4.3Het oordeel van de rechtbank
Partiele vrijspraak ten aanzien van het eerste gedachtestreepje
De onder het eerste gedachtestreepje aan verdachte tenlastegelegde handelingen bestaan uit het meermalen betasten/aanraken/kietelen van de billen en/of de vagina van [slachtoffer (voornaam)] . Over dit incident hebben [B] (de vader van [slachtoffer (voornaam)] ) en [A] (de moeder van [slachtoffer (voornaam)] ) verklaard dat [slachtoffer (voornaam)] bij elk van hen afzonderlijk haar onderbroek naar beneden heeft getrokken, zich naar voren heeft gebogen en heeft gevraagd of haar vader of moeder haar billen wilde kietelen, zoals verdachte dat altijd bij haar deed. Uit de uitwerking van het studioverhoor met [slachtoffer (voornaam)] volgt echter dat zij door de politie niet specifiek is bevraagd over een dergelijk incident. Zij heeft daar in dat studioverhoor ook niet spontaan over verklaard. Wel heeft zij de vraag “Heeft [verdachte (voornaam)] jou ook ergens aangeraakt? ”met “Nee” beantwoord. In het studioverhoor van [slachtoffer (voornaam)] zelf kan dus geen bewijs voor dit onderdeel van de tenlastelegging worden gevonden. Dit betekent niet dat dit incident niet heeft plaatsgevonden. Echter, nu het dossier voor dit incident alleen de verklaringen van de ouders van [slachtoffer (voornaam)] bevat, betekent dit wel dat de hoge drempel van wettig en overtuigend bewijs naar het oordeel van de rechtbank niet wordt gehaald. De consequentie daarvan is dat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van hetgeen onder het eerste gedachtestreepje aan hem ten laste is gelegd.
Bewijsmiddelen ten aanzien van het tweede gedachtestreepje
Het
proces-verbaal van aangifte,houdende de verklaring van aangever [B] , namens zijn dochter [slachtoffer (voornaam)] , inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik vernam voor het eerst dat er mogelijk sprake was van seksueel misbruik in november 2018. Op 7 november 2019 zei [slachtoffer (voornaam)] dat ze niet naar [G (voornaam)] of de opvang wilde omdat ze dan aan verdachte zijn piemel moest zitten. Ze zei daar verder over dat ze dan met verdachte naar een kamertje ging, haar ogen dicht moest doen en aan verdachte zijn piemel moest zitten. Zonder dat ik erover doorvroeg deed [slachtoffer (voornaam)] op en neer gaande bewegingen met haar hand. In mijn beleving deed [slachtoffer (voornaam)] voor dat zij verdachte moest aftrekken. Ik heb haar toen nog twee vragen gesteld. De eerste vraag was: "is het vaker gebeurd". Toen zei [slachtoffer (voornaam)] : "ja".
Een
proces-verbaal van bevindingenuitwerken getuigenverhoor van [slachtoffer (voornaam)] , inhoudende, zakelijk weergeven:
[.] : Jij vertelde mij net over [verdachte (voornaam)] , he? En je zegt: "ik moest m'n ogen dicht doen en hij zei dat het mijn hand was, maar ik dacht dat het zijn piemel was." Is dat één keer gebeurd of is dat vaker gebeurd?
G : Vaker.
[.] : Of anders? In een huis. En waar in het huis is dat dan dat dat gebeurde?
G : Gewoon in [plaats 1] .
[.] : Want je zegt: "Z'n broek was naar beneden." En wat zie je dan nog meer bij [verdachte (voornaam)] ?
G : De piemel.
[.] : De piemel. Dus je hebt de piemel gezien van [verdachte (voornaam)] ?
[.] : En hoe zag die eruit?
G : Een beetje nat en hij stond een beetje naar voor.
[.] : En hij zegt: "Pak." En pak je dan met één hand of twee handen?
G : Eén.
: Eén hand. En wat doe je dan met je hand?
G : Toen moet ik aan z'n piemel zo trekken.
: En hoe weet je dat, dat je dat moet doen?
G : Omdat dat [verdachte (voornaam)] vaak doet. Dat doet [verdachte (voornaam)] heel vaak dan moet ik gewoon heel vaak komen.
G : Dat vind ik niet zo leuk.
[.] : Nee, dat hoor ik dat je dat zegt dat je dat niet zo leuk vindt. En je zegt dan: "Dat doet [verdachte (voornaam)] vaak."
Begrijp ik dan dat je dat hebt gezien dat [verdachte (voornaam)] dat doet?
