ECLI:NL:RBMNE:2023:165

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 januari 2023
Publicatiedatum
23 januari 2023
Zaaknummer
16.209018.20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dodelijke steekpartij in Almere met openlijk geweld tegen slachtoffer en goederen

Op 15 augustus 2020 vond er een dodelijke steekpartij plaats in Almere, waarbij de verdachte, samen met medeverdachten, openlijk geweld heeft gepleegd tegen het slachtoffer, [slachtoffer], en de auto waarin hij zich bevond. De verdachte was aanwezig op een verjaardagsfeest en na een eerdere confrontatie met het slachtoffer ontstond er een vechtpartij. Verdachte belde zijn broers, die kort daarna arriveerden en samen met hem het slachtoffer belaagden. Het slachtoffer werd meermalen geslagen en geschopt, en uiteindelijk overleden aan zijn verwondingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, hoewel niet direct verantwoordelijk voor de fatale steekwonden, wel een significante bijdrage heeft geleverd aan het openlijk geweld. De rechtbank legde een werkstraf op van 150 uren, waarvan 50 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. Tevens werden vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waaronder affectieschade voor de ouders van het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.209018.20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 23 januari 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2003] te [geboorteplaats] (Suriname),
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 24 juni 2022, 2 november 2022, 16 december 2022, 19 december 2022 en 23 januari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J.R.F. Esbir Wildeman en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. J.S.W. Boorsma, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht. Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen:
  • M.J. Mostert, medewerker Samen Veilig Flevoland Zuid;
  • mr. C.R.H. Freeke, advocaat te Amsterdam, namens de nabestaanden van [slachtoffer ] en tevens benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] ;
  • mr. P. Meijer, advocaat te Rotterdam, namens de nabestaande van [slachtoffer ] en tevens benadeelde partij [benadeelde 3] ;
  • mr. L.D. Weerkamp, advocaat te Amsterdam, namens de nabestaande van [slachtoffer ] en tevens benadeelde partij [benadeelde 4] ;
naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er op neer dat verdachte:
op 15 augustus 2020 te Almere, op de [straat] , met een of meer ander(en), openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer ] en/of een personenauto waarin die [slachtoffer ] reed.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om partiële vrijspraak, alleen het op enig moment trappen tegen de auto kan volgens de raadsman bewezen worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
1. Verbalisant [verbalisant 1] heeft volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van bevindingenvan 15 augustus 2020 zakelijk weergegeven het volgende gerelateerd, voor zover relevant voor het bewijs:
Op 15 augustus 2020 kwam ik verbalisant ter plaatse op het parkeerterrein gelegen aan de [straat] te [woonplaats] . Ik zag dat bij de inrit van de [straat] een auto staan. Ik zag dat deze auto tegen de lantaarnpaal was gebotst. Ik zag dat er tussen een groenstrook en een voertuig een persoon op de grond lag. Ik zag dat deze persoon werd gereanimeerd door het ambulance personeel. Ik zag dat de kleding van het slachtoffer roodgekleurd was. Ik zag dat het slachtoffer meerdere steekwonden had. [2]
2. [getuige 1] is op 8 september 2020 volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor getuigeals getuige gehoord. Bij aanvang van het verhoor is aan de getuige medegedeeld dat hij werd verhoord naar aanleiding van het steekincident met dodelijke afloop op 15 augustus 2020 in Almere. De getuige heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
Vorige maand heb ik één van die broers van [A] ontmoet op een terras bij [partycentrum] . Ik weet niet hoe hij heet, maar het was niet [medeverdachte 1] . Hij was wat forser gebouwd want hij gaat naar de sportschool. [3]
A: De weg was geblokkeerd. Voor ons waren auto’s die ook het terrein wilden verlaten. Die jongens hadden hun auto zo geparkeerd dat niemand weg kon gaan.
V: en toen?
A. Toen zag [slachtoffer ] dat die jongens naar ons toe kwamen
rennen. Hij keerde toen de auto en toen kwam die auto tegen de paal aan.
V: wat gebeurde er toen?
A: Toen kwamen die broers van [A] en meer jongens kwamen naar de auto toe. [4] Ik zag dat zij hem sloegen en dat zij hem sloegen met de autodeur en trapten. [slachtoffer ] zag een kans om bij de auto weg te komen. Toen is hij
op de grond geschopt en werd hij rustig omdat hij toen waarschijnlijk besefte dat hij gewond was.
