ECLI:NL:RBMNE:2023:1767

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 februari 2023
Publicatiedatum
14 april 2023
Zaaknummer
C/16/551948 / JE RK 23-206
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 13 februari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek van de vader tot beëindiging van de machtiging tot uithuisplaatsing van zijn minderjarige kind. De vader heeft op 3 februari 2023 een verzoek ingediend, maar de kinderrechter heeft geoordeeld dat de vader niet-ontvankelijk is in zijn verzoek. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de vader de voorgeschreven route van artikel 1:265d BW niet heeft gevolgd. Volgens dit artikel kan een ouder die met het gezag is belast, de gecertificeerde instelling (GI) verzoeken om de uithuisplaatsing te beëindigen. De GI dient binnen twee weken na ontvangst van het verzoek een schriftelijke beslissing te nemen. Indien de GI niet tijdig reageert, kan de ouder het verzoek aan de kinderrechter voorleggen.

In deze zaak heeft de vader echter niet aangetoond dat hij een verzoek tot beëindiging van de machtiging tot uithuisplaatsing bij de GI heeft ingediend. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de vader enkel een e-mail heeft gestuurd naar de GI, waarin hij niet expliciet verzocht heeft om de machtiging te beëindigen. Hierdoor heeft de vader de voorgeschreven procedure niet gevolgd, wat leidt tot zijn niet-ontvankelijkheid in het verzoek aan de kinderrechter.

De kinderrechter heeft in haar beslissing ook aangegeven dat het mogelijk in het belang van het kind zou zijn om te onderzoeken of het kind de wens heeft om terug naar huis te gaan. Echter, zonder het volgen van de juiste procedure kan de kinderrechter niet ingaan op het verzoek van de vader. De beschikking is openbaar uitgesproken en de mogelijkheid tot hoger beroep is aangegeven, waarbij belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak hun beroep kunnen indienen bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/551948 / JE RK 23-206
Datum uitspraak: 13 februari 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verzoek tot beëindiging van de machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

[vader] , hierna: de vader,

wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. C.J.P. Liefting,
betreffende

[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] , hierna: [minderjarige] .

De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[moeder] , hierna: de moeder,

wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. P.C. Smit,

de gecertificeerde instelling SAMEN VEILIG MIDDEN-NEDERLAND, hierna: de GI,

gevestigd te Utrecht ,

de familie [pleegouders] , hierna: de pleegouders,

wonende te [woonplaats 3] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoek van de vader van 3 februari 2023 met bijlagen en de brief van 9 februari 2023 met bijlagen.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
Bij beschikking van 12 januari 2019 is [minderjarige] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna verlengd, voor het laatst tot 9 april 2023.
Sinds 12 januari 2019 is [minderjarige] uit huis geplaatst. De kinderrechter heeft bij beschikking van 8 april 2022 de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een pleeggezin verlengd tot 9 april 2023.
Het verzoek
De vader verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] te beëindigen, dan wel het NIFP een opdracht te geven de rechtbank te adviseren of een gang naar huis de beste optie voor [minderjarige] is en zo niet, wat dan wel.

De beoordeling

De kinderrechter zal de vader niet-ontvankelijk verklaren in zijn verzoek. De kinderrechter legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:265d lid 2 sub a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de met het gezag belaste ouder wegens gewijzigde omstandigheden de GI verzoeken de uithuisplaatsing te beëindigen. Uit lid 3 van dat artikel volgt dat de GI een schriftelijke beslissing neemt binnen twee weken na ontvangst van het verzoek van die ouder. Indien de GI daartoe niet, of niet tijdig, overgaat kan die ouder op grond van lid 4 van dat artikel hetzelfde verzoek aan de kinderrechter doen.
Uit het verzoekschrift van de vader blijkt niet dat de vader een verzoek zoals hierboven is bedoeld heeft ingediend bij de GI. De (advocaat van) vader heeft de GI op 31 januari 2023 enkel een mail gestuurd met de tekst: “
… maar het kan in het belang van [minderjarige] zijn dat Save zich openstelt voor deze gedachte; is het een idee om uit te zoeken of het inderdaad zo is dat [minderjarige] toch een verlangen heeft om terug naar huis te gaan, hoe ingewikkeld dat ook is voor hem …”.Uit deze mail aan de GI blijkt niet dat de vader de GI daadwerkelijk vraagt om de machtiging tot uithuisplaatsing te beëindigen. Nu hij dat niet heeft gedaan heeft hij de in artikel 1:265d BW voorgeschreven route niet gevolgd. Dat maakt dat hij kennelijk niet-ontvankelijk is in zijn verzoek aan de kinderrechter.

De beslissing

De kinderrechter:
verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn verzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.L.M. Urbanus, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Clement, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.