ECLI:NL:RBMNE:2023:1753

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 april 2023
Publicatiedatum
14 april 2023
Zaaknummer
16.274626.21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met minderjarige in gastouderopvang

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 14 april 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het meermalen plegen van ontuchtige handelingen met zijn vierjarige nichtje. De ontucht vond plaats in het huis van de verdachte, waar het slachtoffer in het kader van gastouderopvang verbleef. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met het slachtoffer, die op het moment van de feiten nog niet de leeftijd van zestien jaren had bereikt. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer, die tijdens een studioverhoor gedetailleerd en consistent waren, als betrouwbaar beoordeeld. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden en moet schadevergoedingen betalen aan het slachtoffer en haar ouders. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de totale schadevergoeding voor het slachtoffer is vastgesteld op € 10.539,42, en voor de ouders op respectievelijk € 3.350,81 en € 3.055,21. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer zwaar meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.274626.21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 14 april 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1980] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [straat] [nummeraanduiding 1] [nummeraanduiding 2] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 31 maart 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Dam en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. M.S. Rozenbeek, advocaat te Haarlem, alsmede van hetgeen mr. R.A. Korver, advocaat te Amsterdam, namens de benadeelde partijen [slachtoffer] , [A] en [B] , naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er op neer dat verdachte:
in de periode van 18 september 2017 tot en met 7 november 2019 te [plaats 1] met [slachtoffer] , geboren op [2014] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde. Hij heeft hiertoe onder meer aangevoerd dat er zeer behoedzaam met de verklaringen van [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer (voornaam)] ) moet worden omgegaan. Verder ontbreekt steunbewijs voor de verklaring van [slachtoffer (voornaam)] waardoor volgens de raadsman niet is voldaan aan het wettig bewijsminimum. Verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Partiele vrijspraak ten aanzien van het eerste gedachtestreepje
De onder het eerste gedachtestreepje aan verdachte tenlastegelegde handelingen bestaan uit het meermalen betasten/aanraken/kietelen van de billen en/of de vagina van [slachtoffer (voornaam)] . Over dit incident hebben [B] (de vader van [slachtoffer (voornaam)] ) en [A] (de moeder van [slachtoffer (voornaam)] ) verklaard dat [slachtoffer (voornaam)] bij elk van hen afzonderlijk haar onderbroek naar beneden heeft getrokken, zich naar voren heeft gebogen en heeft gevraagd of haar vader of moeder haar billen wilde kietelen, zoals verdachte dat altijd bij haar deed. Uit de uitwerking van het studioverhoor met [slachtoffer (voornaam)] volgt echter dat zij door de politie niet specifiek is bevraagd over een dergelijk incident. Zij heeft daar in dat studioverhoor ook niet spontaan over verklaard. Wel heeft zij de vraag “Heeft [verdachte (voornaam)] jou ook ergens aangeraakt? ”met “Nee” beantwoord. In het studioverhoor van [slachtoffer (voornaam)] zelf kan dus geen bewijs voor dit onderdeel van de tenlastelegging worden gevonden. Dit betekent niet dat dit incident niet heeft plaatsgevonden. Echter, nu het dossier voor dit incident alleen de verklaringen van de ouders van [slachtoffer (voornaam)] bevat, betekent dit wel dat de hoge drempel van wettig en overtuigend bewijs naar het oordeel van de rechtbank niet wordt gehaald. De consequentie daarvan is dat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van hetgeen onder het eerste gedachtestreepje aan hem ten laste is gelegd.
Bewijsmiddelen ten aanzien van het tweede gedachtestreepje [1]
Het
proces-verbaal van aangifte,houdende de verklaring van aangever [B] , namens zijn dochter [slachtoffer (voornaam)] , inhoudende, zakelijk weergegeven: [2]
Ik vernam voor het eerst dat er mogelijk sprake was van seksueel misbruik in november 2018. Op 7 november 2019 zei [slachtoffer (voornaam)] dat ze niet naar [G (voornaam)] of de opvang wilde omdat ze dan aan verdachte zijn piemel moest zitten. Ze zei daar verder over dat ze dan met verdachte naar een kamertje ging, haar ogen dicht moest doen en aan verdachte zijn piemel moest zitten. Zonder dat ik erover doorvroeg deed [slachtoffer (voornaam)] op en neer gaande bewegingen met haar hand. In mijn beleving deed [slachtoffer (voornaam)] voor dat zij verdachte moest aftrekken. Ik heb haar toen nog twee vragen gesteld. De eerste vraag was: "is het vaker gebeurd". Toen zei [slachtoffer (voornaam)] : "ja".
