ECLI:NL:RBMNE:2023:1580

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 april 2023
Publicatiedatum
7 april 2023
Zaaknummer
16/078210-22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Criminele organisatie en grootschalige productie en verkoop van LSD zegels

Op 7 april 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die ervan beschuldigd werd betrokken te zijn bij een criminele organisatie die op grote schaal LSD zegels produceerde, uitvoerde en verkocht in Nederland. De zaak betreft drie hoofdverdachten en drie medeverdachten, waarbij de verdachte in de periode van 4 augustus 2021 tot en met 28 maart 2022 in Amsterdam, Almere en Purmerend betrokken was bij het vervoeren en aanwezig hebben van in totaal 125.000 LSD blotters. Tijdens de rechtszitting op 3 februari en 27 maart 2023 zijn de vorderingen van de officier van justitie en de verdediging besproken. De officier van justitie, mr. D.M.A. van der Zwan, heeft de verdachte beschuldigd van het opzettelijk vervoeren en aanwezig hebben van een grote hoeveelheid LSD, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit op basis van de stelling dat de verdachte niet wist dat zij LSD vervoerde. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte wel degelijk op de hoogte was van de aard van de stoffen die zij vervoerde, en heeft het medeplegen bewezen verklaard. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 43 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 180 uren. Daarnaast is een geldbedrag van € 4.500,- verbeurd verklaard, dat bestemd was voor de aanschaf van LSD. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar leeftijd en het feit dat zij geen strafblad heeft.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/078210-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 7 april 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1956] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 februari 2023 en 27 maart 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. D.M.A. van der Zwan en van hetgeen verdachte en haar raadsman, mr. P.J.A. van de Laar, advocaat te Eindhoven, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er op neer dat verdachte:
op meerdere tijdstippen in de periode van 4 augustus 2021 tot en met 28 maart 2022 in Amsterdam, Almere en Purmerend met een ander telkens een hoeveelheid LSD (totaal 142.000 blotters) heeft vervoerd en aanwezig heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde. Verdachte heeft op verzoek van haar broer zegels van de één naar de ander vervoerd. De vraag luidt of zij wist dat dit LSD betrof. De gemiddelde Nederlander weet niet (exact) wat LSD is en in welke vormen het kan voorkomen. Verdachte is ervan uitgegaan dat die zegels niets met drugs te maken hadden. Zij wist alleen dat zij enveloppes met zegels vervoerde, maar niet welke bedragen ermee gemoeid waren en wat die zegels waren. Zij heeft er ook niets aan verdiend. Geconcludeerd kan worden dat verdachte naïef is geweest en veel vertrouwen in haar broer heeft gehad, waardoor zij blind in opdracht van hem heeft gehandeld. Haar broer heeft misbruik gemaakt van deze situatie.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht om verdachte partieel vrij te spreken van het medeplegen, aangezien zij telkens alleen was op de momenten dat zij de zegels van medeverdachte [medeverdachte 1] naar haar broer bracht en daarom kan worden gesteld dat zij telkens zelfstandig heeft gehandeld.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Tijdens het verhoor van verdachte in raadkamer op 14 april 2022 heeft verdachte verklaard conform een door haar overgelegde
brief. In deze brief heeft verdachte onder meer het volgende geschreven:
Ik ben erg dom en naïef geweest door te denken dat zegels hetzelfde zijn als wiet. [2]
Uit het
proces-verbaal van verhoor van verdachtevan 30 maart 2022 volgt dat verdachte onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard (onder A:):
A: [medeverdachte 2] vroeg op enig moment of ik iets wilde ophalen bij ‘ [bijnaam medeverdachte 1] ’. Dit heb ik toen gedaan. Ik zag [bijnaam medeverdachte 1] voor het eerst in [plaats 2] [.] en heb ook wel met hem afgesproken in [plaats 3] en bij het [locatie] in [plaats 1] .
V: Wat haalde je op bij [bijnaam medeverdachte 1] ?
A: Zegels, zonnetje, anonimous, iets met een fietsje erop.
V: Wat is een zon?
A: Een plaatje waar een zonnetje op staat. Een zegel. Ik weet op een gegeven moment die plaatjes, zonnetje, maya, Hofman. Hofman is met dat fietsje.
V: En dat wat je van [bijnaam medeverdachte 1] had gekregen, bracht je naar [medeverdachte 2] ?
A: Klopt.
V: Hoe vaak haalde je wat op?
A: 2 à 3x per maand, soms wat vaker. Ik wist dat het niet klopte en ik weet dat het fout was. Het was allemaal geheimzinnig. Ik heb dit allemaal in opdracht van mijn broertje [medeverdachte 2] gedaan.
V: Bij je aanhouding [op 28 maart 2022] had je € 4.500,- bij je.