G : Ja
[.] : Okay. Dus je zegt: "Hij doet een beetje zo." He, dat deed je met je hand voor? En moet je dan aaien of een beetje knijpen of er een beetje aan trekken of anders?
G : Ja, een beetje eraan trekken.
: Een beetje eraan trekken. Okay, en hoe voelt dat dan?
G : Een beetje nat en een beetje zacht.
[.] : Okay. Okay, en dan... Toen jij zijn piemel vast had, stond je dan of lag je of zat je of anders?
G : lk stond.
: Je stond. En [verdachte (voornaam)] ?
G : En [verdachte (voornaam)] zit.
[.] : En [verdachte (voornaam)] zit. En waar zit [verdachte (voornaam)] op?
G : Op bed.
G : voor hem
[.] : Hoe ging het toen verder?
G : En verder mocht ik verder doorspelen en toen nog een keer.
: En wat deed [verdachte (voornaam)] dan?
G : Toen ging ie mij weer roepen.
[.] : toen ging ie jou weer roepen. En wat gebeurde er toen, toen ie jou weer ging roepen?
G : Toen ging, moest ik nog een keer aan z'n piemel zitten.
: En wat vind je daarvan?
G : Niet leuk.
: Want?
G : Om... Omdat, ik dat zo... Omdat ik... Omdat ik het gewoon niet wil.
[.] : He, en dan wat jij vertelde over [verdachte (voornaam)] , he, gebeurde dat dan na school of een keer in de vakantie of als je een keertje gewoon op bezoek was? Weet je dat nog?
G : Ja.
[.] : Wanneer gebeurde dat?
G : Vaak als ik... Als ik naar [F (voornaam)] ga.
[.] : Als je naar [F (voornaam)] gaat. En waarom ga je naar [F (voornaam)] ?
G : Dat is de oppas.
Een
proces-verbaal voorlopige samenvatting studioverhoor, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , inhoudende, zakelijk weergegeven:
Opmerking verbalisant: Getuige doet in de studio voor hoe ze moest trekken aan [verdachte (voornaam)] zijn piemel. Te zien is dat getuige haar hand voor haar kruis houdt en trekkende bewegingen maakt.
Een
schriftelijk bescheid, te weten een rapportage diagnostiek en behandeling van [slachtoffer (voornaam)] van 3 september 2020, opgesteld door mw. drs. [C] , Gezondheidszorgpsycholoog en mw. [D] , maatschappelijk werkster, voor zover van belang, zakelijk weergegeven:
[slachtoffer (voornaam)] wordt door de huisarts doorverwezen naar het Psychotraumacentrum i.v.m. toenemende klachten als buikpijn, slecht slapen en nachtmerries. Na intake en diagnostiek is er bij [slachtoffer (voornaam)] een posttraumatische stressstoornis (PTSS volgens DSM-5) vastgesteld, met een indicatie voor traumabehandeling. [slachtoffer (voornaam)] voelt zich verdrietig als ze denkt en praat over haar oom. Dit doet ze dan ook liever niet.
Het
proces-verbaal van verhoor getuige, houdende de verklaring van de getuige [A] , de moeder van [slachtoffer (voornaam)] , inhoudende, zakelijk weergegeven:
Wel plast [slachtoffer (voornaam)] weer in bed, meer dan ze eerder deed. [slachtoffer (voornaam)] klaagt ook over buikpijn. Ik weet dat ik in maart 2019 bij de huisarts hiervoor ben geweest. [slachtoffer (voornaam)] heeft toen niet meer gesproken over buikpijnen maar nu klaagt ze weer over buikpijn. Ik vind haar de laatste tijd gewelddadig. Ze kan haar zusje heel hard slaan met de pollepel van haar keukentje. We hebben ook twee kittens, eentje die had ze pas geschopt, die kwam met vier poten van de grond. Dat vind ik opvallend aan haar gedrag. Ze is een heel lief, vrolijk meisje. Het gewelddadige speelt sinds een paar weken. Nadat ze het laatste incident aan [....] vertelde, die donderdag 7 november 2019. Het viel mij op dat [slachtoffer (voornaam)] bruut in haar gedrag was.
Op 29 september 2019 gingen [F (voornaam)] en ik naar een gezamenlijke vriendin in
[plaats 2] . Terwijl we naar de [straat] reden om te carpoolen belde mijn zusje dat de kinderen wel bij [verdachte (voornaam)] konden blijven. [verdachte (voornaam)] had dit zelf voorgesteld, het was zijn idee. [slachtoffer (voornaam)] hoorde het gesprek en werd meteen overstuur. Ze zei dat ze daar niet heen wilde. Toen we daar bij [verdachte (voornaam)] en [F (voornaam)] waren, begon ze heel erg te huilen. Ik had haar nog nooit zo gezien.