Een
proces-verbaal van bevindingenuitwerken getuigenverhoor van [slachtoffer (voornaam)] , inhoudende, zakelijk weergeven: [3]
[.] : Jij vertelde mij net over [verdachte (voornaam)] , he? En je zegt: "ik moest m'n ogen dicht doen en hij zei dat het mijn hand was, maar ik dacht dat het zijn piemel was." Is dat één keer gebeurd of is dat vaker gebeurd?
G : Vaker.
[.] : Of anders? In een huis. En waar in het huis is dat dan dat dat gebeurde?
G : Gewoon in [plaats 1] .
[.] : Want je zegt: "Z'n broek was naar beneden." En wat zie je dan nog meer bij [verdachte (voornaam)] ?
G : De piemel.
[.] : De piemel. Dus je hebt de piemel gezien van [verdachte (voornaam)] ?
[.] : En hoe zag die eruit?
G : Een beetje nat en hij stond een beetje naar voor.
[.] : En hij zegt: "Pak." En pak je dan met één hand of twee handen?
G : Eén.
: Eén hand. En wat doe je dan met je hand?
G : Toen moet ik aan z'n piemel zo trekken.
: En hoe weet je dat, dat je dat moet doen?
G : Omdat dat [verdachte (voornaam)] vaak doet. Dat doet [verdachte (voornaam)] heel vaak dan moet ik gewoon heel vaak komen.
G : Dat vind ik niet zo leuk.
[.] : Nee, dat hoor ik dat je dat zegt dat je dat niet zo leuk vindt. En je zegt dan: "Dat doet [verdachte (voornaam)] vaak."
Begrijp ik dan dat je dat hebt gezien dat [verdachte (voornaam)] dat doet?
G : Ja
[.] : Okay. Dus je zegt: "Hij doet een beetje zo." He, dat deed je met je hand voor? En moet je dan aaien of een beetje knijpen of er een beetje aan trekken of anders?
G : Ja, een beetje eraan trekken.
: Een beetje eraan trekken. Okay, en hoe voelt dat dan?
G : Een beetje nat en een beetje zacht.
[.] : Okay. Okay, en dan... Toen jij zijn piemel vast had, stond je dan of lag je of zat je of anders?
G : lk stond.
: Je stond. En [verdachte (voornaam)] ?
G : En [verdachte (voornaam)] zit.
[.] : En [verdachte (voornaam)] zit. En waar zit [verdachte (voornaam)] op?
G : Op bed.
G : voor hem
[.] : Hoe ging het toen verder?
G : En verder mocht ik verder doorspelen en toen nog een keer.
: En wat deed [verdachte (voornaam)] dan?
G : Toen ging ie mij weer roepen.
[.] : toen ging ie jou weer roepen. En wat gebeurde er toen, toen ie jou weer ging roepen?
G : Toen ging, moest ik nog een keer aan z'n piemel zitten.
: En wat vind je daarvan?
G : Niet leuk.
: Want?
G : Om... Omdat, ik dat zo... Omdat ik... Omdat ik het gewoon niet wil.
[.] : He, en dan wat jij vertelde over [verdachte (voornaam)] , he, gebeurde dat dan na school of een keer in de vakantie of als je een keertje gewoon op bezoek was? Weet je dat nog?
G : Ja.
[.] : Wanneer gebeurde dat?
G : Vaak als ik... Als ik naar [F (voornaam)] ga.
[.] : Als je naar [F (voornaam)] gaat. En waarom ga je naar [F (voornaam)] ?
G : Dat is de oppas.
Een
proces-verbaal voorlopige samenvatting studioverhoor, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , inhoudende, zakelijk weergegeven: [4]
Opmerking verbalisant: Getuige doet in de studio voor hoe ze moest trekken aan [verdachte (voornaam)] zijn piemel. Te zien is dat getuige haar hand voor haar kruis houdt en trekkende bewegingen maakt.
