ECLI:NL:RBMNE:2023:166

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 januari 2023
Publicatiedatum
23 januari 2023
Zaaknummer
16.209024.20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dodelijke steekpartij in Almere met vrijspraak voor doodslag en veroordeling voor openlijk geweld

Op 23 januari 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een dodelijke steekpartij in Almere op 15 augustus 2020. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van doodslag, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij de fatale steekwond had toegebracht aan het slachtoffer. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat de verdachte of zijn medeverdachte een mes in handen hadden en dat de fatale steekwond door een onbekende persoon was toegebracht. De rechtbank erkende de onbevredigende situatie voor de nabestaanden, maar kon niet anders dan de verdachte vrijspreken van deze beschuldiging.

Echter, de verdachte werd wel schuldig bevonden aan openlijk geweld tegen het slachtoffer en zijn auto. De rechtbank oordeelde dat de verdachte actief betrokken was bij de geweldsexplosie rondom de auto van het slachtoffer, waarbij hij samen met anderen geweld heeft gepleegd. De rechtbank legde een gevangenisstraf van één jaar op, rekening houdend met de ernst van het feit en de impact op de nabestaanden. De rechtbank heeft ook beslissingen genomen over de vorderingen van benadeelde partijen, waarbij enkele vorderingen werden toegewezen en andere niet-ontvankelijk werden verklaard.

De uitspraak benadrukt de complexiteit van groepsgeweld en de juridische verantwoordelijkheden van individuen binnen een groep. De rechtbank heeft de vorderingen van de nabestaanden voor affectieschade toegewezen, maar bepaalde dat bewijslevering nodig was voor andere vorderingen. De zaak illustreert de uitdagingen in het bewijsrecht, vooral in situaties met meerdere betrokkenen en geweldsincidenten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.209024.20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 23 januari 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1993] te [geboorteplaats] (Suriname),
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 24 juni 2022, 2 november 2022, 16 december 2022, 19 december 2022 en 23 januari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J.R.F. Esbir Wildeman en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J.T. Brassé, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht. Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen:
  • mr. C.R.H. Freeke, advocaat te Amsterdam, namens de nabestaanden van [slachtoffer ] en tevens benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] ;
  • mr. P. Meijer, advocaat te Rotterdam, namens de nabestaande van [slachtoffer ] en tevens benadeelde partij [benadeelde 3] ;
  • mr. L.D. Weerkamp, advocaat te Amsterdam, namens de nabestaande van [slachtoffer ] en tevens benadeelde partij [benadeelde 4] ;
naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er op neer dat verdachte:
feit 1
op 15 augustus 2020 te Almere, op de [straat] , met een of meer ander(en), openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer ] en/of een personenauto waarin die [slachtoffer ] reed;
feit 2
op 15 augustus 2020 te Almere, met een of meer ander(en), [slachtoffer ] opzettelijk van het leven heeft beroofd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
1. Verbalisant [verbalisant 1] heeft volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van bevindingenvan 15 augustus 2020 zakelijk weergegeven het volgende gerelateerd, voor zover relevant voor het bewijs:
Op 15 augustus 2020 kwam ik verbalisant ter plaatse op het parkeerterrein gelegen aan de [straat] te [woonplaats] . Ik zag dat bij de inrit van de [straat] een auto staan. Ik zag dat deze auto tegen de lantaarnpaal was gebotst. Ik zag dat er tussen een groenstrook en een voertuig een persoon op de grond lag. Ik zag dat deze persoon werd gereanimeerd door het ambulance personeel. Ik zag dat de kleding van het slachtoffer roodgekleurd was. Ik zag dat het slachtoffer meerdere steekwonden had. [2]
2. [getuige 1] is op 8 september 2020 volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor getuigeals getuige gehoord. Bij aanvang van het verhoor is aan de getuige medegedeeld dat hij werd verhoord naar aanleiding van het steekincident met dodelijke afloop op 15 augustus 2020 in Almere. De getuige heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
Vorige maand heb ik één van die broers van [A] ontmoet op een terras bij [partycentrum] . Ik weet niet hoe hij heet, maar het was niet [medeverdachte 1] . Hij was wat forser gebouwd want hij gaat naar de sportschool. [3]
A: De weg was geblokkeerd. Voor ons waren auto’s die ook het terrein wilden verlaten. Die jongens hadden hun auto zo geparkeerd dat niemand weg kon gaan.
V: en toen?
A. Toen zag [slachtoffer ] dat die jongens naar ons toe kwamen
rennen. Hij keerde toen de auto en toen kwam die auto tegen de paal aan.
V: wat gebeurde er toen?
A: Toen kwamen die broers van [A] en meer jongens kwamen naar de auto toe. [4] Ik zag dat zij hem sloegen en dat zij hem sloegen met de autodeur en trapten. [slachtoffer ] zag een kans om bij de auto weg te komen. Toen is hij
op de grond geschopt en werd hij rustig omdat hij toen waarschijnlijk besefte dat hij gewond was.