V: Hoe zou jij degene omschrijven die hem sloeg?
A: Dat waren de broers van [A] en andere jongens. Dat was [medeverdachte 1] en die brede. Er waren veel jongens om het raam heen, maar zij hebben hem geslagen, door het raam heen.
V: En die brede is de [naam] waarmee jij hebt gesproken?
A: Jawel. [5]
V: Wie zie jij op foto 2?
A: De twee broers van [A] .
V: Wie is wie?
A: Die met die groene broek is [medeverdachte 1] en die andere heb ik over gesproken toen ik het had over die forse jongen.
V: Wat hebben deze jongens precies gedaan?
A: Hun zijn naar de auto toegerend en hebben met hem gevochten vanuit de auto. [6]
3. [getuige 2] is op 18 november 2021 volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor getuigeals getuige bij de rechter-commissaris gehoord en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
Kunt u de persoon omschrijven die u de auto zag vernielen?
Hij was kort. Hij had zijn haar blond geverfd.
Kunt u omschrijven wat u deze persoon hebt zien doen?
Hij heeft de deur van de auto tot het uiterste opengetrokken. Hij heeft die deur naar buiten geduwd. Hij begon ook te trappen tegen de deur. Hij was alleen met de deur bezig. Dat is wat ik alleen van hem heb gezien. [7]
4. [getuige 3] is op 20 augustus 2020 volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor getuigeals getuige gehoord en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
Wat ik zeker weet is dat de blonde jongen tegen de auto aan ging schoppen. Hij schopte aan de bestuurderszijde en dat was de kant via waar de jongen die is gestoken uit de auto is getrokken. [8]
5. [getuige 4] is op 14 oktober 2020 volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor getuigeals getuige gehoord en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
Ik was alleen aan het letten op de jongens die door het raam bij de auto aan
het slaan waren. Ik zag het slaan. Het waren er echt veel.
V: Hoe kan jij deze jongens omschrijven?
A: Ik weet alleen dat ik een kleine heb gezien. Die had blond haar. Dat is de enige die ik mij echt kan herinneren. [9]
6. [getuige 5] is op 19 augustus 2020 volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor getuigeals getuige gehoord en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
We reden weg en ik en mijn broertje konden vanuit de auto zien dat [slachtoffer ] in zijn auto zat. Ik dacht dat het goed zou komen. Maar ik zag de jongens aan komen rennen op zijn auto af. Ik zag dat [slachtoffer ] zijn raam open was. Ik zag dat hij ook tegen een paal aanreed. Ik zag dat de jongens op hem af kwamen rennen. Ik zag dat [slachtoffer ] werd geslagen door het raam heen. [10]
7. [medeverdachte 1] is op 15 augustus 2020 volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoorals verdachte gehoord en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
A: Hij reed mij eerst aan. Daarna reed hij achteruit. Daarna reed hij weer vooruit tegen een paal aan.
V: En toen?
A: Ik ben naar de auto toe gelopen om met hem te praten. [11]
8. [medeverdachte 2] is op 15 augustus 2020 volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoorverdachte als verdachte gehoord en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
V: Wat is er gebeurd?
A: Mijn broertje, [verdachte] , was op een feestje. Ik ging hem ophalen. Ik ben daar aangekomen, ik zag dat er een beetje heisa was. Ik ging het terrein op en parkeerde. Andere broertje, [medeverdachte 1] stapte uit.
Ik zag dat [medeverdachte 1] bij de bestuurderskant van [slachtoffer ] stond. Ik ben uit mijn auto gestapt en er naartoe gelopen. [12]
9. Verdachte is op 15 augustus 2020 volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor verdachteals verdachte gehoord en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
V: Kun je een beschrijving van jezelf geven hoe je naar het feest ging?
