weer thuis te laten keren.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van zijn verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek). Zij verleent daarom de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] tot
7 april 2023en houdt de rest van het verzoek aan. Hierna legt de kinderrechter uit waarom zij deze beslissing neemt.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de GI toegelicht dat [minderjarige] nog niet naar huis kan. De GI heeft van Moviera vernomen dat de moeder daar niet terecht kan, niet om daar te wonen en ook niet voor ambulante hulp. De reden is dat moeder niet voldoende gemotiveerd is om afstand te nemen van haar echtgenoot en om een traject aan te gaan. Daarentegen heeft de moeder van Moviera vernomen dat zij haar wel ambulante hulp kunnen aanbieden, namelijk ‘Moviera in de wijk’. Deze hulp is ook cultuur-sensitief en zij staat hier voor open. De advocaat van de moeder heeft uitgelegd dat de moeder zich erg overvallen heeft gevoeld door alles rondom de plotselinge uithuisplaatsing. Zij heeft veel druk gevoeld om haar leven plots drastisch te veranderen. Van haar werd immers gevraagd om naar Moviera te verhuizen, waardoor haar woning op het spel zou komen te staan, en om alle contact met haar echtgenoot te verbreken. Zij is een kwetsbare vrouw en heeft, ook vanuit eerdere ervaringen, niet veel vertrouwen in hulpverlening. Door dit alles heeft zij heel afwerend gereageerd en is het niet gelukt om tot veiligheidsafspraken te komen.
De moeder wil die veiligheidsafspraken echter wel graag maken. Zij wil graag de kans krijgen om een traject bij Moviera aan te gaan met haar gezin. Als slachtoffer van huiselijk geweld heeft zij tijd nodig om de knoop door te hakken over haar huwelijk. Als zij hierover zelf een keuze kan maken zal die keuze bestendiger zijn dan dat die keuze aan haar wordt opgelegd. De echtgenoot van de moeder heeft nog tot 7 mei 2023 een contactverbod, waardoor hij de komende tijd niet thuis bij de moeder zal komen. Direct gevaar is er dus niet.
De GI heeft tijdens de zitting aangegeven dat het ingewikkeld is gebleken om met de moeder op een constructieve manier in overleg te gaan. Daardoor is er veel ruis ontstaan. De indruk is dat de moeder onvoldoende probleembesef heeft over de onveiligheid waar zij [minderjarige] aan heeft blootgesteld en dat maar de vraag is of zij de relatie met haar echtgenoot wil verbreken. Om die reden heeft de GI ook nu nog grote zorgen over de veiligheid van [minderjarige] als hij weer bij zijn moeder zou gaan wonen.
Duidelijk is dat ondanks de verschillende berichtgeving die de GI en de moeder hebben vernomen, zij het eens zijn dat belangrijk is om te bekijken wat er nodig is om [minderjarige] weer bij zijn moeder te kunnen laten wonen. De GI heeft tijdens de zitting aangegeven open te staan voor het herbevestigen van de veiligheidsafspraken, als die afspraken waterdicht zijn. Daarvoor is in ieder geval nodig dat er een instantie komt die de moeder begeleidt en ondersteund.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben de GI en de moeder samen de volgende veiligheidsafspraken gemaakt:
  • op het moment dat de echtgenoot van de moeder voor de deur staat of contact opneemt met de moeder of haar kinderen dan belt zij met 112;
  • thuis vindt geen huiselijk geweld plaats. [minderjarige] wordt niet geslagen en er wordt niet tegen hem geschreeuwd;
  • op het moment dat de echtgenoot van de moeder heengezonden wordt, zal de wijkagent regelmatig onaangekondigd bij de woning langsgaan zodat op dat moment gecheckt kan worden of de echtgenoot in huis is.
Als hulpverlenende instantie wordt gedacht aan Moviera of Gradatus zorg. Het is echter nog niet duidelijk of een van deze partijen daarin kan ondersteunen. De GI en de moeder hebben afgesproken dat zij contact op zullen nemen met Moviera en Gradatus of een van deze partijen de nodige hulp kunnen bieden.
Omdat het onduidelijk is of aan bovengenoemde voorwaarden kan worden voldaan, en zo ja, op welke termijn houdt de kinderrechter graag een vinger aan de pols. Zij wil daarom graag over een maand weer kijken hoe de situatie dan is. Daarom verleent zij de machtiging tot uithuisplaatsing voor een korte duur, tot
7 april 2023, en houdt zij de rest van het verzoek aan. De kinderrechter wil graag van de GI
vóór 30 maart 2023een bericht krijgen wat de stand van zaken is ten aanzien van de hulpverlening en of het aangehouden deel van het verzoek wordt gehandhaafd. Indien de (advocaat van de) moeder ook informatie aan de kinderrechter wil sturen, dan ontvangt de kinderrechter deze informatie ook graag
vóór 30 maart 2023. Het aangehouden deel van het verzoek zal verder worden besproken tijdens de mondelinge behandeling op 3 april 2023 om 13.30 uur, die gehouden wordt bij de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, in het gerechtsgebouw, Vrouwe Justitiaplein 1. Partijen zullen hiervoor een uitnodiging ontvangen.

De beslissing

De kinderrechter:
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een pleeggezin tot 7 april 2023;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de verdere beslissing over de machtiging tot uithuisplaatsing aan tot
7 april 2023in afwachting van de informatie die de kinderrechter van de GI en de (advocaat van de) moeder zal ontvangen, met het verzoek aan de GI en de (advocaat van de) moeder om
vóór 30 maart 2023te laten weten wat de stand van zaken is met betrekking tot de hulpverlening en of de GI haar verzoek handhaaft;
vraagt de griffier om partijen op te roepen voor de mondelinge behandeling op
3 april 2023 om 13.30 uur, welke gehouden wordt bij de rechtbank Midden Nederland, locatie Utrecht, in het gerechtsgebouw, Vrouwe Justitiaplein 1.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2023 door mr. T. Dopheide, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Z.E.W. Fuchs, als griffier en schriftelijk vastgesteld op 21 maart 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.