V: Hoe zou jij degene omschrijven die hem sloeg?
A: Dat waren de broers van [A] en andere jongens. Dat was [medeverdachte 1] en die brede. Er waren veel jongens om het raam heen, maar zij hebben hem geslagen, door het raam heen.
V: En die brede is de [naam] waarmee jij hebt gesproken?
A: Jawel. [5]
V: Wie zie jij op foto 2?
A: De twee broers van [A] .
V: Wie is wie?
A: Die met die groene broek is [medeverdachte 1] en die andere heb ik over gesproken toen ik het had over die forse jongen.
V: Wat hebben deze jongens precies gedaan?
A: Hun zijn naar de auto toegerend en hebben met hem gevochten vanuit de auto. [6]
3. [getuige 2] is op 18 november 2021 volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor getuigeals getuige bij de rechter-commissaris gehoord en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
Kunt u de persoon omschrijven die u de auto zag vernielen?
Hij was kort. Hij had zijn haar blond geverfd.
Kunt u omschrijven wat u deze persoon hebt zien doen?
Hij heeft de deur van de auto tot het uiterste opengetrokken. Hij heeft die deur naar buiten geduwd. Hij begon ook te trappen tegen de deur. Hij was alleen met de deur bezig. Dat is wat ik alleen van hem heb gezien. [7]
4. [getuige 3] is op 20 augustus 2020 volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor getuigeals getuige gehoord en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
Wat ik zeker weet is dat de blonde jongen tegen de auto aan ging schoppen. Hij schopte aan de bestuurderszijde en dat was de kant via waar de jongen die is gestoken uit de auto is getrokken. [8]
5. [getuige 4] is op 14 oktober 2020 volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor getuigeals getuige gehoord en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
Ik was alleen aan het letten op de jongens die door het raam bij de auto aan
het slaan waren. Ik zag het slaan. Het waren er echt veel.
V: Hoe kan jij deze jongens omschrijven?
A: Ik weet alleen dat ik een kleine heb gezien. Die had blond haar. Dat is de enige die ik mij echt kan herinneren. [9]
6. [getuige 5] is op 19 augustus 2020 volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor getuigeals getuige gehoord en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
We reden weg en ik en mijn broertje konden vanuit de auto zien dat [slachtoffer ] in zijn auto zat. Ik dacht dat het goed zou komen. Maar ik zag de jongens aan komen rennen op zijn auto af. Ik zag dat [slachtoffer ] zijn raam open was. Ik zag dat hij ook tegen een paal aanreed. Ik zag dat de jongens op hem af kwamen rennen. Ik zag dat [slachtoffer ] werd geslagen door het raam heen. [10]
7. [medeverdachte 1] is op 15 augustus 2020 volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoorals verdachte gehoord en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
A: Hij reed mij eerst aan. Daarna reed hij achteruit. Daarna reed hij weer vooruit tegen een paal aan.
V: En toen?
A: Ik ben naar de auto toe gelopen om met hem te praten. [11]
8. Verdachte is op 15 augustus 2020 volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoorverdachte als verdachte gehoord en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
V: Wat is er gebeurd?
A: Mijn broertje, [medeverdachte 2] , was op een feestje. Ik ging hem ophalen. Ik ben daar aangekomen, ik zag dat er een beetje heisa was. Ik ging het terrein op en parkeerde. Andere broertje, [medeverdachte 1] stapte uit.
Ik zag dat [medeverdachte 1] bij de bestuurderskant van [slachtoffer ] stond. Ik ben uit mijn auto gestapt en er naartoe gelopen. [12]
9. [medeverdachte 2] is op 15 augustus 2020 volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor verdachteals verdachte gehoord en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
V: Kun je een beschrijving van jezelf geven hoe je naar het feest ging?
A: Ik had een wit T-shirt aan, zwarte broek en blauwe schoenen. Verder had ik geel/grijs haar, ik ben ongeveer 1.75 meter lang, normaal postuur en ik heb donkere huidskleur. [13]
10. Verbalisant [verbalisant 2] heeft volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van bevindingenvan 29 september 2020 zakelijk weergegeven het volgende gerelateerd, voor zover relevant voor het bewijs:
Op 16 augustus 2020 bevond ik mij op de [adres] te [woonplaats] in verband met de doorzoeking van de woning. Tijdens de doorzoeking zijn onderstaande kledingstukken in beslag genomen op aanwijzing van de verdachten [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] . In de (slaap)kamer tegenover (slaap)kamer D: - zwarte schoenen, merk Balenciaga. De zwarte schoenen van het merk Balenciaga behoren toe aan de verdachte [verdachte] . [14]
11. Verbalisant [verbalisant 3] heeft volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal vooronderzoek labvan 4 september 2020 zakelijk weergegeven het volgende gerelateerd, voor zover relevant voor het bewijs:
Goednummer: PL0900-2020264150-2679391
SIN: AANP2626NL
Object: Schoeisel (schoen)
Merk/type: Balenciaga [15]
Onderzoek schoenen met SIN AANP2626NL
Tijdens het ingestelde onderzoek werd door mij het navolgende bevonden en waargenomen:
Ik zag dat het één paar schoenen, bestaande uit een linker- en een rechterschoen, van het merk "Balenciaga" betrof.