A: Ik had een wit T-shirt aan, zwarte broek en blauwe schoenen. Verder had ik geel/grijs haar, ik ben ongeveer 1.75 meter lang, normaal postuur en ik heb donkere huidskleur. [13]
10. Verbalisant [verbalisant 2] heeft volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van bevindingenvan 29 september 2020 zakelijk weergegeven het volgende gerelateerd, voor zover relevant voor het bewijs:
Op 16 augustus 2020 bevond ik mij op de [adres] te [woonplaats] in verband met de doorzoeking van de woning. Tijdens de doorzoeking zijn onderstaande kledingstukken in beslag genomen op aanwijzing van de verdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] . In de (slaap)kamer tegenover (slaap)kamer D: - zwarte schoenen, merk Balenciaga. De zwarte schoenen van het merk Balenciaga behoren toe aan de verdachte [medeverdachte 2] . [14]
11. Verbalisant [verbalisant 3] heeft volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal vooronderzoek labvan 4 september 2020 zakelijk weergegeven het volgende gerelateerd, voor zover relevant voor het bewijs:
Goednummer: PL0900-2020264150-2679391
SIN: AANP2626NL
Object: Schoeisel (schoen)
Merk/type: Balenciaga [15]
Onderzoek schoenen met SIN AANP2626NL
Tijdens het ingestelde onderzoek werd door mij het navolgende bevonden en waargenomen:
Ik zag dat het één paar schoenen, bestaande uit een linker- en een rechterschoen, van het merk "Balenciaga" betrof.
Ik heb twee bloedsporen bemonsterd op de aanwezigheid van humane biologische sporen:
-één op de zijkant van de zool ter hoogte van de binnenzijde van de neus van de rechterschoen. Dit spoor heb ik bemonsterd met een wattenstaafje.
-één op de buitenkant van de rechterschoen ter hoogte van de binnenzijde van het enkelelastiek. Dit spoor heb ik uitgeknipt en veiliggesteld in een cupje. Ik heb de sporen veiliggesteld, gewaarmerkt met SIN AAMT6360NL en AAMT6361NL en verzegeld. [16]
12. Dr. A.J. Kal heeft in een
geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut(hierna: NFI) van 20 oktober 2020 het volgende gerapporteerd, voor zover relevant voor het bewijs:
AAMT6360NL#01 (schoenen aanp2626nl (r) ( [medeverdachte 2] ) : bl.s. binnenzijde, thv neus)
Voor deze berekening is aangenomen dat de bemonstering DNA bevat van één persoon. DNA-profiel AAMT6360NL#01 is
meer dan 1 miljardkeer waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van slachtoffer [slachtoffer ] , dan wanneer het DNA afkomstig is van een willekeurige niet aan slachtoffer [slachtoffer ] verwante persoon.
AAMT6361NL#01 (schoenen aanp2626nl (r) ( [medeverdachte 2] ): bl.s. binnenzijde, thv enkel)
Voor deze berekeningen is aangenomen dat de bemonstering DNA bevat van vier niet-verwante personen.
Bewijskracht ten aanzien van slachtoffer [slachtoffer ]
DNA-mengprofiel AAMT6361NL#01 is
ongeveer 176 miljoenkeer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer ] en drie willekeurige onbekende personen, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van vier willekeurige onbekende personen. [17]
Overwegingen
Wat kan worden vastgesteld wat er is gebeurd?
In de nacht van 15 augustus 2020 is verdachte aanwezig op een verjaardagsfeest in een zaal aan de [adres] in [woonplaats] . Op dit feest is ook [slachtoffer ] aanwezig. Na het feest wordt verdachte door [slachtoffer ] geslagen. [slachtoffer ] wordt vervolgens door verschillende omstanders hierop aangesproken en er ontstaat een vechtpartij. Het lukt omstanders om de ruzie te sussen en partijen uit elkaar te halen. [18] In de tussentijd leent verdachte een telefoon van een vriend [19] en neemt hij via sociale media telefonisch contact op met zijn broer [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ). [20] [medeverdachte 2] neemt vervolgens telefonisch contact op met een andere broer, te weten [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ). [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] arriveren enkele minuten na het telefonisch contact samen in een witte Volkswagen Golf op de parkeerplaats gelegen aan de [straat] in [woonplaats] . [21] [medeverdachte 2] is de bestuurder van de auto. [medeverdachte 1] stapt uit de Volkswagen Golf en zoekt de confrontatie op met [slachtoffer ] die op datzelfde moment samen met [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ) in een zilverkleurige auto (Daihatsu Sirion) de parkeerplaats probeert te verlaten. [slachtoffer ] is de bestuurder. Doordat hij tegen een paal aan rijdt, komt de Daihatsu Sirion tot stilstand. Meerdere personen, waaronder [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en verdachte rennen naar de auto van [slachtoffer ] en verzamelen zich rondom de bestuurderszijde waarbij zij door het raam van de auto inslaan op [slachtoffer ] . Daarnaast wordt de autodeur opengetrokken en wordt er tegen de auto geschopt. [slachtoffer ] komt de auto uit en wordt nog geschopt, waarna hij enkele meters verderop valt. [slachtoffer ] is diezelfde nacht overleden.