Een
schriftelijk bescheid, te weten een rapportage diagnostiek en behandeling van [slachtoffer (voornaam)] van 3 september 2020, opgesteld door mw. drs. [C] , Gezondheidszorgpsycholoog en mw. [D] , maatschappelijk werkster, voor zover van belang, zakelijk weergegeven: [5]
[slachtoffer (voornaam)] wordt door de huisarts doorverwezen naar het Psychotraumacentrum i.v.m. toenemende klachten als buikpijn, slecht slapen en nachtmerries. Na intake en diagnostiek is er bij [slachtoffer (voornaam)] een posttraumatische stressstoornis (PTSS volgens DSM-5) vastgesteld, met een indicatie voor traumabehandeling. [slachtoffer (voornaam)] voelt zich verdrietig als ze denkt en praat over haar oom. Dit doet ze dan ook liever niet.
Het
proces-verbaal van verhoor getuige, houdende de verklaring van de getuige [A] , de moeder van [slachtoffer (voornaam)] , inhoudende, zakelijk weergegeven: [6]
Wel plast [slachtoffer (voornaam)] weer in bed, meer dan ze eerder deed. [slachtoffer (voornaam)] klaagt ook over buikpijn. Ik weet dat ik in maart 2019 bij de huisarts hiervoor ben geweest. [slachtoffer (voornaam)] heeft toen niet meer gesproken over buikpijnen maar nu klaagt ze weer over buikpijn. Ik vind haar de laatste tijd gewelddadig. Ze kan haar zusje heel hard slaan met de pollepel van haar keukentje. We hebben ook twee kittens, eentje die had ze pas geschopt, die kwam met vier poten van de grond. Dat vind ik opvallend aan haar gedrag. Ze is een heel lief, vrolijk meisje. Het gewelddadige speelt sinds een paar weken. Nadat ze het laatste incident aan [....] vertelde, die donderdag 7 november 2019. Het viel mij op dat [slachtoffer (voornaam)] bruut in haar gedrag was.
Op 29 september 2019 gingen [F (voornaam)] en ik naar een gezamenlijke vriendin in
[plaats 2] . Terwijl we naar de [straat] reden om te carpoolen belde mijn zusje dat de kinderen wel bij [verdachte (voornaam)] konden blijven. [verdachte (voornaam)] had dit zelf voorgesteld, het was zijn idee. [slachtoffer (voornaam)] hoorde het gesprek en werd meteen overstuur. Ze zei dat ze daar niet heen wilde. Toen we daar bij [verdachte (voornaam)] en [F (voornaam)] waren, begon ze heel erg te huilen. Ik had haar nog nooit zo gezien.
De
verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 31 maart 2023, inhoudende, zakelijk weergegeven:
[slachtoffer (voornaam)] kwam bij mij en mijn vriendin thuis, mijn vriendin had een gastouderopvang. Ik heb weleens alleen op de kinderen gepast, dat weet ik nog. Ik heb toen gekookt voor mijn kinderen en [slachtoffer (voornaam)] en [E (voornaam)] .
Bewijsoverwegingen ten aanzien van het tweede gedachtestreepje
Onder het tweede gedachtestreepje is aan verdachte tenlastegelegd het betasten/aanraken/aftrekken van zijn, verdachtes, geslachtsdeel door [slachtoffer (voornaam)] .
Ter beantwoording van de vraag of dit onderdeel van de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen kan worden, overweegt de rechtbank het volgende.
Betrouwbaarheid verklaring [slachtoffer (voornaam)]
zelf is als getuige gehoord tijdens een studioverhoor bij de politie. Gedurende dat verhoor heeft [slachtoffer (voornaam)] consequent, concreet en – zeker met het oog op het feit dat zij tijdens het studioverhoor 5 jaar oud was – zeer gedetailleerd verklaard over welke seksuele handeling(en) er werden verricht, waar dit gebeurde, en over het gevoel dat zij hierbij had. Zo verklaarde zij dat de piemel van verdachte een beetje zacht en nat was en een beetje naar voren stond, dat zij het niet leuk vond en het gewoon niet wilde. Ook verklaarde zij dat ze aan de piemel van verdachte moest trekken, dat ze verdachte dit ook heeft zien doen en dat ze dat moest nadoen. De verbalisant die het studioverhoor afnam relateert hierbij dat [slachtoffer (voornaam)] de bewegingen die zij moest maken met haar hand voordeed. De rechtbank overweegt dat niet aannemelijk is dat een zo jong meisje dergelijke details verzint.
De betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer (voornaam)] kan weliswaar niet worden getoetst aan de hand van andere verklaringen die zij zelf heeft afgelegd - nu deze er niet zijn - maar zij is consequent in de verklaring die zij als getuige heeft afgelegd en die verklaring komt overeen met hetgeen de vader van [slachtoffer (voornaam)] heeft verklaard. In zijn aangifte vertelde hij over ontuchtige handelingen waarover [slachtoffer (voornaam)] met hem had gesproken.
De verklaring van [slachtoffer (voornaam)] komt naar het oordeel van de rechtbank authentiek over en de rechtbank ziet noch in het dossier noch in hetgeen ter terechtzitting is besproken reden om te veronderstellen dat [slachtoffer (voornaam)] een reden zou hebben om onware en belastende dingen over verdachte te zeggen. Uit het dossier komt juist naar voren dat [slachtoffer (voornaam)] , in het kader van de gastouderopvang, graag bij verdachte thuis kwam, ook om te spelen met haar beste vriendje [G (voornaam)] , de stiefzoon van verdachte. Evenmin ziet de rechtbank aanknopingspunten om aan te nemen dat de verklaring van [slachtoffer (voornaam)] tijdens het studioverhoor is gevormd door dan wel het bespreken van het incident bij [slachtoffer (voornaam)] thuis dan wel door een door de moeder van [slachtoffer (voornaam)] gekocht boek dat gaat over de omgangsvormen tussen jongens en meisjes. Dat dit het geval zou zijn is door de raadsman ook niet onderbouwd.
Door de raadsman is een alternatief scenario geschetst, namelijk dat het erop lijkt dat wanneer [slachtoffer (voornaam)] haar zin niet krijgt zij dan wellicht zaken gaat roepen om haar zin dan wel te krijgen. De rechtbank acht dit scenario onvoldoende onderbouwd en aldus niet aannemelijk geworden.
De rechtbank concludeert dat de verklaring van [slachtoffer (voornaam)] betrouwbaar en geloofwaardig is.
Steunbewijs
De rechtbank overweegt dat om tot een bewezenverklaring te kunnen komen de verklaring van [slachtoffer (voornaam)] op specifieke punten steun dient te vinden in ander bewijsmateriaal, zodat haar verklaring niet op zichzelf staat, maar is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een andere bron.
Ondersteunend bewijs voor de verklaring van [slachtoffer (voornaam)] vindt de rechtbank in het volgende.
Uit de verklaring van de vader van [slachtoffer (voornaam)] volgt dat [slachtoffer (voornaam)] spontaan aan haar vader heeft verteld dat zij niet naar het huis van verdachte wilde, omdat ze dan aan zijn piemel moet trekken, waarbij zij tevens op en neer gaande bewegingen maakte met haar hand. De vader van [slachtoffer (voornaam)] verklaarde dat [slachtoffer (voornaam)] in zijn beleving voor deed hoe zij verdachte moest aftrekken. Dit aspect komt eveneens terug tijdens het studioverhoor van [slachtoffer (voornaam)] waarin zij aangeeft dat zij vaak heeft gezien dat verdachte aan zijn piemel trok waardoor zij wist wat zij moest doen. Zoals uit de bewijsmiddelen blijkt relateert de verbalisant hierbij dat [slachtoffer (voornaam)] de bewegingen die zij moest maken met haar hand voordoet.
De rechtbank hecht verder waarde aan de verklaring van de moeder van [slachtoffer (voornaam)] , die verklaart dat [slachtoffer (voornaam)] in reactie op het voorstel dat verdachte op 29 september 2019 alleen op [slachtoffer (voornaam)] en haar zusje zou passen heel erg overstuur raakte, zei dat ze niet naar verdachte en zijn partner toe wilde en, toen ze bij het huis van verdachte waren aangekomen, heel erg moest huilen. Verder volgt uit de verklaring van de moeder van [slachtoffer (voornaam)] dat zij vanaf november 2019 een gedragsverandering bij [slachtoffer (voornaam)] heeft waargenomen. Zo gedroeg [slachtoffer (voornaam)] zich gewelddadig naar haar zusje toe en schopte ze een van de kittens. Daarnaast plaste [slachtoffer (voornaam)] weer in bed en klaagde zij over buikpijn.