Ik heb twee bloedsporen bemonsterd op de aanwezigheid van humane biologische sporen:
-één op de zijkant van de zool ter hoogte van de binnenzijde van de neus van de rechterschoen. Dit spoor heb ik bemonsterd met een wattenstaafje.
-één op de buitenkant van de rechterschoen ter hoogte van de binnenzijde van het enkelelastiek. Dit spoor heb ik uitgeknipt en veiliggesteld in een cupje. Ik heb de sporen veiliggesteld, gewaarmerkt met SIN AAMT6360NL en AAMT6361NL en verzegeld. [16]
12. Dr. A.J. Kal heeft in een
geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut(hierna: NFI) van 20 oktober 2020 het volgende gerapporteerd, voor zover relevant voor het bewijs:
AAMT6360NL#01 (schoenen aanp2626nl (r) ( [verdachte] ) : bl.s. binnenzijde, thv neus)
Voor deze berekening is aangenomen dat de bemonstering DNA bevat van één persoon. DNA-profiel AAMT6360NL#01 is
meer dan 1 miljardkeer waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van slachtoffer [slachtoffer ] , dan wanneer het DNA afkomstig is van een willekeurige niet aan slachtoffer [slachtoffer ] verwante persoon.
AAMT6361NL#01 (schoenen aanp2626nl (r) ( [verdachte] ): bl.s. binnenzijde, thv enkel)
Voor deze berekeningen is aangenomen dat de bemonstering DNA bevat van vier niet-verwante personen.
Bewijskracht ten aanzien van slachtoffer [slachtoffer ]
DNA-mengprofiel AAMT6361NL#01 is
ongeveer 176 miljoenkeer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer ] en drie willekeurige onbekende personen, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van vier willekeurige onbekende personen. [17]
Overwegingen
Ten aanzien van de doodslag op [slachtoffer ] (feit 2)
Wat kan worden vastgesteld wat er is gebeurd?
In de nacht van 15 augustus 2020 is [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) aanwezig op een verjaardagsfeest in een zaal aan de [adres] in [woonplaats] . Op dit feest is ook [slachtoffer ] aanwezig. Na het feest wordt [medeverdachte 2] door [slachtoffer ] geslagen. [slachtoffer ] wordt vervolgens door verschillende omstanders hierop aangesproken en er ontstaat een vechtpartij. Het lukt omstanders om de ruzie te sussen en partijen uit elkaar te halen. [18] In de tussentijd leent [medeverdachte 2] een telefoon van een vriend [19] en neemt hij via sociale media telefonisch contact op met zijn broer, te weten verdachte. [20] Verdachte neemt vervolgens telefonisch contact op met een andere broer, [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ). [medeverdachte 1] en verdachte arriveren enkele minuten na het telefonisch contact samen in een witte Volkswagen Golf op de parkeerplaats gelegen aan de [straat] in [woonplaats] . [21] Verdachte is de bestuurder van de auto. [medeverdachte 1] stapt uit de Volkswagen Golf en zoekt de confrontatie op met [slachtoffer ] die op datzelfde moment samen met [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ) in een zilverkleurige auto (Daihatsu Sirion) de parkeerplaats probeert te verlaten. [slachtoffer ] is de bestuurder. Doordat hij tegen een paal aan rijdt, komt de Daihatsu Sirion tot stilstand. Meerdere personen, waaronder [medeverdachte 1] , verdachte en [medeverdachte 2] , rennen naar de auto van [slachtoffer ] en verzamelen zich rondom de bestuurderszijde waarbij zij door het raam van de auto inslaan op [slachtoffer ] . Daarnaast wordt de autodeur opengetrokken en wordt er tegen de auto geschopt. [slachtoffer ] komt de auto uit en wordt nog geschopt, waarna hij enkele meters verderop valt. [slachtoffer ] is diezelfde nacht overleden.
Wat volgt uit het forensisch onderzoek?
