Feiten
1. De woning is een in 1934 gebouwde rijwoning met een dakkapel, berging, aanbouw n kelder. De woning heeft een gebruiksoppervlakte van 104 m2 en een kaveloppervlakte van 121 m2.
2. Partijen verschillen van mening over de waarde van de woning per 1 januari 2021. Eiser bepleit een lagere waarde, namelijk € 400.000,-. De heffingsambtenaar handhaaft in beroep de door hem vastgestelde waarde.
Hoe wordt de waarde bepaald?
3. Op de heffingsambtenaar rust de bewijslast om aannemelijk te maken dat de waarde van de woning op de waardepeildatum (1 januari 2021) niet hoger is vastgesteld dan de waarde in het economisch verkeer. De WOZ-waarde van de woning is de waarde in het economisch verkeer. Dat is de prijs die bij verkoop op de voor die woning meest geschikte wijze en na de beste voorbereiding door de meest biedende kandidaat voor die woning zou zijn betaald.
De waarde wordt bepaald door middel van de vergelijkingsmethode. Dit houdt in dat de waarde van de woning wordt vastgesteld aan de hand van een vergelijking met de verkoopopbrengst van woningen die rondom de waardepeildatum zijn verkocht en voldoende vergelijkbaar zijn met de woning. De referentiewoningen hoeven dus niet identiek te zijn aan de woning. Wel moet de heffingsambtenaar inzichtelijk maken op welke manier hij met de onderlinge verschillen rekening heeft gehouden.
4. Bij de beoordeling of dit het geval is, zal de rechtbank de argumenten die eiser heeft aangevoerd en waarmee de waarde wordt betwist, meewegen.
5. Om de waarde van de woning te onderbouwen heeft de heffingsambtenaar een taxatiematrix overgelegd, waarin de woning wordt vergeleken met drie verkopen in [woonplaats] , namelijk: [adres 2] en [adres 3] en [adres 4] .
Heeft de heffingsambtenaar de waarde aannemelijk gemaakt?
6. De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar met de taxatiematrix en de toelichting die daarop tijdens de zitting is gegeven aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. Om tot dat oordeel te komen neemt de rechtbank in aanmerking dat de in de taxatiematrix genoemde referentiewoningen goed bruikbaar zijn, omdat zij in dezelfde omgeving liggen, niet te ver van de waardepeildatum zijn verkocht en wat bouwjaar, doelmatigheid en uitstraling betreft voldoende vergelijkbaar zijn met de woning. Met de taxatiematrix heeft de heffingsambtenaar inzichtelijk gemaakt dat in voldoende mate rekening is gehouden met de verschillen tussen de woning en de referentieobjecten. Wat eiser in beroep aanvoert, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel.
Indexeringspercentage
8. Eerst ter zitting heeft eiser het door de heffingsambtenaar gebruikte indexeringspercentage betwist. Eiser wijst op de indexeringspercentages van de NVM. Het indexeringspercentage volgens het NVM is 8,9% voor de jaren 2020-2021 en17,5% voor de jaren 2021-2022. Dit wijkt volgens eiser af van de gehanteerde indexeringspercentages van de heffingsambtenaar. De heffingsambtenaar heeft toegelicht dat hij niet bekend is met de door eiser genoemde percentages en dat hij er niet op kan reageren. De heffingsambtenaar wijst naar de specifieke indexering voor de gemeente [gemeente] . De cijfers waar eiser naar verwijst hebben betrekking op de gehele regio [regio] en het NVM gebruikt kwartaalcijfers, terwijl de heffingsambtenaar jaarcijfers hanteert.
