ECLI:NL:RBMNE:2023:1662

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 maart 2023
Publicatiedatum
11 april 2023
Zaaknummer
UTR 22/4470
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten en niet-ontvankelijkheid door niet tijdig betalen griffierecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 17 maart 2023, is het verzoek van het Ministerie van Defensie om vergoeding van proceskosten behandeld. De zaak betreft een beroep tegen de beslissing op bezwaar van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, die op 22 juli 2022 was genomen. Na een gewijzigde beslissing op bezwaar op 15 november 2022 trok verzoekster haar beroep in, maar verzocht zij wel om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft in overweging genomen dat verzoekster het griffierecht van € 365,- niet op tijd heeft betaald. Volgens artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het betalen van griffierecht een voorwaarde voor het in behandeling nemen van een beroep. De rechtbank heeft partijen niet uitgenodigd voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig was. Verzoekster had op 5 januari 2023 een aangetekende brief ontvangen waarin zij werd geïnformeerd dat het griffierecht binnen vier weken moest worden betaald. Aangezien het griffierecht niet tijdig was ontvangen en verzoekster geen geldige reden had opgegeven, kon de rechtbank de zaak niet inhoudelijk behandelen.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is, zoals vermeld in artikel 8:54 Awb. De beslissing om het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren houdt in dat er geen recht op vergoeding van proceskosten bestaat. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze beslissing binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
Zaaknummer: UTR 22/4470

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 maart 2023 in de zaak tussen

Ministerie van Defensie, te Den Haag, verzoekster,

(gemachtigde: mr. K. Gomes)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat verzoekster heeft ingediend tegen de beslissing op bezwaar van verweerder van 22 juli 2022.
Op 15 november 2022 heeft verweerder een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen. Daarop heeft verzoekster haar beroep ingetrokken met het verzoek verweerder te veroordelen voor de proceskosten.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Verzoekster heeft namelijk het griffierecht niet (op tijd) betaald, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Iemand die in beroep gaat moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In dit geval is het griffierecht € 365,-.
3. Als het griffierecht niet (op tijd) wordt betaald is de hoofdregel dat de rechtbank het beroep of verzoek niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het griffierecht niet door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar verzoekster niets aan kan doen.
4. De rechtbank heeft verzoekster op 5 januari 2023 een aangetekende brief gestuurd, waarin staat dat verzoekster het griffierecht binnen vier weken moet betalen aan de rechtbank.
5. De rechtbank heeft het bedrag niet (op tijd) ontvangen. Verzoekster heeft daar geen geldige reden voor gegeven.
6. Het verzoek is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 Awb). Het verzoek zal niet inhoudelijk worden behandeld.
7. Van een vergoeding van de proceskosten is geen sprake.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Hogenbirk griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2023.
de griffier is verhinderd
de uitspraak te ondertekenenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.