Uit het sectierapport volgt dat [slachtoffer ] zeven keer is gestoken waaronder in zijn borst en in zijn arm. Eén van die steekwonden is [slachtoffer ] fataal geworden. [22] Op de plaats delict is een heft van een mes gevonden. In de Daihatsu Sirion waar [slachtoffer ] in reed, is het lemmet van een mes aangetroffen. Uit forensisch onderzoek is naar voren gekomen dat het extreem veel waarschijnlijker is dat het aangetroffen lemmet en het aangetroffen heft eerder één geheel hebben gevormd. [23] Op het lemmet is DNA van [slachtoffer ] aangetroffen. [24] Op het heft van het mes is DNA van [slachtoffer ] en minimaal een onbekende persoon aangetroffen. [25] Het is dan ook waarschijnlijk dat [slachtoffer ] met dit mes is gestoken.
Uit forensisch onderzoek komen daarnaast aanwijzingen naar voren dat er mogelijk sprake is geweest van meerdere messen. Dat kan in ieder geval niet worden uitgesloten.
Verder duidt de vorm en de richting van de steekkanalen erop dat [slachtoffer ] is gestoken, terwijl hij nog in de auto zat (namelijk voetwaarts en rugwaarts).
Kan [slachtoffer ] al eerder zijn gestoken?
In het dossier is geen enkele aanwijzing te vinden dat er tijdens het eerste (hiervoor genoemde) incident (de ruzie tussen [slachtoffer ] en [medeverdachte 2] ) is gestoken. Er is geen enkele getuige die hierover heeft verklaard, terwijl er veel getuigen zijn die slaande/stekende bewegingen hebben gezien toen [slachtoffer ] in zijn auto zat. Verder is er niemand die heeft gezien dat [slachtoffer ] gewond was aan/bij zijn borst na het eerste incident. Ten slotte is er uitvoerig onderzoek gedaan op de plaats delict en de gehele omgeving van het betreffende partycentrum. Op de plek waar het eerste incident zich heeft afgespeeld, is nergens bloed aangetroffen.
Wat hebben getuigen verklaard?
Gedurende het onderzoek is een groot aantal getuigen door de politie en de rechter-commissaris gehoord, sommige van hen meerdere keren. Meerdere getuigen verklaren dat er, nadat [slachtoffer ] als bestuurder met zijn auto tegen een paal aan is gereden, meerdere mensen zich rondom de bestuurderszijde hebben verzameld en hierbij slaande dan wel stekende bewegingen door het raam in de richting van [slachtoffer ] hebben gemaakt.
Er is geen enkele getuige die concreet feitelijk, ondubbelzinnig, consistent en consequent heeft verklaard dat verdachte en/of medeverdachte [medeverdachte 1] een mes in zijn handen heeft gehad en daarmee stekende bewegingen heeft gemaakt naar [slachtoffer ] .
Kan bewezen worden dat verdachte pleger of medepleger is van doodslag? Nee.
De rechtbank stelt vast dat verdachte op de plaats delict is geweest. De rechtbank kan echter niet vaststellen dat het verdachte is geweest die [slachtoffer ] heeft gestoken. Er is geen DNA van verdachte en ook niet van zijn broer [medeverdachte 1] aangetroffen op het heft van het mes, dat is aangetroffen op de plaats delict en waar [slachtoffer ] hoogstwaarschijnlijk mee is gestoken. Wel volgt uit het DNA-onderzoek dat er op het heft DNA van minimaal één ander onbekend persoon is aangetroffen.
Nu er in verschillende getuigenverklaringen melding is gemaakt van meerdere mensen bij de auto van [slachtoffer ] én er DNA is aangetroffen van minimaal één ander onbekend persoon op het heft, kan niet uitgesloten worden dat iemand anders dan verdachte en/of de medeverdachte, de fatale steekwond aan [slachtoffer ] heeft toegebracht.
Nogmaals: er is geen enkele getuige die concreet feitelijk, ondubbelzinnig, consistent en consequent heeft verklaard dat verdachte en/of medeverdachte [medeverdachte 1] een mes in zijn handen heeft gehad en daarmee stekende bewegingen heeft gemaakt naar [slachtoffer ] .
Conclusie
Dat betekent dat op basis van het dossier, zoals dat er nu voorligt bij de rechtbank, niet kan worden vastgesteld wie de fatale messteek aan [slachtoffer ] heeft toegebracht. De rechtbank beseft heel goed hoe onbevredigend het is, in het bijzonder voor de nabestaanden, dat er na zoveel tijd geen antwoord wordt gegeven op de vraag wie [slachtoffer ] om het leven heeft gebracht.
Omdat er onvoldoende bewijs is dat verdachte verantwoordelijk is voor de doodslag op [slachtoffer ] , niet als pleger en niet als medepleger, zal hij hiervan worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het openlijk geweld (feit 1)
Dit ligt anders met betrekking tot het tenlastegelegde openlijk geweld.
