ECLI:NL:RBMNE:2023:1630

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 april 2023
Publicatiedatum
11 april 2023
Zaaknummer
16.025260.22
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 11 april 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van opzettelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving van twee personen. De feiten vonden plaats op 29 januari 2022 in Utrecht, waar de verdachte zijn woning had afgesloten en de sleutel had verborgen, waardoor de aangever en een getuige niet konden vertrekken. De verdachte reageerde agressief toen de aangever om de sleutel vroeg en gebruikte pepperspray, wat leidde tot een paniekreactie van de aangever die door het raam naar buiten sprong en een val van ongeveer acht meter maakte. Deze val resulteerde in twee polsbreuken, waarvan één gecompliceerd, en leidde tot meerdere operaties en blijvende arbeidsongeschiktheid voor de aangever. De rechtbank oordeelde dat het letsel van de aangever als zwaar lichamelijk letsel moest worden aangemerkt. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot moord en zware mishandeling, maar achtte de opzettelijke vrijheidsberoving wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, en moest een schadevergoeding betalen aan de benadeelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.025260.22
Vonnis van de meervoudige kamer van 11 april 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1967] te [geboorteplaats] ,
wonende [adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 maart 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. I.M.F. Graumans en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. W.J. Ausma, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] , vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M.J. van Rooij, naar voren is gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
onder 1 primair
op 29 januari 2022 te Utrecht heeft geprobeerd [slachtoffer 1] van het leven te beroven;
onder 1 subsidiair
op 29 januari 2022 te Utrecht opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan [slachtoffer 1] ;
onder 1 meer subsidiair
op 29 januari 2022 te Utrecht [slachtoffer 1] heeft mishandeld, terwijl deze mishandeling zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad;
onder 2
op 29 januari 2022 te Utrecht opzettelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] wederrechtelijk van hun vrijheid heeft beroofd, welke vrijheidsberoving voor die [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

Ten aanzien van het onder 1, primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde
Zowel de officier van justitie als de raadsman hebben ten aanzien van dit feit, primair, subsidiair en meer subsidiair, vrijspraak bepleit.
De rechtbank is eveneens van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte dit hem ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Aangever en verdachte hebben allebei verklaard dat aangever op enig moment naar het raam op de tweede verdieping is gerend. Over de vraag wat er daarna is gebeurd, lopen de verklaringen uiteen. Het dossier bevat daarover alleen verklaringen van aangever en verdachte. Beiden hebben over dat specifieke moment wisselende verklaringen afgelegd.
Aangever heeft op 29 januari 2022 tegenover de politie verklaard dat hij, terwijl hij aan het balkon hing, door de bewoner (de rechtbank begrijpt: verdachte) naar beneden was geduwd. Tijdens zijn latere verklaring diezelfde dag verklaarde aangever aanvankelijk dat hij door verdachte uit het raam was geduwd. Iets later datzelfde verhoor verklaarde aangever dat verdachte, terwijl hij aan het raam hing, zijn hand had weggetrokken. Op 30 januari 2022 verklaarde aangever dat toen hij uit het raam hing, verdachte “sloeg, ik weet het niet, of hij begon aan mijn vingers te trekken”, waarna hij ten val kwam.
Verdachte heeft op 29 januari 2022 verklaard dat hij heeft gezien dat aangever met twee keer vier vingers aan het gietijzeren hekwerk aan de buitenzijde van het raam hing en dat hij heeft gezien dat aangever op een gegeven moment losliet. Op 30 januari 2022 verklaarde verdachte dat hij aangever mogelijk een klap op zijn handen heeft gegeven met de onderzijde van zijn hand, maar hij daar over twijfelt. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat aangever volledig gestrekt aan het hekwerk hing en dat hij zeker weet dat hij aangever toen niet op zijn handen heeft geslagen.
