3.3Het oordeel van de rechtbank
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben in
een proces-verbaal verkeersongevalanalysevan 28 juli 2021 op basis van hun onderzoek – zakelijk weergegeven – het volgende geconcludeerd:
Op 10 juni, omstreeks 14.47 uur, bereed de bestuurder van de Ford de Schokkerringweg te Nagele komende uit de richting Domineesweg een gaande in de richting Keileemweg. Ter hoogte van hectometerpaal 16.5 startte de bestuurder van de Ford een inhaalmanoeuvre om de voor hem rijdende vrachtautocombinatie in te halen. De wegbelijning gaf weer dat inhalen voor voertuigen komende uit de richting Domineesweg daar niet is toegestaan. Tevens was het verloop van de weg ter plaatse in een flauwe bocht naar rechts, gezien vanuit de rijrichting van de Ford, wat was aangegeven middels bord J2. De bestuurder van de Ford stuurde zijn voertuig naar de rijstrook voor tegengesteld verkeer. Op dat moment was de bestuurder van de Volkswagen zo dicht genaderd dat de inhaalmanoeuvre niet voltooid kon worden. De bestuurder van de Ford botste met de linker voorzijde van de Ford tegen de linker voorzijde van de Volkswagen. De Volkswagen kwam door de botsing in de berm terecht en botste daar tegen een paal.
[getuige] heeft volgens
het proces-verbaal van verhoor getuigevan 21 oktober 2022 – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 10 juni 2021, omstreeks 14:45 uur, reed ik over de Schokkerringweg te Nagele. Voor mij uit in dezelfde richting reed een Ford Fiesta voorzien van kenteken [kenteken] . Ik zag dat de Ford steeds naar links de middenstreep op en over reed en zoekende leek naar een mogelijkheid om de vrachtauto, welke in dezelfde richting voor hem uit reed, in te halen. Op een gegeven moment kwam er een flauwe bocht naar rechts. Plotseling, volgens mij direct na deze bocht, zag ik dat de Ford de doorgetrokken middenstreep naar links overschreed en de vrachtwagen in ging halen op de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer. Het volgende moment, de Ford zat toen volgens mij nog links achter de vrachtwagen welke hij in wilde halen, zag ik dat deze Fiesta frontaal op een tegenligger botste welke hem tegemoet kwam rijden.
[slachtoffer] heeft volgens
het proces-verbaal van verhoor van het slachtoffervan 28 september 2022 – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Lichamelijk ben ik van de 100 procent nog maar 50 procent. Ik loop nog bij het ziekenhuis met mijn klachten. Mijn linkervoet kan ik niet voor 100 procent gebruiken.
Ik kan niet meer voorover staan en ik kan mijn knie niet buigen. Mijn linkerarm is nog steeds verbrijzeld. Ik moet een nieuwe kom krijgen in mijn linkerarm. Als ik voorover kijk zie ik dubbel. Dit is naar aanleiding van de aanrijding.
Ik heb na het ongeluk een hele poos bij de [revalidatiecentrum] in [plaats] gezeten. Dit is een revalidatiecentrum. Ik heb daar ongeveer 2 a 3 maanden gelegen. Ik kon en kan nog steeds niet volledig lopen. Ik moest eigenlijk opnieuw leren lopen. Ik ervaar nog steeds pijn door het letsel wat ik heb opgelopen naar aanleiding van de aanrijding.
