ECLI:NL:RBMNE:2023:1675

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 maart 2023
Publicatiedatum
11 april 2023
Zaaknummer
UTR 22/4810
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep tegen beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

In deze zaak heeft verzoekster bezwaar ingediend tegen een beslissing van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genomen op 15 oktober 2021. Na een beslissing op bezwaar op 2 september 2022, waarbij het bezwaar ongegrond werd verklaard, heeft verzoekster beroep ingesteld bij de rechtbank. Op 14 november 2022 heeft verweerder een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarna verzoekster haar beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van haar proceskosten. Verweerder heeft op 19 december 2022 aangegeven akkoord te gaan met een veroordeling in de proceskosten op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). De rechtbank heeft de zaak zonder zitting beoordeeld, omdat zij voldoende informatie had om het verzoek te behandelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat, indien het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank kan bepalen dat verweerder de proceskosten moet vergoeden. De rechtbank heeft de proceskosten van verzoekster vastgesteld op € 837,- en heeft verweerder veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan verzoekster. De uitspraak is gedaan door rechter S.C.A. van Kuijeren en is openbaar uitgesproken op 20 maart 2023.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/4810

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 maart 2023 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster,

(gemachtigde: mr. J.C. Walker),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft bezwaar ingediend tegen de beslissing van verweerder van 15 oktober 2021. Verweerder heeft op 2 september 2022 een beslissing op het bezwaar van verzoekster genomen. Met deze beslissing op bezwaar is het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard. Verzoekster is hiertegen bij de rechtbank in beroep gegaan.
Op 14 november 2022 heeft verweerder een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen waarin hij het besluit van 15 oktober 2022 heeft gewijzigd. Verzoekster heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten.
Verweerder heeft op 19 december 2022 gereageerd op dit verzoek met de mededeling akkoord te gaan met een veroordeling in de proceskosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).

Overwegingen

1. Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten. De rechtbank doet deze uitspraak zonder partijen voor een zitting uit te nodigen, omdat zij vindt dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek te beoordelen.
2. Als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift tegemoet is gekomen, kan de rechtbank bepalen dat verweerder de proceskosten van de indiener van het beroepschrift moet betalen
.Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en in het Bpb.
3. De rechtbank ziet dan ook aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die verzoekster in verband met de behandeling van het beroep tot aan deze uitspraak heeft moeten maken.
4. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoekster die verweerder moet betalen vast op € 837,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).
5. Verweerder moet ook het griffierecht aan verzoekster betalen (artikel 8:41 van de Awb).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 837,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Hogenbirk, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.