Hoewel er van aangever en verdachte beiden verklaringen zijn waaruit afgeleid zou kunnen worden dat fysiek handelen van verdachte eraan heeft bijgedragen dat aangever viel, zijn er ook aanwijzingen in hun beider verklaringen die erop duiden dat aangever is gevallen omdat hij geen houvast meer had, zonder dat fysiek handelen van verdachte eraan heeft bijgedragen dat aangever viel. Dat de aangever ten val zou zijn gekomen door een fysiek of anderszins actief handelen van verdachte, wordt ook niet ondersteund door andere bewijsmiddelen. Uit het dossier blijkt dat zowel aangever als verdachte op het moment dat aangever viel, onder invloed van harddrugs waren. Het voorgaande maakt dat de rechtbank op basis van de wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging heeft bekomen dat aangever door actief handelen van verdachte - het slaan op de handen of het lostrekken van de vingers van aangever - is gevallen.
De rechtbank acht daarom het onder feit 1, primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde niet bewezen. De rechtbank zal verdachte hiervan dan ook vrijspreken.

5.WAARDERING VAN HET BEWIJS

Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 ten laste gelegde. Hiertoe heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte geen opzet heeft gehad op de vrijheidsberoving van zijn bezoekers. Verdachte heeft aangegeven dat hij altijd uit voorzorg zijn deur op slot deed om te voorkomen dat tijdens een
datevoorwerpen uit zijn huis zouden worden gestolen. Verdachte heeft ook aangegeven dat bezoekers te allen tijde konden vragen om weg te gaan en dat hij dan de deur voor hen zou openen. Dat verdachte dat in dit geval niet meteen heeft gedaan toen hem daarom werd verzocht was niet met het opzet om deze personen van hun vrijheid te beroven. Verdachte voelde zich op dat moment zeer bedreigd en geïntimideerd en was overvallen door de situatie.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de hierna opgenomen wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Ter terechtzitting heeft verdachte de volgende verklaring afgelegd
Het klopt dat ik die betreffende avond met de beide heren (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ) naar boven ben gegaan. Voordat ik naar boven ga, is het voor mij een standaard procedure dat ik de deur op slot draai. Ik haal dan de sleutel uit het slot en die leg ik op een plankje naast de deur. Ik leg die sleutel onder een boek en uit het zicht. Mensen die bij mij op bezoek zijn weten ook niet waar de sleutel ligt. Ik wil niet dat bezoek zomaar weg kan als ik dat niet wil. Anders kunnen ze spullen van mij stelen. Het is mijn huis. Het gaat op mijn voorwaarden. Het klopt dat ik met traangas heb gespoten naar beide mannen. Ik riep: “ga liggen, ga liggen”. Ik heb ook met een vaas naar hem gegooid.
De aangever [slachtoffer 1] verklaarde als volgt
Ik doe aangifte van vrijheidsbeneming met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg. Op 29 januari 2022 tussen 00.00 uur en 03.00 uur was ik in een woning [adres] in [woonplaats] . [2]
We waren aan het chillen, ik wilde weggaan, maar die man had de deur op slot. Er was nog een gozer die ken ik niet goed. Ik heb hem wakker gemaakt. Dat is die gozer die daar woont. En opeens begint hij te flippen. Met spullen gooien, schreeuwen, pepperspray. Spuiten met iets. [3]
Ik werd gebeld door een jongen die daar was. Hij zegt kom hier heen. lk ben er heen gegaan. Ik heb kennis gemaakt met die man. De eigenaar van dat huis. lk had een lijntje coke
genomen. En opeens had hij te veel G genomen. Hij was helemaal nokkie. Hij was aan het slapen. lk wilde daar niet blijven. Ik ging de deur open doen, maar die was op slot. Dus ik heb die man met water wakker gemaakt. lk zei dat ik weg wilde. Die man begon te flippen en met spullen te gooien. Met vazen enzo. Op een gegeven moment dacht ik: "Wat moet ik doen?" Ik klim uit het raam en kijk naar buiten. Ik hing uit het raam. Ik viel en vanaf toen weet ik niets meer.
V: Waarom was die voordeur dicht?
A: Weet ik niet. De eigenaar van de woning heeft dat gedaan. [4]
A: lk heb hem wakker gemaakt.
V: Lag hij toen nog in zijn bed?
A: Ja. Hij was knock-out. Ik heb water over hem gegooid. [5]
0: Toen werd hij wakker.
V: Wat was zijn eerste reactie?
A: Hem waar ga je naar toe, zei hij. Ik zei: "Naar huis, maar de deur is op slot."
0: En toen?
A: Toen vroeg ik of hij de deur open kon maken. Dus ik liep naar beneden. Maar hoe die man naar beneden komt. Hij begint te schreeuwen.
