ECLI:NL:RBMNE:2023:1679

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 maart 2023
Publicatiedatum
11 april 2023
Zaaknummer
UTR 23/137
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure niet-ontvankelijk wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft De Utrechtse Bomenstichting een verzoek ingediend om proceskostenveroordeling tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. Dit verzoek volgde op de intrekking van een eerder ingediend beroep tegen de beslissing op bezwaar van 5 januari 2023. De rechtbank heeft op 24 maart 2023 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het verzoek om proceskostenveroordeling kennelijk niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster het griffierecht niet op tijd heeft betaald, wat een voorwaarde is voor de inhoudelijke behandeling van het beroep. De rechtbank heeft partijen niet uitgenodigd voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig was. De rechtbank heeft in haar overwegingen uiteengezet dat het griffierecht, vastgesteld op € 365,-, niet tijdig is ontvangen en dat verzoekster geen geldige reden heeft gegeven voor deze niet-betaling. De rechtbank heeft ook aangegeven dat de termijn voor betaling van het griffierecht niet opnieuw aanvangt, ondanks de communicatie van verzoekster. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren, wat betekent dat er geen inhoudelijke behandeling van de zaak zal plaatsvinden en dat er geen proceskostenvergoeding zal worden toegekend.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
Zaaknummer: UTR 23/137

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 maart 2023 in de zaak tussen

De Utrechtse Bomenstichting, te Utrecht, verzoekster,

(gemachtigde: drs. C. van Oosten)
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat verzoekster heeft ingediend tegen de beslissing op bezwaar van verweerder van 5 januari 2023.
Op 31 januari 2023 heeft verweerder het besluit genomen de beslissing op bezwaar van
5 januari 2023 in te trekken. Daarop heeft verzoekster haar beroep ingetrokken met het verzoek verweerder te veroordelen voor de proceskosten.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Verzoekster heeft namelijk het griffierecht niet (op tijd) betaald, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Iemand die in beroep gaat moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In dit geval is het griffierecht € 365,-.
3. Als het griffierecht niet (op tijd) wordt betaald is de hoofdregel dat de rechtbank het beroep of verzoek niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het griffierecht niet door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar verzoekster niets aan kan doen.
4. De rechtbank heeft verzoekster op 18 februari 2023 een aangetekende brief gestuurd, waarin staat dat verzoekster het griffierecht binnen vier weken moet betalen aan de rechtbank. De aangetekend verzonden brief is door verzoekster niet afgehaald en aan de rechtbank geretourneerd. Vervolgens is deze brief, ter voldoening aan het bepaalde in artikel 8:38 van de Awb, aan verzoekster ter kennisneming per gewone post toegezonden. In deze brief is aangegeven dat de termijn uit de brief van 18 februari 2023 niet opnieuw aanvangt. Verzoekster heeft hierop gereageerd:
“U heeft mij een factuur gestuurd d.d. 28 februari j.l. Dit beroep is echter ingetrokken.”
5. De rechtbank kan opposant hierin niet volgen. Opposant vraagt namelijk om verweerder te veroordelen in de gemaakte proceskosten door middel van een uitspraak. Ook in dat geval is griffierecht verschuldigd.
6. De rechtbank heeft het bedrag niet (op tijd) ontvangen. Verzoekster heeft daar geen geldige reden voor gegeven.
7. Het verzoek is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 van de Awb). Het verzoek zal niet inhoudelijk worden behandeld.
8. Van een vergoeding van de proceskosten is geen sprake.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Hogenbirk griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2023.
de griffier is verhinderd
de uitspraak te ondertekenenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.