Een schriftelijk bescheidin de zin van een brief van het Isala ziekenhuis in Zwollevan 1 oktober 2021, inhoudende een overzicht van het letsel en de behandeling van [slachtoffer] , opgemaakt door [A] , orthopedisch chirurg:
Beloop
10 juni:
Het auto-ongeluk met
1. Ribfracturen links (6,8,9,10,11,12), rechts (6, 10) met pleuravocht en longcontusie links
2. Induratie mesenterium
3. Femurfractuur links, midschacht en collum
4. Open elleboogluxatie links met fors weke delen letsel
5. Wervelfracturen proc. transversus L1-L4 links, L4, L5 rechts.
6. corcontusie
--> opname IC
Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] hebben in
een proces-verbaal rijden onder invloedvan 5 oktober 2022 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Ik had op 10 juni 2021 om 15:13 uur het eerste directe contact met verdachte [verdachte] . Omdat verdachte niet in staat was zijn wil kenbaar te maken, is met toestemming van de hulpofficier van justitie op 10 juni 2021 om 15:45 uur door de arts bij verdachte bloed afgenomen.
Ik heb de buisjes bloed in de voorgeschreven verpakking, gewaarmerkt, direct verpakt en verzegeld, overeenkomstig het bepaalde in het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer en overeenkomstig de Regeling alcohol drugs en geneesmiddelen in het verkeer, in de daartoe bestemde vriezer geplaatst. Tevens heb ik het opdrachtformulier Toxicologisch onderzoek voorzien van een genummerde en op naam gestelde SIN-sticker ‘Analyse’ met het nummer TABT2407NL en SIN-sticker ‘Tegenonderzoek’ met het nummer TABT2408NL. Ik heb mij ervan vergewist dat de verzegelde verpakking overeenkomstig het bepaalde in het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer verzonden is naar het Medisch Laboratorium Dr. Stein & Collegae te Mönchengladbach.
Op het formulier ‘Opdracht ten behoeve van Toxicologisch bloedonderzoek' dat op 10 juni 2021 is ingevuld door verbalisant [verbalisant 3]zijn de volgende SIN-stickers geplakt: *
De stickers zijn i.v.m. de herleidbaarheid naar een persoon verwijderd.
Drs. P.G.M. Zweipfenning, als forensisch toxicoloog verbonden aan Labor Mönchengladbach MVZ Dr. Stein + Kollegen, heeft in het
rapport
Alcohol en drugs in het verkeerop 1 juli 2021, zakelijk weergegeven, het volgende gerapporteerd:
SIN: TABT2406NL. Omschrijving: bloed van [verdachte] .
De eigenlijke alcoholbepaling vond plaats op 21-23 juni 2021. De overige analyses op 23-27 juni 2021.
Resultaten:
Aangewezen stof: alcohol.
Meetbare stof: ethanol.
Grenswaarde bij enkelvoudig gebruik: 0,5.
Eindresultaat in bloed: 2,10.
Rapportage eenheid: milligram per milliliter.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één feit.
Het bloedonderzoekGelet op het standpunt van de raadsvrouw dient de rechtbank eerst vast te stellen of het bloedonderzoek rechtmatig is verlopen. De vraag is vervolgens of het resultaat van het bloedonderzoek ook voor het bewijs kan worden gebruikt.
De rechtbank stelt vast dat op 10 juni 2021 om 15:13 bij verdachte bloed is afgenomen voor alcoholbepaling. Verdachte was op dat moment niet in staat om zijn wil kenbaar te maken. Op 21 juni 2021 is het bloed onderzocht en op 12 juli 2021 zijn de resultaten daarvan per brief aan verdachte kenbaar gemaakt en is hij op de mogelijkheid tot het doen van tegenonderzoek gewezen. Verdachte heeft geen gebruik gemaakt van zijn recht op het doen van tegenonderzoek. Op 15 april 2022 is verdachte tijdens een politieverhoor gevraagd of hij toestemming geeft voor het doen van bloedonderzoek. Verdachte heeft dat toen geweigerd, met de woorden “nee want ik was niet bij kennis”. Ter terechtzitting van 29 maart 2023 heeft verdachte verklaard dat hij de vraag niet goed begreep en dacht dat hij werd gevraagd naar het moment dat zijn bloed werd afgenomen. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij onder invloed was van alcohol en dat hij toestemming geeft om de resultaten van het bloedonderzoek te gebruiken.