V: Waar stond jij toen?
A: In de woonkamer. Hij gooide met een plantenvaas en zijn eigen spullen.
V: Waar was die andere gozer op dat moment?
A: Als je naar boven gaat bij die deur bij de slaapkamer. Hij hield de deur dicht. Ik kon niet naar boven of via het dak vluchten.
0: En dan was de enige mogelijkheid dat raam.
V: Wie heeft het raam open gemaakt?
A: ik.
V: Waar stond die man op dat moment?
A: In de woonkamer, maar hij kwam ook naar het raam en schreeuwde.
V: Hoe ben je precies naar buiten geklommen?
A: Gewoon. Raam open naar buiten. Er was nog een ijzeren staaf voor het raam waar ik aan kon hangen. Maar toen dacht ik dat het te hoog was.
V: Waar hield je je aan vast?
A: Er zijn 2 van die staven. Daar hing ik aan. Maar het was te hoog. Ik wilde weer naar boven. Maar die man begon weer te gooien. Maar ik had geen houvast meer. [6]
De getuige [slachtoffer 2] verklaarde als volgt
Wij waren daar aan het chillen, ik en [slachtoffer 1] (de rechtbank begrijpt: aangever) die in het ziekenhuis ligt. [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte) had GHB genomen. [verdachte] viel ineens nokkie op het bed. Wij wilden hem wakker maken, maar kregen hem niet wakker. Wij wilden weggaan, maar wij merkten dat de deur op slot zat. Wij keken op tafel, maar zagen geen sleutel liggen. [slachtoffer 1] pakte water en gooide dat op het gezicht van [verdachte] omdat wij hem niet wakker kregen. Hij werd wakker en werd boos. [verdachte] draaide zichzelf om en ik zag dat hij ineens traangas in mijn oog spoot. Ik zag dat [verdachte] naar beneden rende achter [slachtoffer 1] aan en ik hoorde dat er allemaal spullen in het rond vlogen. lk hoorde [slachtoffer 1] schreeuwen van hee doe normaal en hou op. lk hield de tussendeur de hele tijd dicht omdat ik niet wist wat ik moest doen. [7] Hij spoot op mij en rende meteen naar beneden. Toen ging het helemaal los. [8]
V: Je zei net al dat [verdachte] de deur op slot had gedaan. Heb je enig idee wanneer hij dat heeft gedaan?
A: Nee geen idee, anders had ik er wel iets van gezegd. [9]
Uit de diverse medische stukken is het volgende gebleken:
Bovengenoemde patiënt ( [slachtoffer 1] ) was opgenomen van 29-01-2022 tot en met 11-02-2022 op de verpleegafdeling voor het specialisme Traumatologie.
Opname-indicatie:
Graad 2 open polsfractuur rechts en scaphoïd en triquetrum fractuur links. (fracturen aan de linkerpols). [10]
Bewijsoverweging
De rechtbank overweegt dat uit de hiervoor uitgewerkte bewijsmiddelen volgt dat verdachte, zonder medeweten van aangever [slachtoffer 1] en de getuige [slachtoffer 2] , de deur van zijn woning heeft afgesloten, de sleutel uit het slot heeft gehaald en heeft verborgen. Verdachte heeft ter terechtzitting ook verklaard dat hij expres de voordeur afsloot en de sleutel verstopte, omdat verdachte zelf de zeggenschap wilde houden over het moment waarop en de voorwaarden waaronder zijn bezoekers zijn woning zouden kunnen verlaten. Verdachte heeft het de aangever en de getuige onmogelijk gemaakt om op een door hun gewenst moment zijn woning te verlaten.
Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan opzettelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
Vast staat ook dat verdachte, nadat hij door aangever en de getuige werd gewekt, direct agressief reageerde en, in plaats van op hun verzoek de deur van de woning te openen, hen met pepperspray te lijf te ging. De getuige [slachtoffer 2] heeft zich vervolgens in veiligheid weten te brengen door de deur naar de derde verdieping dicht te houden en zich achter deze deur te verschansen. Hij heeft later via het dakterras de woning kunnen ontvluchten. Aangever, die toen al vooruit was gelopen naar de tweede verdieping en niet terug naar de zolderverdieping kon en ook niet via de voordeur naar buiten, werd vervolgens belaagd door verdachte met de pepperspray, terwijl verdachte naar hem schreeuwde dat hij moest gaan liggen. Aangever heeft vervolgens, in paniek, geen andere uitweg gezien dan door het raam naar buiten te springen.
