ECLI:NL:RBMNE:2023:1721

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
13 april 2023
Zaaknummer
10203603
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens ernstige overlast door huurder met psychische problemen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 april 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Stichting Woonin en een onder bewindgestelde huurder. De eisende partij, Woonin, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning van de onder bewindgestelde, die sinds 1 juli 1976 huurde. De aanleiding voor deze vordering waren langdurige klachten van buurtbewoners over ernstige overlast, waaronder geluidsoverlast, bedreigingen en agressief gedrag van de huurder. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurder zich niet als een goed huurder heeft gedragen, zoals vereist door de wet en de huurovereenkomst. Ondanks dat de huurder recentelijk in behandeling is en zijn gedrag lijkt te verbeteren, woog het belang van de andere huurders en de omwonenden zwaarder dan de belangen van de huurder. De kantonrechter heeft daarom de huurovereenkomst ontbonden en de huurder veroordeeld tot ontruiming van de woning per 15 juli 2023, met de mogelijkheid voor Woonin om een gebruiksvergoeding te vorderen voor de periode na de ontbinding. De huurder werd ook veroordeeld in de proceskosten van Woonin.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10203603 UC EXPL 22-7583 LvdH/1470
Vonnis van 19 april 2023
inzake
de stichting
Stichting Woonin,
gevestigd in Utrecht,
verder ook te noemen Woonin,
eisende partij,
gemachtigde: mr. G.K.L. de Wijkerslooth,
tegen:
[gedaagde] , werkzaam bij [onderneming] B.V., in hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van de heer [onderbewindgestelde],
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [onderbewindgestelde] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. L.M. van Rooij-Houweling.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 27;
- de conclusie van antwoord.
1.2.
De dagvaarding is uitgebracht door Mitros. Met ingang van 1 januari 2023 zijn Mitros en Viveste gefuseerd in Stichting Woonin. In dit vonnis zal verder worden gesproken over Woonin.
1.3.
Op 22 maart 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Namens Woonin is verschenen de heer [A] , [functie] bij Woonin, bijgestaan door de gemachtigde. [gedaagde] nam via een videoverbinding deel aan de mondelinge behandeling, haar gemachtigde was in de rechtszaal aanwezig net als [onderbewindgestelde] , met diens begeleider, [B] , sociaal psychiatrisch verpleegkundige bij [instelling 1] . Kort na aanvang is ook [C] verschenen die [onderbewindgestelde] vanuit [instelling 2] begeleidt.
1.4.
De kantonrechter heeft uitspraak bepaald op vandaag.

2.Waar gaat het over?

2.1.
[onderbewindgestelde] is bij beschikking van 30 juni 2021 onder bewind gesteld. [gedaagde] is benoemd tot bewindvoerder over de goederen van [onderbewindgestelde] .
2.2.
[onderbewindgestelde] huurt sinds 1 juli 1976 (eerst van Mitros en inmiddels) van Woonin een woning aan het adres [adres] in [plaats] . Sinds september 2019 zijn er klachten van buurtbewoners over [onderbewindgestelde] . [onderbewindgestelde] zou ernstige (geluids)overlast veroorzaken en agressief/bedreigend gedrag vertonen naar omwonenden. Daarom vordert Woonin in deze procedure dat de huurovereenkomst wordt ontbonden en dat [onderbewindgestelde] wordt veroordeeld tot ontruiming van zijn woning. [onderbewindgestelde] erkent dat het periodes niet goed met hem is gegaan, mede onder invloed van alcoholgebruik. Inmiddels is hij opgenomen in de [instelling 3] en gaat het naar zijn zeggen beter met hem. Hij gebruikt sinds een aantal weken geen alcohol meer omdat hij bekeerd is tot de islam. [onderbewindgestelde] wil graag, na zijn verblijf in de [instelling 3] , terug kunnen keren naar zijn woning.
2.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

3.De beoordeling

Het beoordelingskader
3.1.