[slachtoffer (voornaam)] is vanwege onder andere deze toenemende buikpijnklachten doorverwezen naar het Psychotraumacentrum van het [ziekenhuis] . Daar is zij gediagnostiseerd met PTSS met een indicatie voor traumabehandeling. Uit de rapportage diagnostiek en behandeling blijkt dat [slachtoffer (voornaam)] zich verdrietig voelt als zij denkt en praat over verdachte.
De rechtbank komt tot de conclusie dat de verklaring van [slachtoffer (voornaam)] voldoende steun vindt in voornoemde bewijsmiddelen waarbij bovendien geen sprake is van een te ver verwijderd verband. Het dossier bevat verder geen contra-indicaties voor de verklaring van [slachtoffer (voornaam)] .
Bij het voorgaande overweegt de rechtbank tot slot dat verdachte ter terechtzitting niet consistent heeft verklaard. Zo kon verdachte zich in eerste instantie niet herinneren dat hij ooit alleen thuis was geweest met de oppaskinderen( [slachtoffer (voornaam)] en haar zusje). Mede gelet op de familieband tussen [slachtoffer (voornaam)] , haar zusje en verdachte – beiden nichtjes van verdachte – leek dit de rechtbank niet aannemelijk. Na doorvragen op dit punt kon verdachte zich opeens toch wel een moment herinneren waarop hij alleen was geweest met [slachtoffer (voornaam)] en merkte hij op dat het wel sporadisch voorkwam dat hij met de oppaskinderen alleen thuis was. Verdachte heeft daarnaast verklaard dat hij, nadat hij een gesprek met de ouders van [slachtoffer (voornaam)] over het eerste incident heeft gehad, hij hier verder geen aandacht meer aan heeft besteed omdat het onschuldig zou zijn geweest. Echter blijkt uit de whatsappconversatie van 27 november 2018 tussen verdachte en de moeder van [slachtoffer (voornaam)] wat anders, namelijk dat hetgeen tijdens dit gesprek aan de orde is gekomen in het hoofd van verdachte is blijven malen. De rechtbank acht dit opmerkelijk, nu deze twee uitingen van verdachte elkaar tegenspreken. De verklaring van verdachte ter terechtzitting komt hiermee op de rechtbank ontwijkend en daarmee niet zeer geloofwaardig over.
Op grond van de inhoud van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank stelt vast dat een precieze startdatum van het misbruik uit het dossier niet is vast te stellen, maar dat de ouders van [slachtoffer (voornaam)] in november 2018 de eerste signalen kregen dat er sprake zou kunnen zijn van seksueel misbruik. De rechtbank zal die datum daarom als startpunt nemen voor de tenlastegelegde periode. Het misbruik is blijkens de verklaringen van [slachtoffer (voornaam)] daarna doorgegaan.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
in de periode van november 2018 tot en met 7 november 2019 te [plaats 1] , met [slachtoffer]
, geboren op [2014] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet
had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te
weten het meermalen doen betasten/aanraken/aftrekken van zijn, verdachtes, geslachtsdeel door die [slachtoffer] .
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van veertien maanden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich in een periode van een jaar tijd meermalen schuldig gemaakt aan ontucht met zijn destijds vierjarige nichtje [slachtoffer (voornaam)] . De ontucht heeft plaatsgevonden in het huis van verdachte waar [slachtoffer (voornaam)] in het kader van gastouderopvang een aantal keren in de week was. Dit was bij uitstek een plek waar [slachtoffer (voornaam)] zich veilig zou moeten kunnen voelen en waar de ouders van [slachtoffer (voornaam)] haar met een gerust hart moesten kunnen achterlaten. Verdachte heeft met zijn handelen ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer. Hij heeft kennelijk de bevrediging van zijn eigen lustgevoelens laten prevaleren zonder erbij stil te staan dat jonge slachtoffers van ontucht in de regel nog lange tijd de (psychische) gevolgen ondervinden van wat hun is aangedaan. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Verdachte heeft daarnaast ook het vertrouwen dat het slachtoffer en haar familie in hem als familielid hadden, ernstig beschaamd en de familiaire relaties onherstelbaar beschadigd. De ontkennende houding van verdachte tijdens het politieonderzoek en ter terechtzitting maakt dit alles nog eens extra pijnlijk.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 1 maart 2023 betreffende verdachte. Daaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Op te leggen straf
Bij het bepalen van de straf en de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit en de omstandigheden waaronder dit feit door verdachte is begaan. De rechtbank let daarnaast op de straffen die in soortgelijke strafzaken zijn opgelegd en houdt ten slotte rekening met de persoon van verdachte.
