Op 2 maart 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een verzetprocedure van de opposant tegen een eerdere uitspraak van 9 november 2022. In die eerdere uitspraak werd het beroep van de opposant niet-ontvankelijk verklaard omdat hij het griffierecht niet had betaald. De opposant ging in verzet, maar heeft niet verzocht om een zitting. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak of de eerdere beslissing terecht was, zonder in te gaan op de inhoud van het beroep zelf. De rechtbank stelt vast dat de opposant het griffierecht niet tijdig heeft betaald, wat volgens de wet leidt tot niet-ontvankelijkheid van het beroep. De opposant voerde aan dat hij had gewacht met betalen tot er duidelijkheid was over de in te dienen stukken en dat hij geen herinnering had ontvangen. De rechtbank wijst erop dat het niet betalen van het griffierecht leidt tot dezelfde gevolgen als het niet kunnen overleggen van een ingebrekestelling. De rechtbank concludeert dat de opposant bewust het risico heeft genomen dat zijn beroep niet-ontvankelijk verklaard zou worden. De rechtbank verklaart het verzet ongegrond en bevestigt de eerdere uitspraak.