De
verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 31 maart 2023, inhoudende, zakelijk weergegeven:
[slachtoffer (voornaam)] kwam bij mij en mijn vriendin thuis, mijn vriendin had een gastouderopvang. Ik heb weleens alleen op de kinderen gepast, dat weet ik nog. Ik heb toen gekookt voor mijn kinderen en [slachtoffer (voornaam)] en [E (voornaam)] .
Bewijsoverwegingen ten aanzien van het tweede gedachtestreepje
Onder het tweede gedachtestreepje is aan verdachte tenlastegelegd het betasten/aanraken/aftrekken van zijn, verdachtes, geslachtsdeel door [slachtoffer (voornaam)] .
Ter beantwoording van de vraag of dit onderdeel van de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen kan worden, overweegt de rechtbank het volgende.
Betrouwbaarheid verklaring [slachtoffer (voornaam)]
zelf is als getuige gehoord tijdens een studioverhoor bij de politie. Gedurende dat verhoor heeft [slachtoffer (voornaam)] consequent, concreet en – zeker met het oog op het feit dat zij tijdens het studioverhoor 5 jaar oud was – zeer gedetailleerd verklaard over welke seksuele handeling(en) er werden verricht, waar dit gebeurde, en over het gevoel dat zij hierbij had. Zo verklaarde zij dat de piemel van verdachte een beetje zacht en nat was en een beetje naar voren stond, dat zij het niet leuk vond en het gewoon niet wilde. Ook verklaarde zij dat ze aan de piemel van verdachte moest trekken, dat ze verdachte dit ook heeft zien doen en dat ze dat moest nadoen. De verbalisant die het studioverhoor afnam relateert hierbij dat [slachtoffer (voornaam)] de bewegingen die zij moest maken met haar hand voordeed. De rechtbank overweegt dat niet aannemelijk is dat een zo jong meisje dergelijke details verzint.
De betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer (voornaam)] kan weliswaar niet worden getoetst aan de hand van andere verklaringen die zij zelf heeft afgelegd - nu deze er niet zijn - maar zij is consequent in de verklaring die zij als getuige heeft afgelegd en die verklaring komt overeen met hetgeen de vader van [slachtoffer (voornaam)] heeft verklaard. In zijn aangifte vertelde hij over ontuchtige handelingen waarover [slachtoffer (voornaam)] met hem had gesproken.
De verklaring van [slachtoffer (voornaam)] komt naar het oordeel van de rechtbank authentiek over en de rechtbank ziet noch in het dossier noch in hetgeen ter terechtzitting is besproken reden om te veronderstellen dat [slachtoffer (voornaam)] een reden zou hebben om onware en belastende dingen over verdachte te zeggen. Uit het dossier komt juist naar voren dat [slachtoffer (voornaam)] , in het kader van de gastouderopvang, graag bij verdachte thuis kwam, ook om te spelen met haar beste vriendje [G (voornaam)] , de stiefzoon van verdachte. Evenmin ziet de rechtbank aanknopingspunten om aan te nemen dat de verklaring van [slachtoffer (voornaam)] tijdens het studioverhoor is gevormd door dan wel het bespreken van het incident bij [slachtoffer (voornaam)] thuis dan wel door een door de moeder van [slachtoffer (voornaam)] gekocht boek dat gaat over de omgangsvormen tussen jongens en meisjes. Dat dit het geval zou zijn is door de raadsman ook niet onderbouwd.
Door de raadsman is een alternatief scenario geschetst, namelijk dat het erop lijkt dat wanneer [slachtoffer (voornaam)] haar zin niet krijgt zij dan wellicht zaken gaat roepen om haar zin dan wel te krijgen. De rechtbank acht dit scenario onvoldoende onderbouwd en aldus niet aannemelijk geworden.
De rechtbank concludeert dat de verklaring van [slachtoffer (voornaam)] betrouwbaar en geloofwaardig is.
Steunbewijs
De rechtbank overweegt dat om tot een bewezenverklaring te kunnen komen de verklaring van [slachtoffer (voornaam)] op specifieke punten steun dient te vinden in ander bewijsmateriaal, zodat haar verklaring niet op zichzelf staat, maar is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een andere bron.
Ondersteunend bewijs voor de verklaring van [slachtoffer (voornaam)] vindt de rechtbank in het volgende.