De rechtbank ziet deze handeling daarom als direct gevolg van de opzettelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving door verdachte. Aangever is vervolgens circa acht meter omlaag gevallen. Ten gevolge hiervan is aangever 14 dagen op de verpleegafdeling specialisme traumatologie van het UMC Utrecht opgenomen geweest. [11] Aangever bleek beide polsen gebroken te hebben, waarbij de breuk aan de rechterpols als een gecompliceerde open polsbreuk is gekwalificeerd. Aangever heeft inmiddels acht operaties moeten ondergaan [12] en zal in elk geval nog twee operaties moeten ondergaan. [13] Aangever is nog altijd arbeidsongeschikt als gevolg van het bij de val opgelopen letsel. [14]
Het letsel van aangever is aan te merken als zwaar lichamelijk letsel, gelet op de ernst van het letsel (twee polsbreuken, waarvan een gecompliceerd), het aantal operatieve ingrepen dat vereist was en nog nodig zal zijn en het feit dat aangever nog altijd arbeidsongeschikt is.
De rechtbank is van oordeel dat het door de vrijheidsberoving ontstane letsel als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zowel aangever [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] opzettelijk wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd heeft gehouden, ten gevolge waarvan de aangever [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.

6.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
onder 2
op 29 januari 2022 te Utrecht opzettelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden door, nadat hij, verdachte, die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] in zijn woning had binnengelaten de voordeur van die woning zonder medeweten van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] op slot te doen en de sleutel van die voordeur uit het zicht te leggen en, nadat die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] hem hadden verzocht om de deur voor hen open te maken, met pepperspray te sprayen op en in de richting van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] en met een vaas en/of andere harde voorwerpen te gooien in de richting van die [slachtoffer 1] waarbij nadat die [slachtoffer 1] via een raam van die op de 2e verdieping gelegen woning trachtte te ontkomen die [slachtoffer 1] op straat is gevallen, welke vrijheidsberoving voor die [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gecompliceerde open polsfractuur rechts en een gebroken pols links ten gevolge heeft gehad.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

7.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.

8.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.OPLEGGING VAN STRAF

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie onder 2 bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 6 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij een eventuele bewezenverklaring aan verdachte een volledig voorwaardelijke straf op te leggen. Verdachte is een first offender en heeft een sociaal gezond en steunend netwerk. Daarnaast heeft verdachte de motivatie getoond om te werken aan gedragsverandering voor wat betreft het middelengebruik en is hier ook al mee gestart. Verdachte heeft diverse behandelingen gevolgd en heeft zijn middelengebruik weer in de hand.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft in de nacht van 29 januari 2022 [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van hun vrijheid beroofd en beroofd gehouden door hen te beletten zijn woning te verlaten. Verdachte is de beide bezoekers, nadat zij om de sleutel vroegen, met pepperspray te lijf gegaan en heeft door zijn gedragingen de aangever op een gegeven moment zo in het nauw gedreven dat deze geen andere uitweg zag dan via een raam te ontkomen aan verdachte, waarna hij een val van acht meter heeft gemaakt. Dat de gevolgen hiervan ernstig waren, blijkt uit het gegeven dat aangever veertien dagen in het ziekenhuis heeft gelegen, inmiddels acht operaties heeft moeten ondergaan aan zijn pols(en) en er nog steeds geen zicht is op volledig herstel. Uit de ter terechtzitting namens de aangever voorgelezen slachtofferverklaring is ook gebleken dat hij nog dagelijks pijn heeft en kampt met psychische klachten naar aanleiding van dit gebeuren.
Verdachte heeft met zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke vrijheid van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
Verdachte heeft ter zitting wel verklaard dat hij inziet dat de gevolgen ernstig zijn en medeleven betuigd met aangever [slachtoffer 1] , maar heeft ook volgehouden dat [slachtoffer 1] zelf de keuze maakte om het raam uit te vluchten in plaats van op de grond te gaan liggen zoals verdachte van hem verlangde. Daaruit blijkt dat verdachte zijn eigen rol in de situatie en daarmee de ernst van het feit niet onder ogen ziet, en onvoldoende verantwoordelijkheid neemt voor zijn daad.
Persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 20 februari 2022. Hieruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor enig misdrijf. De rechtbank zal het strafblad van verdachte dan ook niet in strafverzwarende zin maar ook niet in strafverminderende zin meewegen;
- een reclasseringsadvies van GGZ Reclassering Inforsa Utrecht van 13 maart 2023, opgesteld door J. Mertens, reclasseringswerker.
In dit reclasseringsadvies wordt opgemerkt dat de reclassering het middelengebruik in combinatie met de seksuele behoeften van verdachte als risicoverhogende factor ziet. Daarnaast begeeft hij zich deels in sociale kringen met gelijkgestemden wat betreft drugsgebruik en seksualiteit, hetgeen mogelijk ook van invloed is en tevens risicoverhogend kan werken. Als beschermend kan worden aangemerkt zijn vaste aanstelling en jarenlange dienstverband, zijn financiële situatie, het feit dat hij een koopwoning heeft en beschikt over een deels sociaal gezond en steunend netwerk. Ook is er sprake van probleembesef en de motivatie hieraan te werken om tot een gedragsverandering te komen. De kans op recidive wordt door de reclassering ingeschat op laag.
Strafoplegging
De rechtbank overweegt dat hier sprake is geweest van een relatief korte, maar intense wederrechtelijke vrijheidsberoving die voor de aangever zeer ernstige gevolgen heeft gehad. De rechtbank begrijpt dat een gevangenisstraf verdachte zwaar zal vallen, maar gelet op de ernst van het bewezenverklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de gevolgen van het feit voor het slachtoffer, kan met geen andere strafmodaliteit worden volstaan dan met een straf die vrijheidsbeneming met zich brengt. Bij het bepalen van de strafduur heeft de rechtbank ook rekening gehouden met het gegeven dat verdachte in paniek heeft gehandeld. Verdachte heeft vervolgens echter een zeer verkeerde keuze gemaakt met zeer ernstige gevolgen voor aangever.
De rechtbank zal een gedeelte van de gevangenisstraf wel in voorwaardelijke vorm opleggen. Met een deels voorwaardelijk strafdeel wordt beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij behandeling heeft gevolgd en qua drugsgebruik nu, naar gesteld, een sociaal gebruiker is, maar de rechtbank constateert dat verdachte nog steeds drugs gebruikt. Daarnaast heeft verdachte aangegeven alleen nog mensen thuis te ontvangen die hij kent, maar gelet op de sociale kring zoals door de reclassering hiervoor is beschreven neemt verdachte hiermee wel een bepaald risico.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van het reeds ondergane voorarrest, waarvan een gedeelte van vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden. Daarbij wijkt de rechtbank in enige mate af van de strafeis van de officier van justitie, nu de rechtbank tot een andere weging van de persoonlijke omstandigheden van verdachte is gekomen.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 200.749,04. Dit bedrag bestaat uit € 749,04 materiële schade en € 200.000 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het materiële deel van de vordering geheel toe te wijzen. Ten aanzien van het immateriële gedeelte heeft de officier van justitie gevorderd dit toe te wijzen tot een bedrag van € 150.000,-
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht om de vordering niet-ontvankelijk te verklaren. De hoogte van het totale bedrag, de verschillende posten die voor het materiële deel worden gevorderd en de complexiteit van de hoogte van het immateriële gedeelte maken dat de behandeling van de vordering tot een onevenredige belasting van het strafproces zou leiden. Subsidiair heeft de verdediging opgemerkt dat verdachte bereid is om de materiele schade te vergoeden. De onderbouwing van de immateriële schade wordt betwist omdat niet concreet is onderbouwd wat de daadwerkelijke schade is.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] . De opgevoerde materiële schadeposten zijn voldoende onderbouwd. De rechtbank zal de gevorderde materiële schade daarom geheel toewijzen.