9. De rechtbank kan de toelichting van de heffingsambtenaar volgen. De heffingsambtenaar heeft voldoende inzichtelijk gemaakt en toegelicht hoe het indexeringspercentage tot stand is gekomen aan de hand van verkopen in de eigen regio. In dit verband verwijst de rechtbank naar de uitspraak van het Hof ’s-Hertogenbosch.De afzonderlijke elementen van de taxatieopbouw zoals de toegepaste indexering hoeven niet apart op hun juistheid te worden getoetst omdat enkel de eindwaarde ter toetsing voorligt. De rechtbank heeft geen reden om aan te nemen dat de toegepaste indexering van de referentiewoningen onjuist is, laat staan dat als deze indexering toch onjuist zou zijn, de referentiewoningen bij een juiste indexering geen steun meer bieden voor de beschikte waarde. Eiser is bijgestaan door een professioneel gemachtigde die zich heeft gespecialiseerd in taxaties, het had op de weg van eiser gelegen, bijvoorbeeld met een eigen indexeringspercentage, de juistheid van de door de heffingsambtenaar gehanteerde indexering gemotiveerd te betwisten. Dit heeft eiser niet gedaan. De beroepsgrond slaagt niet.
Op de zaak betrekking hebbende stukken
10. Eiser voert aan dat de heffingsambtenaar geen inzicht heeft gegeven in de op de zaak betrekking hebbende stukken. Eiser verwijst naar de waardes van de objectonderdelen van de referentiewoningen en de woning, de prijs per eenheid en dat niet te achterhalen is in welk waardegebied de referentiewoningen liggen.
11. Verder heeft eiser op de zitting toegelicht dat er tijdens de hoorzitting is gevraagd om de op de zaak betrekking hebbende stukken waaronder het informatieformulier. Eiser maakt bij elke hoorzitting gebruik van een vragenformulier waar onder meer de vraag op staat vermeld of er inzicht kan worden gegeven in de op de zaak betrekking hebbende stukken. Eiser gaat er dan ook van uit dat hij die vraag op de hoorzitting heeft gesteld aan verweerder. Verder stelt eiser dat de bijgevoegde grondstaffel niet leesbaar is.
12. De heffingsambtenaar heeft op de zitting toegelicht dat de op de zaak betrekking hebbende stukken kunnen worden gedownload met de door verweerder bij brief van 2 mei 2022 genoemde link en het daarbij door verweerde opgegeven wachtwoord. Een deel van de stukken die zijn te raadplegen via de link zijn opgenomen in het fysieke dossier en een deel is digitaal raadpleegbaar. De heffingsambtenaar heeft hiervoor gekozen, omdat het gaat om omvangrijke informatie van ca. 300 bladzijdes. Verder heeft de heffingsambtenaar toegelicht dat eiser tijdens de hoorzitting niet nogmaals heeft gevraagd om de op de zaak betrekking hebbende stukken.
13. De rechtbank kan de toelichting van de heffingsambtenaar volgen. De rechtbank kan de link waar de heffingsambtenaar naar verwijst, openen met het bijbehorende wachtwoord. Hieruit blijkt dat er inzicht wordt gegeven in de op de zaak betrekking hebbende stukken waar eiser naar verwijst. De heffingsambtenaar heeft verder toegelicht dat de leeswijzer van de grondstaffel voor een deel te vinden is in het fysieke dossier en een deel in het digitale dossier. De rechtbank gaat voorbij aan de enkele niet nader onderbouwd betwisting van eiser nu enkel gesteld wordt dat er gebruik is gemaakt van een vragenformulier van de op de hoorzitting te stellen vragen. Hieruit kan niet worden opgemaakt dat er feitelijk is gevraagd om de op de zaak betrekking hebbende stukken. De beroepsgrond slaagt niet.
14. De gemachtigde van eiser stelt dat de heffingsambtenaar geen inzicht heeft gegeven in de door eiser persoonlijk ingevulde informatieformulieren.