De kantonrechter overweegt dat [onderbewindgestelde] zich op grond van de wet (artikel 7:213 BW) en de huurovereenkomst als een goed huurder moet gedragen. Dat betekent onder andere dat hij geen overlast mag veroorzaken voor de mensen die in de buurt van zijn woning wonen of verblijven. Als hieraan niet wordt voldaan, is er sprake van een tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen uit de huurovereenkomst. Dat is wanprestatie en wanprestatie kan, afhankelijk van alle omstandigheden van geval, een grond opleveren voor ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning. Een ontruiming is een zware maatregel, die diep ingrijpt in het gebruiksrecht en de huurbescherming van [onderbewindgestelde] . In deze zaak gaat het om de vraag of vaststaat dat [onderbewindgestelde] zodanige overlast (heeft) veroorzaakt, dat dit de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning rechtvaardigt. De overlast moet in duur en ernst zodanig zijn, dat van Woonin niet meer kan worden verwacht dat zij de woning aan [onderbewindgestelde] blijft verhuren.
De overlast
3.2.
De overlastmeldingen komen neer op het volgende. Omwonenden hebben in september 2019 voor het eerst geklaagd over geluidsoverlast, bedreiging, vervuiling en verwaarlozing, vernieling en vandalisme door [onderbewindgestelde] . Deze overlastmeldingen bleven binnenkomen tot september 2020. Bij verschillende situaties moest de politie ter plaatse komen. Ook zou er volgens de meldingen sprake zijn geweest van bedreiging door [onderbewindgestelde] richting de omwonenden. Uit één van de meldingen volgt dat [onderbewindgestelde] heeft gezegd dat ‘
hij ons in de brand wil steken’’, dat ‘
hij thinner over een buurman wil gieten en vervolgens in de brand wil steken’ en dat ‘
hij het complex/woningen in de brand wil steken’. Mitros heeft [onderbewindgestelde] in deze periode verschillende malen gesommeerd de overlast te staken.
3.3.
Begin 2021 kwamen er opnieuw diverse meldingen binnen over [onderbewindgestelde] en zijn toenmalige vriendin ( [D] ) met betrekking tot geluidsoverlast. Ook heeft er een explosie plaatsgevonden in/bij de woning van [onderbewindgestelde] , waarbij de ruiten uit de achterpui zijn gesprongen en de achterpui is ontzet. Op 26 april 2021 heeft [onderbewindgestelde] een vrijwillige gedragsaanwijzing c.q. laatste kans overeenkomst getekend. Deze overeenkomst hield onder meer in dat [onderbewindgestelde] geen overlast meer zal veroorzaken en geen bezoek meer zou ontvangen van [D] . In juni en juli 2021 zijn er opnieuw meldingen binnengekomen bij Mitros. Zo zou [D] in de woning van [onderbewindgestelde] zijn gesignaleerd en zou er sprake zijn geweest van geluidsoverlast.
3.4.
Na een relatief rustige periode zijn er vanaf maart 2022 wederom meldingen ontvangen over geluidsoverlast en bedreigingen door [onderbewindgestelde] . Uit één van de meldingen zzblijkt dat de tekst “HAPPY HOOKER’ voor de deur van één van de buren is gekalkt. Ook is de auto van één van de buren hebben bekrast en is op de ruit van de woning ‘Hoer van [.] ’ geschreven. Daarvan werd [onderbewindgestelde] verdacht. De laatste meldingen dateren van augustus 2022. Vanaf eind 2022, sinds [onderbewindgestelde] is opgenomen in de [instelling 3] , is het rustig. Die opname zou zijn voor de duur van zes maanden. De omwonenden vrezen de terugkeer van [onderbewindgestelde] .
De tekortkoming rechtvaardigt ontbinding
3.5.
De kantonrechter stelt vast dat de meldingen van overlast structureel van aard zijn en door de politie en hulpverleners zeer serieus zijn en worden genomen. Ook de bewindvoerder, [gedaagde] , heeft bij de mondelinge behandeling desgevraagd laten weten dat de communicatie met [onderbewindgestelde] heel moeizaam is geweest, maar dat die sinds zijn opname in de [instelling 3] goed verloopt. De kantonrechter is daarom van oordeel dat voldoende is gebleken dat het gedrag van [onderbewindgestelde] ernstige overlast heeft veroorzaakt en dat [onderbewindgestelde] hiermee zodanig is tekort geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst dat een ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is.