Wat volgt uit het forensisch onderzoek?
Uit het sectierapport volgt dat [slachtoffer ] zeven keer is gestoken waaronder in zijn borst en in zijn arm. Eén van die steekwonden is [slachtoffer ] fataal geworden. [22] Op de plaats delict is een heft van een mes gevonden. In de Daihatsu Sirion waar [slachtoffer ] in reed, is het lemmet van een mes aangetroffen. Uit forensisch onderzoek is naar voren gekomen dat het extreem veel waarschijnlijker is dat het aangetroffen lemmet en het aangetroffen heft eerder één geheel hebben gevormd. [23] Op het lemmet is DNA van [slachtoffer ] aangetroffen. [24] Op het heft van het mes is DNA van [slachtoffer ] en minimaal een onbekende persoon aangetroffen. [25] Het is dan ook waarschijnlijk dat [slachtoffer ] met dit mes is gestoken.
Uit forensisch onderzoek komen daarnaast aanwijzingen naar voren dat er mogelijk sprake is geweest van meerdere messen. Dat kan in ieder geval niet worden uitgesloten.
Verder duidt de vorm en de richting van de steekkanalen erop dat [slachtoffer ] is gestoken, terwijl hij nog in de auto zat (namelijk voetwaarts en rugwaarts).
Heeft verdachte een rol gehad bij het geweld tegen [slachtoffer ] ?
Aan verdachte is, anders dan bij [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , niet de doodslag op [slachtoffer ] tenlastegelegd. De rechtbank dient slechts de vraag te beantwoorden of verdachte het tenlastegelegde openlijk geweld heeft gepleegd.
Verdachte heeft betoogd dat hij niet betrokken is geweest bij het openlijk geweld tegen [slachtoffer ] en de auto waarin hij reed. Maar uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte wel degelijk bij het geweld tegen [slachtoffer ] aanwezig was op het moment dat [slachtoffer ] in zijn auto vanaf de parkeerplaats probeerde weg te komen. Hoeveel mensen zich op dat moment tegen [slachtoffer ] hadden gekeerd en hem hebben belaagd, is niet duidelijk geworden. Maar niet is gebleken dat verdachte enige actie heeft ondernomen om het geweld te voorkomen of te stoppen. Integendeel, hij maakte deel uit van de groep en versterkte daarmee de groep. Daarbij heeft hij in ieder geval zelf geweld uitgeoefend door onder andere de autodeur van de auto waar [slachtoffer ] in zat, open te trekken en er tegen aan te schoppen. Verdachte is meteen na deze geweldsexplosie tegen [slachtoffer ] , samen met zijn broers, de medeverdachten, gevlucht.
De voortdurende aanwezigheid van verdachte bij dit geweld en de door hem zelf gepleegde geweldshandelingen leveren naar het oordeel van de rechtbank een voldoende significante bijdrage op aan de openlijke geweldpleging.
Uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat het in ieder geval verdachte is geweest die tijdens deze geweldsexplosie geweldshandelingen tegen de auto van [slachtoffer ] heeft uitgevoerd. Voor zover verdachte heeft betoogd dat hij slechts geweld heeft gepleegd tegen de auto van [slachtoffer ] en niet tegen [slachtoffer ] zelf, geldt dat openlijk geweld juridisch niet uiteen valt in verschillende geweldshandelingen jegens alleen het slachtoffer of goed, waarbij per verdachte moet worden beoordeeld tegen wie of wat (openlijk) geweld is gepleegd. Dit gaat namelijk in tegen de inhoud en ratio van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht (hierna Sr), te weten het strafbaar stellen van openlijk in vereniging gepleegd geweld tegen personen en/of goederen, waarbij niet iedere pleger zelf geweld moet hebben gepleegd tegen ieder slachtoffer en/of goed.
