Uitspraak
RECHTBANK Midden-Nederland
1.De procedure
- de akte van [eiser] met aanvullende producties;
- de mondelinge behandeling van 20 maart 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- de spreekaantekeningen van [eiser] .
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, betreft het een kort geding tussen twee vennoten van een maatschap die gezamenlijk een onderneming exploiteren. De eiser, aangeduid als [eiser], heeft een voorlopige voorziening gevraagd in het kader van de ontbinding van de maatschap, omdat hij meent dat de gedaagde, aangeduid als [gedaagde], zich niet aan de afspraken houdt en de bedrijfsvoering ondermijnt. De gedaagde heeft op haar beurt een vordering in reconventie ingesteld, waarin zij ook vraagt om een voorlopige voorziening die de werkzaamheden van [eiser] moet staken.
De procedure begon met een dagvaarding op 10 maart 2023, gevolgd door een mondelinge behandeling op 20 maart 2023. Na deze behandeling hebben partijen geprobeerd om tot een minnelijke regeling te komen, maar dit is niet gelukt. De voorzieningenrechter heeft op 12 april 2023 vonnis gewezen. De rechter oordeelde dat de onderlinge verhouding tussen de vennoten zodanig verstoord was dat gezamenlijk bestuur niet meer mogelijk was. De rechter heeft daarom een ordemaatregel getroffen, waarbij [eiser] werd veroordeeld om zijn werkzaamheden binnen de maatschap te staken, terwijl [gedaagde] de leiding over de onderneming mocht voortzetten.
De rechter heeft ook bepaald dat [eiser] geen privéopnamen meer mag doen van de maatschap en dat hij moet meewerken aan de inschrijving van de maatschap op een nieuw adres. De vorderingen van [eiser] in conventie zijn afgewezen, terwijl de vorderingen van [gedaagde] in reconventie zijn toegewezen. De rechter heeft de proceskosten aan [eiser] opgelegd, omdat hij in het ongelijk is gesteld.