Gelet op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is gebeurd, kan niet worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of minder zware straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Met een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak zouden de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde miskend worden. Omdat de rechtbank minder handelingen bewezen heeft verklaard dan de officier van justitie bewezen achtte, komt zij tot een lagere straf dan de straf die is geëist.
Alles afwegende is een gevangenisstraf van tien maanden passend en geboden.

9.BENADEELDE PARTIJEN

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag
van € 15.539,42. Dit bedrag bestaat uit € 5.539,42 aan materiële schade en € 10.000,00
aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
[A] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 8.350,81. Dit bedrag bestaat uit € 5.850,81 aan materiële schade en € 2.500,00 aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
[B] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 8.055,21. Dit bedrag bestaat uit € 5.555,21 aan materiële schade en € 2.500,00 aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen geheel kunnen worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, gelet op de door hem bepleite vrijspraak, op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vorderingen. Hij heeft verder geen inhoudelijk verweer tegen de vorderingen gevoerd.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van [slachtoffer]
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De in voldoende mate onderbouwde, en niet betwiste materiële kosten van € 539,42 zullen worden toegewezen. Ten aanzien van de gevorderde € 5.000,- aan toekomstige medische (reis)kosten overweegt de rechtbank dat deze kosten zich nog niet gerealiseerd hebben en er om die reden te veel onzekerheid over bestaat. Eiseres zal voor dit deel niet ontvankelijk in haar vordering worden verklaard.
Er is ook immateriële schadevergoeding gevorderd. Op grond van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) komt een benadeelde partij onder meer een vergoeding toe voor immateriële schade als sprake is van lichamelijk letsel en/of wanneer het slachtoffer op andere wijze in de persoon is aangetast.
Gelet op de aard en de ernst van de normschending door het bewezenverklaarde, namelijk een ernstige inbreuk op de seksuele integriteit van het slachtoffer, stelt de rechtbank vast dat het slachtoffer zodanig in haar persoon is aangetast dat zij daar in het verdere verloop van haar leven nadeel van zal ondervinden. Het slachtoffer was immers slechts 4 jaar oud toen zij de door verdachte verrichte seksuele handelingen heeft moeten ondergaan. Zij heeft dan ook recht op een naar billijkheid vast te stellen immateriële schadevergoeding. De gevorderde schade is namens de benadeelde partij in voldoende mate onderbouwd. Gelet hierop en nu dit verder ook niet voldoende gemotiveerd is betwist, zal de rechtbank de hoogte van de immateriële schade naar billijkheid vaststellen op € 10.000,00.
De rechtbank zal dan ook in totaal een bedrag van € 10.539,42 toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 7 november 2019 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 10.539,42 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 7 november 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 87 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De vordering van [A]
Door haar dochter seksueel te misbruiken, heeft verdachte onrechtmatig gehandeld jegens benadeelde partij. Hierdoor heeft zij schade geleden. De in voldoende mate onderbouwde, en niet betwiste materiële kosten van € 850,81 zullen worden toegewezen. Ten aanzien van de gevorderde € 5.000,- aan toekomstige medische (reis)kosten overweegt de rechtbank dat deze kosten zich nog niet gerealiseerd hebben en er om die reden te veel onzekerheid over bestaat. Benadeelde partij zal voor dit deel niet ontvankelijk in haar vordering worden verklaard.
Er is ook immateriële schadevergoeding gevorderd. Op grond van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) komt een benadeelde partij onder meer een vergoeding toe voor immateriële schade als sprake is van lichamelijk letsel en/of wanneer het slachtoffer op andere wijze in de persoon is aangetast.