De voornoemde gezamenlijke uitvoering is voldoende om aan te nemen dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen (in ieder geval) verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Verdachte heeft hierdoor ook opzet gehad op het door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gepleegde geweld. De rechtbank acht het tenlastegelegde derhalve wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 15 augustus 2020 te Almere openlijk, te weten, op de [straat] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer ] en een goed, te weten de personenauto waarin die [slachtoffer ] reed, door
- die [slachtoffer ] meermalen, te slaan/stompen en/of te trappen/schoppen en
- tegen die personenauto te trappen/schoppen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot een werkstraf van 100 uren, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 72 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden de voorwaarden zoals door de Raad voor de Kinderbescherming geadviseerd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de strafmaat verzocht om bij een op te leggen straf verdachte geen hogere gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht of verdachte een voorwaardelijke taakstraf op te leggen, voor zover reclasseringstoezicht en hulpverlening nog gewenst worden geacht.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich op 15 augustus 2020 samen met anderen schuldig gemaakt aan het plegen van openlijk geweld tegen [slachtoffer ] en een personenauto. Medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hadden een duidelijk motief om naar het partycentrum te komen, namelijk het eerdere geweldsincident tussen [slachtoffer ] en verdachte, waarna verdachte zijn broer [medeverdachte 2] heeft gebeld. Naar aanleiding van dat telefoontje zijn [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ter plaatse gekomen. [medeverdachte 1] is vervolgens de initiator geweest van het buitensporige openlijk geweld tegen [slachtoffer ] en de auto waarin hij reed, in welk geweld ook verdachte een aandeel heeft gehad.
[slachtoffer ] heeft hierbij ernstige verwondingen opgelopen en is aan de gevolgen van een van de steekverwondingen overleden. Dat het hier om een ernstig feit gaat met zeer ernstige gevolgen, behoeft geen betoog. De rechtbank is zich ervan bewust dat geen enkele bestraffing recht kan doen aan de pijn en het verdriet bij de nabestaanden. Het geweld heeft als achtergrond een langer lopend conflict, deels in familiesfeer, en is in het openbaar tot uitbarsting gekomen na wat een mooie verjaardagsfeest had moeten zijn. Het geweld heeft daarmee niet alleen de direct betrokkenen geschokt, maar ook de vele omstanders en heeft bijgedragen aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving als geheel.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennis genomen van:
  • het op zijn naam gestelde uittreksel Justitiële documentatie van 14 december 2022;
  • een rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming van 7 december 2022, opgemaakt door I. Goedhart, raadsonderzoeker;
  • een rapportage van Samen Veilig van 12 december 2022, opgemaakt door M. Mostert, medewerker SAVE.
Uit het op naam van verdachte gestelde uittreksel Justitiële documentatie blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
Uit de rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) blijkt dat het goed gaat met verdachte. Hij woont in Amsterdam en ontvangt een zelfstandigheidstraining bij Inspire. Verdachte werkt bij zijn broer in het metselbedrijf. Samen met de jeugdreclasseerder probeert verdachte de te regelen zaken op orde te krijgen. Hij werkt goed mee aan de begeleiding en is niet opnieuw in beeld gekomen bij de politie. Er wordt van verdachte veel gevraagd omdat zijn beide ouders nog in Suriname wonen. Verdachte is op sociaal emotioneel vlak jong, hierin moet hij nog groeien waarbij wellicht behandeling noodzakelijk is. Daarnaast dient verdachte nog vaardigheden te leren om geheel zelfstandig te kunnen zijn. De Raad adviseert verdachte, bij een bewezenverklaring, een geheel voorwaardelijke werkstraf op te leggen onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit en onder de bijzondere voorwaarden dat verdachte meewerkt aan een zelfstandigheidstraining bij Inspire of soortgelijke instelling, meewerkt aan dagbesteding in de vorm van een opleiding en/of werk, meewerkt aan behandeling bij de Waag indien en zolang Samen Veilig dit nodig acht, waarbij aan de gecertificeerde instelling te weten Samen Veilig Flevoland opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte daarin te begeleiden. Verdachte is daarbij verplicht medewerking te verlenen aan het vaststellen van zijn identiteit, aan het reclasseringstoezicht en aan huisbezoeken.