Verdachte heeft betoogd dat hij niet betrokken is geweest bij het openlijk geweld tegen [slachtoffer ] en de auto waarin hij reed. Maar uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte wel degelijk nadrukkelijk bij het geweld tegen [slachtoffer ] aanwezig is geweest. Uit zijn eigen verklaring volgt dat hij bij aankomst op de [straat] naar de auto van [slachtoffer ] is gelopen. Er zijn bloedsporen van [slachtoffer ] op de schoen van verdachte aangetroffen en uit de getuigenverklaring van [getuige 1] blijkt dat verdachte samen met anderen bij het autoraam van [slachtoffer ] slaande bewegingen in de richting van [slachtoffer ] heeft gemaakt. Hoeveel mensen zich op dat moment precies tegen [slachtoffer ] hebben gekeerd en hem hebben belaagd, is niet duidelijk geworden. Maar niet is gebleken dat verdachte ook maar enige actie heeft ondernomen om het geweld vanuit die groep mensen tegen [slachtoffer ] te voorkomen of te stoppen. Verdachte is meteen na deze geweldsexplosie tegen [slachtoffer ] , samen met zijn broers, de medeverdachten, gevlucht.
De voortdurende aanwezigheid van verdachte bij dit geweld en de door hem zelf gepleegde geweldshandelingen leveren naar het oordeel van de rechtbank een voldoende significante bijdrage op aan de openlijke geweldpleging.
Waar verdachte heeft betoogd dat de bloedsporen van [slachtoffer ] die zijn aangetroffen op zijn schoen al in een eerder stadium op zijn schoen terecht kunnen zijn gekomen dan bij de geweldsexplosie bij de auto, kan de rechtbank verdachte niet volgen. Het blijk immers nergens uit dat verdachte eerder in contact met [slachtoffer ] is gekomen dan op het moment dat [slachtoffer ] zittende in zijn auto werd belaagd. Daarvoor was verdachte helemaal niet aanwezig op de plaats delict.
Uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat het in ieder geval [medeverdachte 2] is geweest die tijdens deze geweldsexplosie geweldshandelingen tegen de auto van [slachtoffer ] heeft uitgevoerd. Voor zover verdachte heeft betoogd dat niet kan worden vastgesteld dat hij zelf ook geweld heeft gepleegd tegen de auto waarin [slachtoffer ] reed, geldt dat openlijk geweld juridisch niet uiteen valt in verschillende geweldshandelingen tegen alleen het slachtoffer of goed. Het is dus ook niet zo dat per verdachte moet worden beoordeeld tegen wie of wat (openlijk) geweld is gepleegd. Dit gaat namelijk in tegen de inhoud en ratio van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht (hierna Sr), te weten het strafbaar stellen van openlijk in vereniging gepleegd geweld tegen personen en/of goederen, waarbij het niet zo is dat iedere pleger zelf geweld moet hebben gepleegd tegen ieder slachtoffer en/of goed om tot een bewezenverklaring te komen.
De voornoemde gezamenlijke uitvoering is voldoende om aan te nemen dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen (in ieder geval) verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Verdachte heeft hierdoor ook opzet gehad op het door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gepleegde geweld. De rechtbank acht feit 1 daarom wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
op 15 augustus 2020 te Almere openlijk, te weten, op de [straat] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer ] en een goed, te weten de personenauto waarin die [slachtoffer ] reed, door
- die [slachtoffer ] meermalen, te slaan/stompen en/of te trappen/schoppen en
- tegen die personenauto te trappen/schoppen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
feit 1
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 10 (tien) jaren, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om bij een op te leggen straf verdachte geen hogere gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich op 15 augustus 2020 samen met anderen schuldig gemaakt aan het plegen van openlijk geweld tegen [slachtoffer ] en een personenauto. Verdachte en zijn broer [medeverdachte 1] hadden een duidelijk motief om naar het partycentrum te komen, namelijk het eerdere geweldsincident waarbij hun jongere broer [medeverdachte 2] was aangevallen door [slachtoffer ] . Verdachte en [medeverdachte 1] zijn naar aanleiding daarvan snel ter plaatse gekomen. Verdachte heeft een grote rol gehad bij het buitensporige openlijk geweld dat [slachtoffer ] moest ondergaan. Zittend in de auto, waarbij hij belaagd werd door meerdere mensen waaronder verdachte, kon [slachtoffer ] geen kant op. Hoe ernstig deze aanval was, blijkt uit de zware steekverwondingen die [slachtoffer ] heeft opgelopen en waaraan hij is overleden.
Zoals is gebleken uit de ter terechtzitting voorgedragen verklaringen van de vriendin en moeder van [slachtoffer ] , hebben zij een onherstelbaar verlies geleden. [slachtoffer ] ’s moeder is haar kind, in de bloei van zijn leven, kwijt. De vriendin van [slachtoffer ] is haar partner verloren, op het moment dat zij 5 maanden van hem in verwachting was. De rechtbank is zich ervan bewust dat geen enkele bestraffing recht kan doen aan de pijn en het verdriet bij hen en bij de vele andere nabestaanden.
