In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 25 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en [gedaagde] over de ontbinding van een koopovereenkomst voor een horecaonderneming. [eiser] had op 7 september 2021 een horecaonderneming gekocht van [a], maar na het overlijden van [a] en het niet verkrijgen van de benodigde exploitatievergunning, heeft [eiser] de koopovereenkomst willen ontbinden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de ontbindende voorwaarde, die was opgenomen in de koopovereenkomst, is ingetreden omdat de gemeente Utrecht de vergunning niet heeft verstrekt. Hierdoor is de koopovereenkomst ontbonden en heeft [gedaagde] de verplichting om het aanbetaalde bedrag van € 15.000,- terug te betalen aan [eiser]. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [eiser] geen verwijt kan worden gemaakt voor het uitblijven van de vergunning, aangezien beide partijen onervaren waren in het proces van overname en de aanvraag van de vergunning meer tijd in beslag nam dan verwacht. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de redelijkheid en billijkheid niet vereisen dat de ontbindende voorwaarde als niet vervuld moet worden beschouwd. Daarnaast heeft de kantonrechter de vordering van [gedaagde] in reconventie afgewezen, omdat de koopovereenkomst rechtsgeldig was ontbonden en [eiser] niet tekort is geschoten in zijn verplichtingen. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.