M. Mostert (Samen Veilig Flevoland) heeft ter terechtzitting de laatste stand van zaken over verdachte toegelicht. Er zijn veel positieve ontwikkelingen geweest bij verdachte, maar het gaat met vallen en opstaan. Verdachte stelt zich open op voor begeleiding. In de toekomst zal voor verdachte bewustwording en weerbaarheid belangrijk zijn, om zich op die manier staande te kunnen houden in de maatschappij. Verder zijn het rapport en het advies van Samen Veilig toegelicht. In die rapportage is geadviseerd om verdachte, bij een eventuele veroordeling, te veroordelen tot een voorwaardelijke werkstraf met als bijzondere voorwaarden de voorwaarden zoals door de Raad geadviseerd.
Verdachte heeft ontkend aanwezig en betrokken te zijn geweest bij het geweld dat tegen [slachtoffer ] en de auto waarin hij reed is toegepast. Ter zitting heeft verdachte zich, op advies van zijn advocaat, op zijn zwijgrecht beroepen. Dat is uiteraard een recht dat verdachte heeft, maar daarmee heeft verdachte ook de keuze gemaakt geen volledige openheid van zaken gegeven over zijn eigen aandeel in het toegepaste geweld en geen duidelijkheid verschaft aan de nabestaanden van [slachtoffer ] .
De redelijke termijn
De rechtbank stelt voorop dat verdachte aanspraak heeft op berechting binnen een redelijke termijn. Volgens vaste rechtspraak bedraagt de redelijke termijn een periode van twee jaren, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Bijzondere omstandigheden waarvan de redelijkheid van de duur afhankelijk is, zijn onder meer de ingewikkeldheid van de zaak en de invloed van verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop. De op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen op 15 augustus 2020, op welke datum verdachte voor het eerst door de politie is gehoord. De rechtbank doet uitspraak op 23 januari 2023 en daarmee is de redelijke termijn overschreden. Deze overschrijding van de redelijke termijn is echter verklaarbaar. De verdediging heeft verzocht om een groot aantal getuigen te doen horen. De verdediging is daartoe in de gelegenheid gesteld, maar uiteraard heeft dit de rechter-commissaris tijd gekost en heeft dit bijgedragen aan de overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank is daarom van oordeel dat in dit geval kan worden volstaan met de enkele vaststelling dat de redelijke termijn is overschreden.
De straf
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstig feit, waarbij [slachtoffer ] is overleden. Dat [slachtoffer ] is overleden, levert voor verdachte niet een strafverzwarende omstandigheid in de zin van de wet op, maar draagt wel bij aan de ernst van het feit en de gevolgen daarvan en heeft daarmee invloed op de hoogte van de op te leggen straf. Verdachte is immers één van de personen geweest die een bijdrage heeft geleverd aan het toegepaste geweld. Bij het bepalen van de uiteindelijke strafmaat neemt de rechtbank ook in aanmerking dat verdachte minderjarig was ten tijde van het tenlastegelegde en niet eerder met justitie in aanraking is geweest. De rechtbank acht een werkstraf van 150 uren met aftrek van de dagen die in voorarrest zijn doorgebracht, passend en geboden. Een deel van de werkstraf, namelijk 50 uren, zal voorwaardelijk worden opgelegd en dient als steun in de rug of stok achter de deur voor verdachte om zich niet opnieuw in te laten met het plegen van strafbare feiten. Aan de voorwaardelijke werkstraf worden conform het advies van de Raad bijzondere voorwaarden verbonden, om op die manier de noodzakelijk begeleiding en behandeling voor verdachte mogelijk te maken. De rechtbank zal daaraan een proeftijd van twee jaren verbinden.
Deze straf is hoger dan de straf die door de officier van justitie is gevorderd. De reden daarvoor is dat de rechtbank de vordering geen recht vindt doen aan de ernst van het feit en de gevolgen hiervan.
Voorlopige hechtenis
Aangezien aan verdachte geen vrijheidsbenemende straf wordt opgelegd, zal de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

9.BENADEELDE PARTIJEN

De raadsvrouw van [benadeelde 1] heeft ter terechtzitting verklaard dat de vorderingen die zij namens [benadeelde 1] en [benadeelde 2] heeft ingediend in de zaak tegen verdachte, als ingetrokken kunnen worden beschouwd. De rechtbank zal hierover dan ook geen beslissing geven.