Het geweld heeft als achtergrond een langer lopend conflict, deels in familiesfeer, en is in het openbaar tot uitbarsting gekomen na wat een mooie verjaardagsfeest had moeten zijn. Het geweld heeft daarmee niet alleen de direct betrokkenen geschokt, maar ook de vele omstanders en heeft bijgedragen aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving als geheel.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennisgenomen van een uittreksel uit de Justitiële Documentatie betreffende verdachte van 1 juli 2022. Hieruit volgt dat verdachte eerder – buiten de recidivetermijn – veroordeeld is voor openlijke geweldpleging.
Ter terechtzitting heeft verdachte er voor gekozen zich op zijn zwijgrecht te beroepen, ook toen hij met de inhoud van het procesdossier werd geconfronteerd. Dat is uiteraard een recht dat verdachte heeft, maar hij heeft er met deze proceshouding geen blijk van gegeven verantwoordelijkheid voor zijn handelen te willen nemen en duidelijkheid te verschaffen aan de nabestaanden van [slachtoffer ] .
De redelijke termijn
De rechtbank stelt voorop dat verdachte aanspraak heeft op berechting binnen een redelijke termijn. Volgens vaste rechtspraak bedraagt de redelijke termijn een periode van twee jaren, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Bijzondere omstandigheden waarvan de redelijkheid van de duur afhankelijk is, zijn onder meer de ingewikkeldheid van de zaak en de invloed van verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop. De op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen op 15 augustus 2020, op welke datum verdachte voor het eerst door de politie is gehoord. De rechtbank doet uitspraak op 23 januari 2023 en daarmee is de redelijke termijn overschreden. Deze overschrijding van de redelijke termijn is echter verklaarbaar. De verdediging heeft verzocht om een groot aantal getuigen te doen horen. De verdediging is daartoe in de gelegenheid gesteld, maar uiteraard heeft dit de rechter-commissaris tijd gekost en heeft dit bijgedragen aan de overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank is daarom van oordeel dat in dit geval kan worden volstaan met de enkele vaststelling dat de redelijke termijn is overschreden.
De straf
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstig feit, waarbij [slachtoffer ] is overleden. Dat [slachtoffer ] is overleden, levert voor verdachte niet een strafverzwarende omstandigheid in de zin van de wet op, maar draagt wel bij aan de ernst van het feit en de gevolgen daarvan en heeft daarmee invloed op de hoogte van de op te leggen straf. Verdachte is immers één van de personen geweest die een forse bijdrage heeft geleverd aan het tegen [slachtoffer ] toegepaste geweld. De rechtbank is daarom van oordeel dat voor het openlijk geweld alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voldoende recht doet aan de ernst van dit feit. Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van één jaar, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is en zij zal deze straf aan verdachte opleggen.
De rechtbank merkt nog op dat de tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf volledig zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Voorlopige hechtenis
De voorlopige hechtenis van verdachte is geschorst tot de datum van deze uitspraak. Verdachte heeft verzocht om, in het geval hem een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd, de voorlopige hechtenis opnieuw te schorsen. Dit verzoek wordt, gelet op de bewezenverklaring en de straf die de rechtbank aan verdachte zal opleggen, afgewezen.

9.BENADEELDE PARTIJEN

Nabestaanden hebben zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. Zij hebben de rechtbank verzocht om hoofdelijke toewijzing van hun vordering, en deze te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade. Daarnaast is verzocht de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr aan verdachte op te leggen.
[benadeelde 1] en [benadeelde 2]
De vriendin van [slachtoffer ] , [benadeelde 1] , vordert een bedrag van in totaal € 40.000,--. Dit bedrag bestaat uit:
- affectieschade van € 20.000,-;
- vordering affectieschade namens haar zoon [benadeelde 2] van € 20.000,-.
[benadeelde 3]
, de moeder van [slachtoffer ] , vordert een bedrag van € 17.500,- aan affectieschade.
[benadeelde 4]
, de vader van [slachtoffer ] , vordert een bedrag van € 17.500,- aan affectieschade.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
[benadeelde 1] en [benadeelde 2]
De vorderingen van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] zijn geheel hoofdelijk toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[benadeelde 3]
De vordering van [benadeelde 3] is geheel hoofdelijk toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[benadeelde 4]
De vordering van [benadeelde 3] is geheel hoofdelijk toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
[benadeelde 1] en [benadeelde 2]
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] wegens de verzochte vrijspraak, niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de duurzaamheid van de relatie tussen [slachtoffer ] en [benadeelde 1] alsmede het vaderschap van [slachtoffer ] onvoldoende zijn onderbouwd.
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat in deze strafprocedure het overlijden van [slachtoffer ] niet kan worden gekoppeld aan eventueel openlijk geweld en het dat het een onevenredige belasting vormt voor het strafproces om groepsaansprakelijkheid toe te passen. De vorderingen dienen in dat kader niet-ontvankelijk te worden verklaard.