3.6.
[onderbewindgestelde] heeft gevraagd hem nog een kans te geven. Hij heeft bij de mondelinge behandeling toegelicht dat hij vindt dat hij geen ernstige overlast heeft veroorzaakt. Hij denkt dat bepaalde buren een hekel aan hem hebben en hem daarom weg willen pesten. Hij wijst er op dat er ook veel buren zijn die heel blij met hem zijn omdat hij zich voor hen in zet. Hij ziet dan ook geen belemmering voor een terugkeer naar huis. [onderbewindgestelde] wil ook kunnen laten zien dat zijn gedrag is verbeterd, nu hij geen alcohol meer gebruikt en bekeerd is tot de islam.
3.7.
De gemachtigde van [onderbewindgestelde] heeft tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat het duidelijk is dat er een andere woonplek moet komen voor [onderbewindgestelde] , gelet op zijn problematiek. De gemachtigde heeft hierbij benadrukt dat het zoeken naar een andere plek bemoeilijkt wordt als [onderbewindgestelde] geen vast adres meer heeft. Op dit moment is er nog geen zicht op een plek waar [onderbewindgestelde] begeleid kan wonen. Bij de [instelling 3] kan de termijn van verblijf met hooguit drie maanden worden opgerekt. De kans is dus reëel dat [onderbewindgestelde] bij toewijzing van de vordering tot ontbinding en ontruiming zonder alternatief op straat komt te staan en het dus nog moeilijker wordt een passende woonomgeving voor hem te vinden. Om die reden wordt verzocht de vorderingen af te wijzen.
3.8.
Woonin heeft daartegenover gesteld dat de overlast al geruime tijd duurt en dat [onderbewindgestelde] al in de gelegenheid is gesteld om zijn gedrag te verbeteren. Er is al sinds mei 2020 hulpverlening betrokken bij [onderbewindgestelde] ( [instelling 1] , Reclassering, [instelling 2] en het buurtteam). Ook zijn er door de wijkagenten en Mitros gesprekken gevoerd met [onderbewindgestelde] . [onderbewindgestelde] is 3 jaar geleden aangemeld voor een Lokale Persoonsgerichte Aanpak en hij heeft in april 2021 een gedragsaanwijzing gehad. Volgens Woonin heeft dit alles er [onderbewindgestelde] niet van kunnen weerhouden overlast te veroorzaken. Na afloop van de periode in de [instelling 3] is een terugkeer van [onderbewindgestelde] in zijn woning niet meer mogelijk. Woonin moet namelijk het zwaarwegende belang van haar andere huurders bij een veilige en prettige woonomgeving borgen. De bewoners die in de omgeving van [onderbewindgestelde] wonen voelen zich onveilig en bedreigd door [onderbewindgestelde] . Zij hebben aangegeven geen leven meer te hebben met [onderbewindgestelde] in de buurt.
3.9.
De kantonrechter stelt vast dat sprake is van een maatschappelijk groot probleem dat zich niet alleen in deze zaak voordoet. Er doen zich regelmatig zaken voor waarin huurders met psychische problemen overlast veroorzaken in hun woonomgeving waarvoor geen passend alternatief voor handen lijkt of in ieder geval niet op een passende termijn te vinden is. Dat levert het treurige beeld op dat veel mensen die zorg en hulpverlening nodig hebben op straat (dreigen te) belanden met alle gevolgen van dien. De gezondheid en het welzijn van de betreffende hulpbehoevende verslechtert en de overlast die de reden was om iemand zijn vertrouwde woonomgeving af te nemen verplaatst zich. Vanuit allerlei hoeken zijn geluiden te horen dat de bezuinigingen in de (geestelijke) gezondheidszorg tot schrijnende situaties hebben geleid, waarbij het strafrecht regelmatig als de enige nog mogelijke optie wordt gezien om een adequate behandeling in gang gezet te krijgen en een passende plek te vinden waar iemand veilig voor zichzelf en zijn omgeving (tijdelijk) zou kunnen verblijven. Wat de problematiek extra lastig en schrijnend maakt is dat de binnen de hulpverlening het (over) zicht lijkt te ontbreken op de omvang van de problematiek. Desgevraagd is namelijk bij de mondelinge behandeling niet duidelijk geworden hoeveel mensen zoals [onderbewindgestelde] wachten op een geschikte plek, hoeveel geschikte plekken er zijn en wanneer men daar terecht zou kunnen.