Verder hebben nabestaanden zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. Zij hebben de rechtbank verzocht om hoofdelijke toewijzing van hun vordering, en deze te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade. Daarnaast is verzocht de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr aan verdachte op te leggen.
[benadeelde 3]
, de moeder van [slachtoffer ] , vordert een bedrag van € 17.500,- aan affectieschade.
[benadeelde 4]
, de vader van [slachtoffer ] , vordert een bedrag van € 17.500,- aan affectieschade.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
[benadeelde 3] en [benadeelde 4]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte niet voor de gevorderde affectieschade van [benadeelde 3] en [benadeelde 4] aansprakelijk kan worden gehouden omdat hij niet is vervolgd voor het levensdelict.
9.2
Het standpunt van de verdediging
[benadeelde 3] en [benadeelde 4]
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 3] en [benadeelde 4] bij een vrijspraak dienen te worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat de vorderingen zodanig ingewikkeld zijn dat deze niet eenvoudig door een strafrechter kunnen worden afgedaan. Daarnaast kan de dood van [slachtoffer ] niet aan verdachte worden toegerekend. Voorts betwist de verdediging dat er sprake is geweest van een groep waardoor er geen sprake kan zijn van groepsaansprakelijkheid in de zin van artikel 6:166 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Ten slotte is het geweld met het mes niet aan verdachte toe te rekenen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Eigen aandeel [slachtoffer ]
Voor zover de verdediging heeft betoogd dat rekening moet worden gehouden met het eigen aandeel van [slachtoffer ] , is de rechtbank van oordeel dat dit verweer niet slaagt.
Dat [slachtoffer ] is begonnen met het geweld tegen verdachte door hem een klap te geven, rechtvaardigt op geen enkele wijze dat hij daarna op zodanige wijze is belaagd dat hij daardoor is komen te overlijden. Van eigen schuld omdat [slachtoffer ] zou zijn ingereden op één van de verdachten, is evenmin sprake. Uit het dossier blijkt dat [slachtoffer ] het terrein wilde verlaten omdat hij werd belaagd en dat hij daarbij werd belemmerd door een persoon, die hij toen mogelijk heeft geraakt. Niet is gebleken dat dit om een ernstige aanrijding is gegaan. Ook hier geldt dat deze gebeurtenis op geen enkele manier het geweld dat daarna is toegepast, kan rechtvaardigen.
[benadeelde 3] en [benadeelde 4]
Op grond van artikel 6:108 lid 3 BW hebben nabestaanden ook recht op vergoeding van ander nadeel dan vermogensschade (affectieschade). Conform artikel 1 van het Besluit vergoeding affectieschade (overlijden door een misdrijf van een meerderjarig uitwonend kind) zal aan zowel [benadeelde 3] als aan [benadeelde 4] het gevorderde bedrag van € 17.500,-, worden toegewezen.
Groepsaansprakelijkheid en hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat er wel degelijk sprake is van groepsaansprakelijkheid in de zin van artikel 6:166 BW. Dit brengt met zich dat iedere betrokkene hoofdelijk aansprakelijk is voor de als gevolg daarvan geleden schade. Indien eenmaal vast staat dat een deelnemer een bijdrage heeft geleverd aan de onrechtmatige daad in groepsverband, dan komt het voor zijn aansprakelijkheid op de omvang van die bijdrage niet aan.
In dit geval is sprake geweest van deelname aan gewelddadige gedragingen in groepsverband en tussen die gedragingen bestaat naar het oordeel van de rechtbank een duidelijke samenhang. Het overwegende karakteristiek van het groepsoptreden was fors gewelddadig, zoals blijkt uit wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen. Niet kan worden gezegd dat het steken met een mes door ten minste één persoon in deze groep de overwegende karakteristiek van het groepsoptreden zodanig te buiten ging, dat daarvoor in redelijkheid geen aansprakelijkheid kan worden aangenomen. Verdachte heeft door bij deze groep te zijn, al het geweld dat is gepleegd voor lief genomen.