Op grond van het voorgaande constateert de rechtbank dat het bloed van verdachte is onderzocht voordat hij daartoe toestemming had gegeven en voordat de (hulp)officier van justitie daartoe een bevel had gegeven. Aldus is gehandeld in strijd met artikel 163, zevende lid, WVW. Het ontbreken van toestemming ten tijde van het doen van het bloedonderzoek betreft echter geen strikte waarborg als bedoeld in het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer. De betrouwbaarheid van de resultaten zijn door het ontbreken van de toestemming van verdachte immers niet aangetast. Wel is sprake van een vormverzuim, maar de rechtbank volstaat met de constatering hiervan. Verdachte heeft immers geen nadeel geleden, nu hij zelf aangeeft alcohol te hebben gedronken en ter zitting heeft verklaard dat hij toestemming zou hebben gegeven voor het doen van onderzoek aan zijn bloed.
De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de raadsvrouw en concludeert dat het resultaat van het bloedonderzoek mag dienen als bewijsmiddel. De rechtbank acht op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen, waaronder de resultaten van het bloedonderzoek, bewezen dat verdachte met een alcoholgehalte van 2.10 milligram alcohol per milliliter bloed een personenauto heeft bestuurd.
Uit het dossier volgt tot slot niet dat aan verdachte op enig moment een bevel is gegeven krachtens artikel 163 WVW, zodat hem niet kan worden verweten dat hij heeft geweigerd aan een dergelijk bevel medewerking te verlenen.
Het ongeval op 10 juni 2021
Vaststaat dat op 10 juni 2021 omstreeks 14:47 uur een verkeersongeluk heeft plaatsgevonden waarbij de door verdachte bestuurde auto frontaal in botsing is gekomen met de door
[slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) bestuurde auto, als gevolg waarvan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Op grond van de hierboven weergegeven inhoud van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte in een flauwe bocht een vrachtwagen heeft geprobeerd in te halen, terwijl inhalen niet was toegestaan. Dat de situatie ter plaatse om voorzichtigheid vraagt, wordt benadrukt door het verkeersbord J2 dat weggebruikers waarschuwt dat de weg naar rechts afbuigt. Verdachte reed achter een vrachtwagen, waardoor zijn zicht op tegenliggend verkeer extra werd belemmerd. Desondanks heeft verdachte niet afgewacht, maar heeft hij over de doorgetrokken streep zijn auto naar de voor tegenliggers bedoelde weghelft gestuurd. Op dat moment bleek tegenligger [slachtoffer] al zo dicht genaderd dat de inhaalmanoeuvre van verdachte niet voltooid kon worden. Een botsing was onvermijdelijk. Als gevolg van de botsing heeft [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
Vaststaat verder dat verdachte in zijn auto is gestapt onder invloed van een forse hoeveelheid alcohol; het alcoholgehalte in het bloed van verdachte bedroeg 2,10 milligram alcohol per milliliter bloed. Alcohol heeft een negatieve invloed op het beoordelingsvermogen en de reactiesnelheid. Na zodanig gebruik van alcohol mag ervan worden uitgegaan dat verdachte niet in staat was om auto te rijden en de nodige aandacht te geven aan de weg en andere verkeersdeelnemers die zich daarop bevonden.
Juridische kwalificatie
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of dit verkeersongeval te wijten is aan de schuld van verdachte in de zin van artikel 6 van de WVW. Bij de beantwoording van die vraag komt het volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad aan op het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
De rechtbank oordeelt dat het handelen van verdachte blijk heeft gegeven van rijgedrag dat als
zeeronvoorzichtig en onoplettend moet worden beschouwd. Anders dan de officier van justitie oordeelt de rechtbank dat uit het dossier niet wettig en overtuigend volgt dat verdachte opzettelijk verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden, zoals bedoeld in artikel 5a WVW. Van roekeloosheid is naar het oordeel van de rechtbank dan ook (net) geen sprake.