Aan de kantonrechter de ondankbare taak om binnen dit kader in deze zaak een beslissing te nemen.
Helder is dat zeker iedereen die kampt met problematiek, zoals deze blijkt uit de stukken en de gegeven toelichting tijdens de mondelinge behandeling, belang heeft bij een veilige en vaste woonomgeving. De problematiek van [onderbewindgestelde] , hoe betreurenswaardig ook, weegt naar het oordeel van de kantonrechter echter niet op tegen het belang van Woonin (en daarmee van het belang van de omwonenden) bij de gevorderde ontbinding en ontruiming. Er is namelijk sprake van ernstige en langdurige overlast veroorzaakt door iemand die daar zelf geen beeld bij heeft en vanuit zijn woonsituatie daar niet op aanspreekbaar en behandelbaar blijkt te zijn. Dat heeft ertoe geleid dat het gedrag van [onderbewindgestelde] het leven van andere bewoners verziekt. Een terugkeer naar zijn woning is dus onwenselijk en een gepasseerd station. Dit onderschrijven de hulpverleningsinstanties ook. De kantonrechter zal de overeenkomst daarom ontbinden.
Ontruiming
3.10.
[onderbewindgestelde] moet ook zijn woning verlaten en hij zal daarom worden veroordeeld tot ontruiming van zijn woning. Vanwege het lopende hulpverleningstraject zal de kantonrechter de datum van ontruiming bepalen op 15 juli 2023. Met deze datum, die samenvalt met het einde van de behandelperiode van [onderbewindgestelde] in de [instelling 3] , wordt de kans dat [onderbewindgestelde] op straat komt te staan verkleind omdat dit [instelling 2] de mogelijkheid biedt een passende woonplek voor [onderbewindgestelde] te vinden vanuit een andere dan daklozensetting.
3.11.
[onderbewindgestelde] zal worden veroordeeld tot betaling van een gebruiksvergoeding, gelijk aan de hoogte van de huurprijs van € 511,67 per maand, voor de periode na de ontbinding van de huurovereenkomst tot het moment van daadwerkelijke oplevering van de woning aan Woonin.
Proceskosten
3.12.
[onderbewindgestelde] wordt als in het ongelijk gestelde partij in deze procedure in de proceskosten veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de kosten aan de zijde van Woonin als volgt vastgesteld:
- dagvaarding € 125,03
- griffierecht € 128,00
- salaris gemachtigde €
374,00(2 punten x tarief € 187,00)
Totaal € 627,03
De nakosten, waarvan Woonin betaling vordert, zullen op de in het dictum weergegeven wijze worden begroot.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
ontbindt de tussen Woonin en [onderbewindgestelde] bestaande huurovereenkomst per 15 juli 2023 met betrekking tot de woning aan het adres [adres] in ( [postcode] ) [plaats] ;
4.2.
veroordeelt [onderbewindgestelde] om deze woning met al wie en al wat zich daarin vanwege hem bevindt uiterlijk 15 juli 2023 te ontruimen en te verlaten en met afgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking van Woonin te stellen;
4.3.
veroordeelt [onderbewindgestelde] tot voldoening van een gebruiksvergoeding van € 511,67 per (gedeelte van de) maand vanaf 15 juli 2023 tot het moment van daadwerkelijke oplevering van de woning aan Woonin;
4.4.
veroordeelt [onderbewindgestelde] in de proceskosten, aan de zijde van Woonin tot dit vonnis vastgesteld op € 627,03, waarvan € 374,00 aan salaris gemachtigde;
4.5.
veroordeelt [onderbewindgestelde] in de kosten die zijn ontstaan na dit vonnis, begroot op:
- € 94,00 aan salaris gemachtigde, als niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis is voldaan;
- de explootkosten van betekening van dit vonnis, als er vervolgens betekening heeft plaatsgevonden;
4.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.7.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.P.M. Straver, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 19 april 2023.