Door gewelddadige deelname aan de groep zijn verdachte en zijn mededaders naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht. Of aan verdachte zelf het overlijden van het slachtoffer is tenlastegelegd c.q. bewezenverklaard is daarbij niet van belang. Voor aansprakelijkheid krachtens artikel 6:166 BW is namelijk niet vereist dat een individu uit de groep zelf schade heeft veroorzaakt om daarvoor in civielrechtelijke zin aangesproken te kunnen worden. De regeling beoogt buiten twijfel te stellen dat een deelnemer aan onrechtmatige gedragingen in groepsverband zich niet aan aansprakelijkheid voor de daaruit geresulteerde schade kan onttrekken met het causaliteitsverweer dat de schade ook zonder zijn deelneming zou zijn ontstaan.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
De toegewezen bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de schadeveroorzakende gebeurtenis, te weten 15 augustus 2020. Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partijen aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf van
150 (honderdvijftig) uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de werkstraf niet of niet naar behoren verricht de werkstraf wordt vervangen door 75 dagen jeugddetentie;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de werkstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
- bepaalt dat van de werkstraf een gedeelte van
50 (vijftig) uren, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast;
- beveelt dat, als de verdachte het voorwaardelijk deel van de taakstraf bij tenuitvoerlegging niet naar behoren heeft verricht, jeugddetentie zal worden toegepast van
25 (vijfentwintig) dagen;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* meewerkt aan zelfstandigheidstraining bij Inspire of soortgelijke instelling;
* meewerkt aan dagbesteding in de vorm van een opleiding en/of werk;
* meewerkt aan behandeling bij de Waag indien en zolang Samen Veilig dit nodig acht;
- geeft aan de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden Nederland, regio Flevoland de opdracht toezicht te houden op de naleving van de bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partijen
[benadeelde 3]
- wijst de vordering van [benadeelde 3] toe tot een bedrag van € 17.500,-;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 3] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 augustus 2020 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 3] aan de Staat € 17.500,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 augustus 2020 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 0 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij of een van zijn mededaders op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[benadeelde 4]
- wijst de vordering van [benadeelde 4] toe tot een bedrag van € 17.500,-;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 4] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 augustus 2020 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 4] aan de Staat € 17.500,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 augustus 2020 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 0 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij of een van zijn mededaders op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Loots, voorzitter, mr. A.W.M. van Hoof en mr. N. van Esch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Tason Avila, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 januari 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 augustus 2020 te Almere openlijk, te weten, op de [straat] , in elk geval op of aan de openbare weg in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer ] en/of een goed, te weten de personenauto waarin die [slachtoffer ] reed, door
- die [slachtoffer ] meermalen, althans eenmaal te slaan/stompen en/of te
trappen/schoppen en/of
- tegen die personenauto te trappen/schoppen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 augustus 2020 te Almere openlijk, te weten, op de [straat] , in elk geval op of aan de openbare weg in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer ] en/of een goed, te weten de personenauto waarin die [slachtoffer ] reed, door
- die [slachtoffer ] meermalen, althans eenmaal te slaan/stompen en/of te
trappen/schoppen en/of
- tegen die personenauto te trappen/schoppen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 31 mei 2021, genummerd 2021042211307053, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 3134. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 14.
3.Pagina 883.
4.Pagina 884.
5.Pagina 885.
6.Pagina 887.
7.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] bij de rechter-commissaris op 18 november 2021, pagina 4.
8.Pagina 254.
9.Pagina 958.
10.Pagina 225.
11.Pagina 132.
12.Pagina 144.
13.Pagina 155.
14.Pagina 92 van het proces-verbaal van forensisch onderzoek.
15.Pagina 248 van het proces-verbaal van forensisch onderzoek.
16.Pagina 251 van het proces-verbaal van forensisch onderzoek.
17.Pagina 374 van het proces-verbaal van forensisch onderzoek.
18.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] van 15 augustus 2020, pagina 75.
19.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 7] op 15 december 2020, pagina 1308.
20.Een proces-verbaal van bevindingen inhoudende onderzoek Iphone 11 ABOII93 van 17 november 2020, pagina 1544.
21.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] van 15 augustus 2020, pagina 77.
22.Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van het pathologieonderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijke dood, van 18 augustus 2020, pagina 565.
23.Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut multidisciplinair forensisch onderzoek aan een personenauto, mesdelen en kleding naar aanleiding van een steekincident in Almere op 15 augustus 2020, pagina 3033.
24.Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een steekincident met dodelijke afloop gepleegd in Almere op 15 augustus 2020, van 28 januari 2021, pagina 1277.
25.Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een steekincident met dodelijke afloop gepleegd in Almere op 15 augustus 2020, van 28 augustus 2020, pagina 605.