Naar het oordeel van de rechtbank is vast komen te staan dat de benadeelde partij ook immateriële schade heeft geleden door het bewezenverklaarde feit. De verdediging heeft dit ook niet betwist. De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij aanspraak maakt op een naar billijkheid te bepalen vergoeding van de immateriële schade op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek. Door het handelen van verdachte heeft de benadeelde dusdanig zwaar lichamelijk letsel opgelopen dat hij 8 operaties heeft moeten ondergaan, en het letsel daarmee nog niet is verholpen. Ook ervaart hij nog dagelijks pijn en is hij nog altijd arbeidsongeschikt. Namens de benadeelde partij is aangegeven dat de benadeelde partij in een aparte civiele procedure schadevergoeding voor gederfd inkomen zal vorderen. De rechtbank acht een vergoeding van € 25.000,- aan immateriële schade billijk en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen. De benadeelde partij heeft ook gesteld dat hij door het handelen van verdachte psychische schade heeft opgelopen, en dus op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Dat deel van de schade heeft de benadeelde partij niet onderbouwd (met een rapport van een deskundige of anderszins). Daardoor is over de oorzaak, aard en de duur van eventueel psychisch letsel niets te zeggen. Beoordeling van dat deel van de vordering vergt nadere bewijslevering met deskundigen(rapporten). Dat betekent een onevenredige belasting van het strafgeding. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij voor dat deel van het gevorderde niet ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
De rechtbank zal de vordering dus tot een bedrag van € 25.749,04 toewijzen. Het bedrag wordt vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 29 januari 2022 tot de dag van volledige betaling.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 25.749,04, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 29 januari 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 163 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 282 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 1, primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 2 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 2 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 6 (zes) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een
gedeelte van 4 (vier) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van twee jarenvast;
- stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 25.749,04;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 januari 2022 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 25.749,04 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 januari 2022 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 163 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Verschoor-Bergsma, voorzitter, mrs. I.G.C. Bij de Vaate en O. Böhmer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Gardenier, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 april 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
Hij op of omstreeks 29 januari 2022 te Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf omD.S. [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, (terwijl die [slachtoffer 1] in de woning van verdachte verbleef en verdachte de deur van die woning op slot had gedaan zonder dat die [slachtoffer 1] dat wist en/of de sleutel van die deur op een voor die [slachtoffer 1] onbekend plek had neergelegd)
- Een of meer stoelen en/of vazen en/of andere harde voorwerpen in de richting van die [slachtoffer 1] heeft gegooid en/of
- toen die [slachtoffer 1] via een raam van die op de 2e verdieping gelegen woning trachtte te vluchten uit die woning en/of terwijl die [slachtoffer 1] aan de buitenzijde aan een metalen buis/doorvalbeveiliging van een raam op de 2e verdieping hing:
• op/tegen de hand(en) waarmee die [slachtoffer 1] zich aan die buis/doorvalbeveiliging vasthield heeft geslagen en/of elders tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of gestompt en/of
• een of meer vingers waarmee die [slachtoffer 1] zich aan die buis/doorvalbeveiliging vasthield heeft losgewrikt, althans losgemaakt, in elk geval aan die vinger(s) heeft getrokken waardoor die [slachtoffer 1] die buis/doorvalbeveiliging los moest laten en (vervolgens) vanaf een raam op de 2e verdieping wan die woning naar beneden is gevallen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op 29 januari 2022 te Utrecht aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gecompliceerde open polsbreuk (rechts) en/of een gebroken pols (links), heeft toegebracht door (terwijl die [slachtoffer 1] in de woning van verdachte verbleef en verdachte de deur van die woning op slot had gedaan zonder dat die [slachtoffer 1] dat wist en/of de sleutel van die deur op een voor die [slachtoffer 1] onbekend plek had neergelegd)