[benadeelde 3]
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat in deze strafprocedure het overlijden van [slachtoffer ] niet kan worden gekoppeld aan eventueel openlijk geweld en het dat het een onevenredige belasting vormt voor het strafproces om groepsaansprakelijkheid toe te passen. De vorderingen dienen in dat kader niet-ontvankelijk te worden verklaard.
[benadeelde 4]
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat in deze strafprocedure het overlijden van [slachtoffer ] niet kan worden gekoppeld aan eventueel openlijk geweld en het dat het een onevenredige belasting vormt voor het strafproces om groepsaansprakelijkheid toe te passen. De vorderingen dienen in dat kader niet-ontvankelijk te worden verklaard.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Eigen aandeel [slachtoffer ]
Voor zover de verdediging heeft betoogd dat rekening moet worden gehouden met het eigen aandeel van [slachtoffer ] , is de rechtbank van oordeel dat dit verweer niet slaagt.
Dat [slachtoffer ] is begonnen met het geweld tegen [medeverdachte 2] door hem een klap te geven, rechtvaardigt op geen enkele wijze dat hij daarna op zodanige wijze is belaagd dat hij daardoor is komen te overlijden. Van eigen schuld omdat [slachtoffer ] zou zijn ingereden op één van de verdachten, is evenmin sprake. Uit het dossier blijkt dat [slachtoffer ] het terrein wilde verlaten omdat hij werd belaagd en dat hij daarbij werd belemmerd door een persoon, die hij toen mogelijk heeft geraakt. Niet is gebleken dat dit om een ernstige aanrijding is gegaan. Ook hier geldt dat deze gebeurtenis op geen enkele manier het geweld dat daarna is toegepast, kan rechtvaardigen.
[benadeelde 1] en [benadeelde 2]
[benadeelde 1] vordert een bedrag van € 20.000,- aan affectieschade. Voor toewijzing van dit bedrag moet op grond van artikel 6:108 lid 3 jo. 6: 108 lid 4 sub b BW komen vast te staan dat zij een duurzaam gemeenschappelijke huishouding voerde met [slachtoffer ] .
[benadeelde 1] heeft weliswaar gesteld dat hiervan sprake was, maar de verdediging heeft dit gemotiveerd betwist. Gelet op die betwisting – en op wat door de benadeelde partij ter onderbouwing van haar stelling naar voren is gebracht – staat het op dit moment onvoldoende vast dat [slachtoffer ] en [benadeelde 1] inderdaad een duurzaam gemeenschappelijke huishouding als bedoeld in de wet voerden. Er zal op dit punt (nadere) bewijslevering nodig zijn. Het zou echter een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren indien de benadeelde partij in dit stadium van de procedure alsnog in de gelegenheid zou worden gesteld om nader bewijs in te brengen. In zoverre kan de benadeelde partij daarom niet in haar vordering worden ontvangen en kan zij dit deel van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Namens [benadeelde 2] heeft [benadeelde 1] tevens een bedrag van € 20.000,- aan affectieschade gevorderd. Voor toewijzing van dit bedrag moet op grond van artikel 6:108 lid 3 jo. 6:108 lid 4 sub d BW komen vast te staan dat hij een kind is van [slachtoffer ] .
[benadeelde 1] heeft weliswaar gesteld dat hiervan sprake is, maar de verdediging heeft dit gemotiveerd betwist. Gelet op die betwisting – en op wat door de benadeelde partij ter onderbouwing van haar stelling naar voren is gebracht – staat het op dit moment onvoldoende vast dat [benadeelde 2] in juridische zin een kind is van [slachtoffer ] .
Er zal op dit punt (nadere) bewijslevering nodig zijn. Het zou echter een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren indien de benadeelde partij in dit stadium van de procedure alsnog in de gelegenheid zou worden gesteld om nader bewijs in te brengen. In zoverre kan de benadeelde partij daarom niet in haar vordering worden ontvangen en kan zij dit deel van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[benadeelde 3] en [benadeelde 4]
Op grond van artikel 6:108 lid 3 BW hebben nabestaanden ook recht op vergoeding van ander nadeel dan vermogensschade (affectieschade). Conform artikel 1 van het Besluit vergoeding affectieschade (overlijden door een misdrijf van een meerderjarig uitwonend kind) zal aan zowel [benadeelde 3] als aan [benadeelde 4] het gevorderde bedrag van € 17.500,-, worden toegewezen.
Groepsaansprakelijkheid en hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat sprake is van groepsaansprakelijkheid in de zin van artikel 6:166 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Dit brengt met zich dat iedere betrokkene hoofdelijk aansprakelijk is voor de als gevolg daarvan geleden schade. Indien eenmaal vast staat dat een deelnemer een bijdrage heeft geleverd aan de onrechtmatige daad in groepsverband, dan komt het voor zijn aansprakelijkheid op de omvang van die bijdrage niet aan.