Uit de verklaring van de vader van [slachtoffer (voornaam)] volgt dat [slachtoffer (voornaam)] spontaan aan haar vader heeft verteld dat zij niet naar het huis van verdachte wilde, omdat ze dan aan zijn piemel moet trekken, waarbij zij tevens op en neer gaande bewegingen maakte met haar hand. De vader van [slachtoffer (voornaam)] verklaarde dat [slachtoffer (voornaam)] in zijn beleving voor deed hoe zij verdachte moest aftrekken. Dit aspect komt eveneens terug tijdens het studioverhoor van [slachtoffer (voornaam)] waarin zij aangeeft dat zij vaak heeft gezien dat verdachte aan zijn piemel trok waardoor zij wist wat zij moest doen. Zoals uit de bewijsmiddelen blijkt relateert de verbalisant hierbij dat [slachtoffer (voornaam)] de bewegingen die zij moest maken met haar hand voordoet.
De rechtbank hecht verder waarde aan de verklaring van de moeder van [slachtoffer (voornaam)] , die verklaart dat [slachtoffer (voornaam)] in reactie op het voorstel dat verdachte op 29 september 2019 alleen op [slachtoffer (voornaam)] en haar zusje zou passen heel erg overstuur raakte, zei dat ze niet naar verdachte en zijn partner toe wilde en, toen ze bij het huis van verdachte waren aangekomen, heel erg moest huilen. Verder volgt uit de verklaring van de moeder van [slachtoffer (voornaam)] dat zij vanaf november 2019 een gedragsverandering bij [slachtoffer (voornaam)] heeft waargenomen. Zo gedroeg [slachtoffer (voornaam)] zich gewelddadig naar haar zusje toe en schopte ze een van de kittens. Daarnaast plaste [slachtoffer (voornaam)] weer in bed en klaagde zij over buikpijn.
[slachtoffer (voornaam)] is vanwege onder andere deze toenemende buikpijnklachten doorverwezen naar het Psychotraumacentrum van het [ziekenhuis] . Daar is zij gediagnostiseerd met PTSS met een indicatie voor traumabehandeling. Uit de rapportage diagnostiek en behandeling blijkt dat [slachtoffer (voornaam)] zich verdrietig voelt als zij denkt en praat over verdachte.
De rechtbank komt tot de conclusie dat de verklaring van [slachtoffer (voornaam)] voldoende steun vindt in voornoemde bewijsmiddelen waarbij bovendien geen sprake is van een te ver verwijderd verband. Het dossier bevat verder geen contra-indicaties voor de verklaring van [slachtoffer (voornaam)] .
Bij het voorgaande overweegt de rechtbank tot slot dat verdachte ter terechtzitting niet consistent heeft verklaard. Zo kon verdachte zich in eerste instantie niet herinneren dat hij ooit alleen thuis was geweest met de oppaskinderen( [slachtoffer (voornaam)] en haar zusje). Mede gelet op de familieband tussen [slachtoffer (voornaam)] , haar zusje en verdachte – beiden nichtjes van verdachte – leek dit de rechtbank niet aannemelijk. Na doorvragen op dit punt kon verdachte zich opeens toch wel een moment herinneren waarop hij alleen was geweest met [slachtoffer (voornaam)] en merkte hij op dat het wel sporadisch voorkwam dat hij met de oppaskinderen alleen thuis was. Verdachte heeft daarnaast verklaard dat hij, nadat hij een gesprek met de ouders van [slachtoffer (voornaam)] over het eerste incident heeft gehad, hij hier verder geen aandacht meer aan heeft besteed omdat het onschuldig zou zijn geweest. Echter blijkt uit de whatsappconversatie van 27 november 2018 tussen verdachte en de moeder van [slachtoffer (voornaam)] wat anders, namelijk dat hetgeen tijdens dit gesprek aan de orde is gekomen in het hoofd van verdachte is blijven malen. De rechtbank acht dit opmerkelijk, nu deze twee uitingen van verdachte elkaar tegenspreken. De verklaring van verdachte ter terechtzitting komt hiermee op de rechtbank ontwijkend en daarmee niet zeer geloofwaardig over.
Op grond van de inhoud van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank stelt vast dat een precieze startdatum van het misbruik uit het dossier niet is vast te stellen, maar dat de ouders van [slachtoffer (voornaam)] in november 2018 de eerste signalen kregen dat er sprake zou kunnen zijn van seksueel misbruik. De rechtbank zal die datum daarom als startpunt nemen voor de tenlastegelegde periode. Het misbruik is blijkens de verklaringen van [slachtoffer (voornaam)] daarna doorgegaan.