Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het verloop van de procedure
- het verzoekschrift van [verzoeker] , ter griffie ingekomen op 3 november 2022;
- het verweerschrift van [verweerster] van 6 december 2022;
- de nakomen productie 11 van [verweerster] .
2.De feiten
3.Het verzoek
4.De beoordeling
€ 3.517,71. Volgens [verweerster] dient met het bedrag van € 10,00 voor storingsdiensten geen rekening te worden gehouden omdat dit alleen wordt uitgekeerd indien er daadwerkelijk gewerkt is en het geen vaste component. Hoewel [verzoeker] in zijn berekening uitging van de verhouding 18 van de 22 dagen in september 2022 en van het meenemen van een bedrag voor de storingsdiensten in de berekening, is de nadien door [verweerster] overgelegde berekening, alsmede de stelling dat [verzoeker] geen storingsdiensten draaide op vaste basis, door [verzoeker] niet weersproken, zodat de kantonrechter dat bedrag verder buiten beschouwing laat. De kantonrechter gaat daarom uit van de berekening van [verweerster] .
€ 747,00