15. Op 28 juni 2022 heeft de gemachtigde van eiser per e-mail verzocht om alle ingevulde informatieformulieren. De heffingsambtenaar heeft op 4 juli 2022 per e-mail gereageerd de informatieformulieren waar de gemachtigde van eiser naar verwijst niet op te sturen, omdat de stukken niet zijn betrokken bij de beslissing waartegen bezwaar is ingediend. Op
12 juli 2022 heeft de heffingsambtenaar per brief toegelicht dat de gemeente er alles aan heeft gedaan om de gevraagde informatie door de tussenkomst van gemachtigde op te vragen. Ook stelt de heffingsambtenaar dat het niet reëel is om te verwachten dat de gemeente inspanningen verricht om achterstanden die veroorzaakt zijn bij de gemachtigde recht te trekken.
16. Op de zitting heeft de heffingsambtenaar nader toegelicht verplicht te zijn de informatie in het inlichtingenformulier op te vragen en dat er op de hoorzitting niet is gevraagd om de ingevulde informatieformulieren.
17. De rechtbank kan de toelichting van de heffingsambtenaar volgen. Uit de
e-mailwisseling tussen partijen is op te maken dat er veel informatiebeschikkingen worden genomen. Dit maakt niet dat de heffingsambtenaar is gehouden om in elke zaak de verkregen informatie van de cliënten van de gemachtigde door te sturen. Het ligt immers op de weg van de gemachtigde om navraag te doen bij zijn cliënten over de door die cliënten aan de heffingsambtenaar verstrekte informatie. Dit klemt te meer omdat de heffingsambtenaar heeft gesteld – en door eiser niet is betwist - dat het informatieformulier eerst aan de gemachtigde van eiser is verzonden en later aan eiser persoonlijk. De gemachtigde van eiser was dus op de hoogte van het informatieverzoek.
In dit verband volgt de rechtbank ook het standpunt van de heffingsambtenaar dat de gemachtigde ook niet op de telefonische hoorzitting van 23 mei 2022 om het informatieformulier kan hebben verzocht omdat het informatieformulier later – in juni 2022 – door eiser persoonlijk aan verweerder is verstrekt. De beroepsgrond slaagt niet.
18. Verder voert eiser aan dat er onvoldoende rekening is gehouden met de slechte isolatie van de woning, er is sprake van een laag energielabel (energielabel F). De heffingsambtenaar heeft in het verweerschrift toegelicht dat er volgens de landelijke databels een energielabel beschikbaar is voor de woning van eiser. Verder stelt de heffingsambtenaar dat de woning beschikt over dubbel glas, zonnepanelen op het dak en dat het dak deels is geïsoleerd. De rechtbank kan deze toelichting van de heffingsambtenaar volgen. De rechtbank merkt op dat uit de iWOZ-rapportages kan worden opgemaakt dat de gebruikte referentiewoningen energielabels hebben variërend van F t/m E. Het is niet aannemelijk dat de woning van eiser een slechtere isolatie heeft dan de referentiewoningen. Eiser heeft zijn stelling niet nader onderbouwd, bijvoorbeeld aan de hand van stukken. De beroepsgrond slaagt niet.
19. Tot slot verwijst eiser naar de transacties [adres 5] en
[adres 6] , ter onderbouwing van zijn standpunt omtrent de waarde van de woning. De rechtbank stelt voorop dat er in het belastingrecht sprake is van een vrije bewijsleer. Dit betekent dat partijen in een geschil over de WOZ-waarde vrij zijn om, ter onderbouwing van de door hen voorgestane waarden, een bewijsmiddel te kiezen. De heffingsambtenaar mag dus zelf bepalen hoe hij de waarde onderbouwt en hoeft bij de taxatie geen gebruik te maken van de voorgedragen referentiewoningen van eiser. Verder heeft de heffingsambtenaar toegelicht dat [adres 5] erg gedateerd is en [adres 6] aan een drukke doorgaande weg ligt. Hierdoor zijn deze twee verkopen niet goed vergelijkbaar met de woning van eiser. De rechtbank kan deze toelichting van de heffingsambtenaar volgen. De beroepsgrond slaagt niet.
20. De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.