- met pepperspray, althans een irriterende en/of bijtende stof te sprayen in de richting van die [slachtoffer 1] en/of
- toen die [slachtoffer 1] via een raam van die op de 2e verdieping gelegen woning trachtte te vluchten uit die woning en/of terwijl die [slachtoffer 1] aan de buitenzijde aan een metalen buis/doorvalbeveiliging van een raam op de 2e verdieping hing:
• op/tegen de hand(en) waarmee die [slachtoffer 1] zich aan die buis/doorvalbeveiliging vasthield te slaan en/of elders tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] te slaan en/of te stompen en/of
• een of meer vingers waarmee die [slachtoffer 1] zich aan die buis/doorvalbeveiliging vasthield los te wrikken, alhtans los te maken, in elk geval aan die vinger(s) te trekken waardoor die [slachtoffer 1] die buis/doorvalbeveiliging los moest laten en (vervolgens) vanaf een raam op de 2e verdieping wan die woning naar beneden is gevallen;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 januari 2022 te Utrecht [slachtoffer 1] heeft mishandeld door (terwijl die [slachtoffer 1] in de woning van verdachte verbleef en verdachte de deur van die woning op slot had gedaan zonder dat die [slachtoffer 1] dat wist en/of de sleutel van die deur op een voor die [slachtoffer 1] onbekend plek had neergelegd)
- met pepperspray, althans een irriterende (vloei) stof heeft gesprayed in de richting van die [slachtoffer 1] en/of
- toen die [slachtoffer 1] via een raam van die op de 2e verdieping gelegen woning trachtte te vluchten uit die woning en/of terwijl die [slachtoffer 1] aan de buitenzijde aan een metalen buis/doorvalbeveiliging van een raam op de 2e verdieping hing:
• op/tegen de hand(en) waarmee die [slachtoffer 1] zich aan die buis/doorvalbeveiliging vasthield te slaan en/of elders tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] te slaan en/of te stompen en/of
• een of meer vingers waarmee die [slachtoffer 1] zich aan die buis/doorvalbeveiliging vasthield los te wrikken, alhtans los te maken, in elk geval aan die vinger(s) te trekken waardoor die [slachtoffer 1] die buis/doorvalbeveiliging los moest laten en (vervolgens) vanaf een raam op de 2e verdieping wan die woning naar beneden is gevallen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een gecompliceerde open polsbreuk (rechts) en/of een gebroken pols (links) ten gevolge heeft gehad;
2
Hij op of omstreeks 29 januari 2022 te Utrecht, opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden door nadat hij, verdachte die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] in zijn woning had binnengelaten de voordeur van die woning zonder medeweten van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] op slot te doen en/of de sleutel van die voordeur te verstoppen, althans uit het zicht te leggen, en/of nadat die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] hem hadden verzocht om de deur voor hun open te maken,
- met pepperspray, althans een irriterende (vloei)stof, te sprayen op en/of in de richting van die [slachtoffer 1] en/of die Botarbaouch en/of
-met stoelen en/of vazen en/of andere harde voorwerpen te gooien in de richting van die [slachtoffer 1] waarbij nadat die [slachtoffer 1] via een raam van die op de 2e verdieping gelegen woning trachtte te ontkomen die [slachtoffer 1] op straat is gevallen, althans hard op de grond terecht is gekomen, welke vrijheidsberoving voor die [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gecompliceerde open polsfractuur (rechts) en/of een gebroken pols (links) ten
gevolge heeft gehad.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende proces-verbaal bevinden, te weten een proces-verbaal raadkamer dossier&eindddossier (zaak 31Newton22) van 7 februari 2022, met onderzoeksnummer MD4R021126, volgens de in dit dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, zijn deze processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pag. 64 (proces-verbaal aangifte)
3.Pag. 66 (proces-verbaal van bevindingen)
4.Pag 69 (proces-verbaal van verhoor aangever)
5.Pag. 70
6.Pag. 71
7.Pag. 84 (proces-verbaal van verhoor getuige)
8.Pag. 86
9.Pag. 87
10.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een geneeskundige verklaring van 30 januari 2022, opgesteld door drs. [A] , ANIOS heelkunde, mede namens dr. [B] , chirurg, bieden verbonden aan het Universitair Medisch Centrum Utrecht, (pag. 75-76)
11.Schriftelijk bescheiden, te weten ingevulde vragenlijsten/correspondentie over de periode van 29 januari 2022 tot en met 21 april 2022 (productie 4 bij het verzoek tot schadevergoeding).
12.Een schriftelijk bescheid, te weten een declaratieoverzicht over 2022 van de zorgverzekeraar van aangever (productie 8 bij het verzoek tot schadevergoeding)
13.Een schriftelijk bescheid, te weten een e-mail aan aangever (productie 5 bij het verzoek tot schadevergoeding)
14.Een schriftelijk bescheid, te weten een verzekeringsgeneeskundige rapportage van 22 september 2022