In dit geval is sprake geweest van deelname aan gewelddadige gedragingen in groepsverband en tussen die gedragingen bestaat naar het oordeel van de rechtbank een duidelijke samenhang. Het overwegende karakteristiek van het groepsoptreden was fors gewelddadig, zoals blijkt uit wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen. Niet kan worden gezegd dat het steken met een mes door ten minste één persoon in deze groep de overwegende karakteristiek van het groepsoptreden zodanig te buiten ging, dat daarvoor in redelijkheid geen aansprakelijkheid kan worden aangenomen. Verdachte heeft door bij deze groep te zijn, al het geweld dat is gepleegd, voor lief genomen.
Door gewelddadige deelname aan de groep zijn verdachte en zijn mededaders naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Of aan verdachte zelf het overlijden van het slachtoffer is tenlastegelegd c.q. bewezenverklaard is daarbij niet van belang. Voor aansprakelijkheid krachtens artikel 6:166 BW is namelijk niet vereist dat een individu uit de groep zelf schade heeft veroorzaakt om daarvoor in civielrechtelijke zin aangesproken te kunnen worden. De regeling beoogt buiten twijfel te stellen dat een deelnemer aan onrechtmatige gedragingen in groepsverband zich niet aan aansprakelijkheid voor de daaruit geresulteerde schade kan onttrekken met het causaliteitsverweer dat de schade ook zonder zijn deelneming zou zijn ontstaan.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
De toegewezen bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de schadeveroorzakende gebeurtenis, te weten 15 augustus 2020. Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partijen aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 60a en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
één (1) jaar;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf zal worden gebracht;
Voorlopige hechtenis
- wijst af het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis;
Benadeelde partijen
[benadeelde 1] en [benadeelde 2]
- verklaart [benadeelde 1] en [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
[benadeelde 3]
- wijst de vordering van [benadeelde 3] toe tot een bedrag van € 17.500,-;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 3] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 augustus 2020 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 3] aan de Staat € 17.500,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 augustus 2020 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 122 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij of een van zijn mededaders op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[benadeelde 4]
- wijst de vordering van [benadeelde 4] toe tot een bedrag van € 17.500,-;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 4] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 augustus 2020 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 4] aan de Staat € 17.500,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 augustus 2020 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 122 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij of een van zijn mededaders op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Loots, voorzitter, mr. A.W.M. van Hoof en mr. N. van Esch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Tason Avila, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 januari 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1:hij op of omstreeks 15 augustus 2020 te Almere
openlijk, te weten, op de [straat] , in elk geval op of aan de openbare weg
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer ] en/of
een goed, te weten de personenauto waarin die [slachtoffer ] reed, door
- die [slachtoffer ] meermalen, althans eenmaal te slaan/stompen en/of te
trappen/schoppen en/of
- tegen die personenauto te trappen/schoppen;
feit 2:hij op of omstreeks 15 augustus 2020 te Almere
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[slachtoffer ] opzettelijk van het leven heeft beroofd,
door die [slachtoffer ] meermalen, althans eenmaal met een of meerdere messen,
althans met (een) dergelijk(e) (scherp(e)) steekvoorwerp(en) in de borst, althans het
bovenlichaam, te steken.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 31 mei 2021, genummerd 2021042211307053, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 3134. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 14.
3.Pagina 883.
4.Pagina 884.
5.Pagina 885.
6.Pagina 887.
7.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] bij de rechter-commissaris op 18 november 2021, pagina 4.
8.Pagina 254.
9.Pagina 958.
10.Pagina 225.
11.Pagina 132.
12.Pagina 144.
13.Pagina 155.
14.Pagina 92 van het proces-verbaal van forensisch onderzoek.
15.Pagina 248 van het proces-verbaal van forensisch onderzoek.
16.Pagina 251 van het proces-verbaal van forensisch onderzoek.
17.Pagina 374 van het proces-verbaal van forensisch onderzoek.
18.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] van 15 augustus 2020, pagina 75.
19.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 7] op 15 december 2020, pagina 1308.
20.Een proces-verbaal van bevindingen inhoudende onderzoek Iphone 11 ABOII93 van 17 november 2020, pagina 1544.
21.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] van 15 augustus 2020, pagina 77.
22.Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van het pathologieonderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijke dood, van 18 augustus 2020, pagina 565.
23.Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut multidisciplinair forensisch onderzoek aan een personenauto, mesdelen en kleding naar aanleiding van een steekincident in Almere op 15 augustus 2020, pagina 3033.
24.Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een steekincident met dodelijke afloop gepleegd in Almere op 15 augustus 2020, van 28 januari 2021, pagina 1277.
25.Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een steekincident met dodelijke afloop gepleegd in Almere op 15 augustus 2020, van 28 augustus 2020, pagina 605.