De rechtbank stelt op basis van de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing vast dat zij, als gevolg van het hiervoor bewezenverklaarde feit, op een andere wijze in haar persoon is aangetast door het psychische leed dat haar is aangedaan. Dit ligt gelet op de hiervoor beschreven aard en ernst van de normschending voor de hand, namelijk het seksueel misbruik van haar destijds vierjarige dochter. Zij heeft dan ook recht op een naar billijkheid vast te stellen immateriële schadevergoeding. De gevorderde schade is namens de benadeelde partij in voldoende mate onderbouwd. Gelet hierop en nu dit verder ook niet voldoende gemotiveerd is betwist, zal de rechtbank de hoogte van de immateriële schade naar billijkheid vaststellen op € 2.500,00.
De rechtbank zal dan ook in totaal een bedrag van € 3.350,81 toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 7 november 2019 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 3.350,81 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 7 november 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 43 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De vordering van [B]
Door zijn dochter seksueel te misbruiken, heeft verdachte onrechtmatig gehandeld jegens benadeelde partij. Hierdoor heeft hij schade geleden. Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De in voldoende mate onderbouwde, en niet betwiste materiële kosten van € 555,21 zullen worden toegewezen. Ten aanzien van de gevorderde € 5.000,- aan toekomstige medische (reis)kosten overweegt de rechtbank dat deze kosten zich nog niet gerealiseerd hebben en er om die reden te veel onzekerheid over bestaat. Benadeelde partij zal voor dit deel niet ontvankelijk in zijn vordering worden verklaard.
Op grond van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) komt een benadeelde partij onder meer een vergoeding toe voor immateriële schade als sprake is van lichamelijk letsel en/of wanneer het slachtoffer op andere wijze in de persoon is aangetast.
De rechtbank stelt op basis van de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing vast dat hij, als gevolg van het hiervoor bewezenverklaarde feit, op een andere wijze in zijn persoon is aangetast door het psychische leed dat hem is aangedaan. Dit ligt gelet op de hiervoor beschreven aard en ernst van de normschending voor de hand, namelijk het seksueel misbruik van zijn destijds vierjarige dochter. Hij heeft dan ook recht op een naar billijkheid vast te stellen immateriële schadevergoeding. De gevorderde schade is namens de benadeelde partij in voldoende mate onderbouwd. Gelet hierop en nu dit verder ook niet voldoende gemotiveerd is betwist, zal de rechtbank de hoogte van de immateriële schade naar billijkheid vaststellen op € 2.500,00.
De rechtbank zal dan ook in totaal een bedrag van € 3.055,21 toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 7 november 2019 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 3.055,21 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 7 november 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 40 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 57, 247 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van tien (10) maanden;
Benadeelde partij [slachtoffer]
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 10.539,42, bestaande uit een vergoeding van € 539,42 voor materiële schade en een vergoeding van € 10.000,00 voor immateriële schade;
  • verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 november 2019 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [A]
  • wijst de vordering van [A] toe tot een bedrag van € 3.350,81, bestaande uit een vergoeding van € 850,81 voor materiële schade en een vergoeding van € 2.500,00 voor immateriële schade;
  • verklaart [A] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [A] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 november 2019 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [A] aan de Staat € 3.350,81 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 november 2019 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 43 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [B]
  • wijst de vordering van [B] toe tot een bedrag van € 3.055,21, bestaande uit een vergoeding van € 555,21 voor materiële schade en een vergoeding van € 2.500,00 voor immateriële schade;
  • verklaart [B] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [B] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 november 2019 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [B] aan de Staat € 3.055,21 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 november 2019 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 40 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L. Gerrits, voorzitter, mrs. R.P.P. Hoekstra en L.L. Veendrick, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.C.M. Hardeman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 april 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 september2017 tot en met 7 november 2019 te [plaats 1] , althans in Nederland, met [slachtoffer], geboren op [2014] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niethad bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, teweten meermalen, althans eenmaal, (telkens)- het betasten/aanraken/kietelen van de billen en/of de vagina, althans deschaamstreek, van die [slachtoffer] ;- het doen betasten/aanraken/aftrekken van zijn, verdachtes, geslachtsdeel door die[slachtoffer] .

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 12 oktober 2021, genummerd MDRBC19134 (onderzoek [.........] ), opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 103. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 17 en 18.
3.Pagina’s 55, 57-59 en 61.
4.Pagina 51.
5.Pagina 34
6.Pagina’s 40 en 42