ECLI:NL:RBMNE:2023:1592

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 april 2023
Publicatiedatum
7 april 2023
Zaaknummer
UTR 22/5735
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de oplegging van een cursus verantwoord rijgedrag na snelheidsovertreding binnen de bebouwde kom

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 6 april 2023, wordt het beroep van eiser tegen de oplegging van een cursus verantwoord rijgedrag (EMG) door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) beoordeeld. Eiser, die op 3 augustus 2022 werd aangehouden voor een snelheidsovertreding op de Weg der Verenigde Naties in IJsselstein, betwist dat hij deze overtreding binnen de bebouwde kom heeft gepleegd. Hij reed met een snelheid van 164 km per uur waar maximaal 70 km per uur was toegestaan. Het CBR heeft op basis van de overtreding besloten om eiser te verplichten deel te nemen aan een EMG, omdat een overschrijding van de maximumsnelheid met 50 km per uur of meer binnen de bebouwde kom een vermoeden van onvoldoende rijgedrag oplevert.

Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het CBR heeft dit ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 30 maart 2023 is eiser niet verschenen, terwijl het CBR zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft vervolgens de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld. Eiser erkent dat hij te hard heeft gereden, maar betwist dat dit binnen de bebouwde kom was. Hij stelt dat het proces-verbaal van de politie onjuist is en dat het bord 'einde bebouwde kom' er altijd heeft gehangen.

De rechtbank overweegt dat het CBR mag uitgaan van de juistheid van het op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal, tenzij er tegenbewijs is. De rechtbank concludeert dat er geen tegenbewijs is geleverd dat de waarneming van de verbalisant onjuist is. Het beeldmateriaal dat eiser heeft overgelegd ondersteunt zijn stelling niet. De rechtbank oordeelt dat het CBR terecht heeft aangenomen dat eiser binnen de bebouwde kom reed en dat de oplegging van de EMG terecht is. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5735

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 april 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, het CBR

(gemachtigde: mr. M.M. Kleijbeuker).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser het opleggen van een cursus verantwoord rijgedrag, ook wel EMG. [1]
Met het bestreden besluit van 1 december 2022 op het bezwaar van eiser is het CBR bij dat besluit gebleven.
Het CBR heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 30 maart 2023 op zitting behandeld. Eiser is daar niet verschenen. Het CBR heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde

Beoordeling door de rechtbank

Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank of verweerder terecht aan eiser een EMG heeft opgelegd.
2. Eiser is op 3 augustus 2022 op de Weg der Verenigde Naties in IJsselstein aangehouden door de politie voor een snelheidsovertreding. Hij reed op die weg met een gecorrigeerde snelheid van 164 km per uur, waar maximaal 70 km per uur was toegestaan. Blijkens het door de verbalisant op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal reed eiser toen binnen de bebouwde kom van de gemeente IJsselstein. Eiser heeft verklaard dat zijn vriendin de moeder aan de lijn had, die zei: ‘moet je horen hoe die auto klinkt als je het gas intrapt’. De politie heeft van deze overtreding een mededeling gedaan aan het CBR als bedoeld in artikel 130 van de Wegenverkeerswet 194 (Wvw)
3. Het CBR heeft naar aanleiding van de mededeling van de politie met het besluit van 23 augustus 2022 eiser verplicht om deel te nemen aan een EMG. Volgens het CBR levert een overschrijding van de maximumsnelheid met 50 km per uur of meer, op een weg binnen de bebouwde kom, een vermoeden op van onvoldoende rijgedrag. [2] Eiser is het daar niet mee eens en heeft daartegen bezwaar gemaakt. Omdat het CBR zijn bezwaar ongegrond heeft verklaard, komt eiser daarvan nu in beroep.
Binnen of buiten de bebouwde kom
4. Eiser erkent dat hij te hard heeft gereden, maar hij is het er niet mee eens dat dat binnen de bebouwde kom was. Eiser is wel veroordeeld voor de snelheidsovertreding, maar tijdens de strafzitting waren de officier en de rechter op grond van het beeldmateriaal (filmpje en foto) dat hij heeft overgelegd, er niet van overtuigd dat de weg buiten de bebouwde kom lag. Eiser bestrijdt dat de snelheidsovertreding binnen de bebouwde kom was en stelt dat het proces-verbaal van de politie op dat punt onjuist is. Eiser gelooft het verhaal van de verbalisant en de gemeente niet, dat de verbalisant voor aanvang van zijn controle het bord “einde bebouwde kom” niet heeft zien hangen en dat dat bord na de overtreding door een ‘willekeurige burger’ is neergehangen, zoals de gemeente stelt. Eiser rijdt daar dagelijks, kent de weg goed en stelt dat het bord “einde bebouwde kom” er altijd heeft gehangen.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
6. In geschil is of de snelheidsovertreding binnen of buiten de bebouwde komt heeft plaatsgevonden. In beginsel mag een bestuursorgaan, in dit geval het CBR, uitgaan van de juistheid van een op ambtseed dan wel op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal, tenzij tegenbewijs noopt tot afwijking van dit uitgangspunt. [3] Dat geldt ook voor de rechter.
7. Zulk tegenbewijs is er niet. Uit het beeldmateriaal dat eiser op 3 oktober 2022 heeft overgelegd blijkt niet dat het bord H2 er hing op het moment van de overtreding op 3 augustus 2022. Daaruit volgt dus niet dat de waarneming van de verbalisant onjuist is geweest. Integendeel, het CBR heeft een eigen onderzoek gedaan naar de juistheid van de door de politie gerelateerde feiten. Uit dat onderzoek blijkt dat het bord H2 er op de getoonde momenten in 2017, 2018, 2021 en in april en juli 2022 niet hing. Dat eiser zegt dat het er altijd heeft gehangen, is dus niet juist. Op enig moment in augustus 2022 en daarna hing het er wel. Toen de gemeente hiermee in november 2022 werd geconfronteerd, is het bord verwijderd. Volgens de gemeente IJsselstein is het daar op enig moment door een willekeurige burger neergehangen. De verbalisant heeft aan verweerder nog expliciet aangegeven dat hij/zij voor aanvang van de snelheidscontrole de bebording ter plaatse heeft gecontroleerd. Gelet op het proces-verbaal en de resultaten van het onderzoek door het CBR nadien, acht de rechtbank de stelling van eiser dat hij de overtreding buiten de bebouwde kom heeft gepleegd, ongeloofwaardig. De veronderstellingen van eiser zijn geen reden om te twijfelen aan de juistheid van het proces-verbaal of de verklaring van de verbalisant nadien. Hij heeft geen bewijs overgelegd van een (ander) oordeel van de strafrechter. Gezien de datum genoemd op de dagvaarding, heeft de strafrechter ook niet geoordeeld over de feiten die het CBR in deze bestuursrechtelijke procedure heeft ingebracht.
8. De rechtbank is gezien het vorenstaande van oordeel dat het CBR terecht aannemelijk heeft gevonden dat eiser ten tijde van de snelheidsovertreding binnen de bebouwde kom reed.
9. De beroepsgrond van eiser slaagt niet. Hetgeen overigens is aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel.
10. Verweerder heeft dus terecht een EMG opgelegd.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Mollerus, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 april 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Educatieve Maatregel Gedrag en verkeer.
2.Als bedoeld in artikel 131 WVW en artikel 14, eerste lid, onder b, van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en rijgeschiktheid 2011 (de Regeling).
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 18 juli 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2409).