A: Dat geld heb ik van [medeverdachte 2] gekregen. [3]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij inmiddels weet dat ‘ [bijnaam medeverdachte 1] ’ eigenlijk [medeverdachte 1] heet. [4]
Uit het
proces-verbaal van bevindingenvan 30 maart 2022 volgt dat verbalisant [verbalisant 1] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
Op 17 november 2021 werd een tap aangesloten op het nummer * [telefoonnummer 1] . De tap heeft gelopen tot en met 28 maart 2022. Het nummer * [telefoonnummer 1] betreft een abonnement op naam van verdachte. Uit onderzoek is gebleken dat verdachte in bovengenoemde periode de gebruiker is geweest van dit nummer. Tijdens het eerste verhoor heeft zij bevestigd dat zij de gebruiker was van het nummer * [telefoonnummer 1] .
Uit analyse van de afgeluisterde gesprekken en SMS berichten blijkt dat het nummer * [telefoonnummer 1] 321 contacten heeft gehad met nummer * [telefoonnummer 2] , in gebruik bij medeverdachte [medeverdachte 1] .
19-01-2022 - sessienummers 333 tot en met 349 (uit taplijn * [telefoonnummer 2] ):
Op 19 januari 2022 belt [medeverdachte 1] naar [verdachte] (* [telefoonnummer 1] ). [verdachte] zegt [medeverdachte 2] had hem nodig. Ze vraagt waar hij is vanavond. [medeverdachte 1] is dan in [plaats 1] .
Vervolgens worden onderstaande berichten naar elkaar gestuurd.
[medeverdachte 1] : 5K WELKE
[verdachte] : 300
[medeverdachte 1] : OK HEB MAYA
[verdachte] : Prijs 65? Waar zie ik met klein half uur?
[medeverdachte 1] : OK [..] 35 MIN
[verdachte] : Goed ben ik er ook.
31-01-2022 - sessienummers 393 tot en met 400 (uit taplijn * [telefoonnummer 2] ):
[verdachte] : Heb jij 1 boekje voor me?
[medeverdachte 1] : Die heb ik niet liggen 123, die moet ik effe laten maken.
Daarna volgen enkele sms berichten.
[verdachte] : Hij vraagt het even na welke zodra ik het weet app ik je
[verdachte] : Sun
Op 6 februari 2022 wordt [medeverdachte 1] gebeld door [verdachte] .
[verdachte] : Wat ik opgehaald heb. wat kostte die totaal?
[medeverdachte 1] : 20 x dinges. 9.000.
[verdachte] : Totaal?
[medeverdachte 1] : Ja, 20 x045 toch? 20K dus. Dan kom je op 9.000.
De gesprekken en sms berichten die met nummer [telefoonnummer 2] van verdachte [medeverdachte 1] zijn gevoerd werden echter al vanaf 19 juli 2021 opgenomen en afgeluisterd.
04-08-2021 - sessienummers 70 en 71 (uit taplijn * [telefoonnummer 2] ) :
Op 4 augustus 2021 stuurt [verdachte] een bericht naar [medeverdachte 1] met de vraag of ze wat op kan halen. [5]
Uit het
proces-verbaal van bevindingenvan 17 maart 2022 volgt dat verbalisant [verbalisant 2] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft geverbaliseerd:
Uit de sms-berichten tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] (bijlagen 2 t/m 13) komt duidelijk naar voren dat [verdachte] vraagt wat 'een boekje' kost.
[medeverdachte 1] laat weten dat dit 50k 300ug bodemprijs is.
[verdachte] vraagt welke prijs.
[medeverdachte 1] laat weten dat dit 0,65 is.
[verdachte] vraagt hoe laat zij kan komen om deze op te halen en zij spreken af bij het [locatie] ( [locatie] ) om 4 uur.
[medeverdachte 1] vraagt hoeveel zij wil.
[verdachte] laat weten 50k (50.000).
Op 8 februari 2022 omstreeks 16:00 uur wordt door het observatieteam waargenomen dat [medeverdachte 1] en [verdachte] elkaar ontmoeten bij het [locatie] te [plaats 1] . Het observatieteam ziet dat [medeverdachte 1] bij [verdachte] in haar voertuig (merk Opel, type Agilla) gaat zitten en hier kortstondig inzit. [6]
Uit het
proces-verbaal van bevindingenvan 29 maart 2022 volgt dat verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, hebben geverbaliseerd:
Chatgesprek tussen [medeverdachte 1] (* [telefoonnummer 2] ) en [verdachte] (* [telefoonnummer 1] ) d.d.
11 februari 2022 - taplijn sessie nummers 479 tot en met 490:
* [telefoonnummer 1] : Heb morgen 50 zon nodig
* [telefoonnummer 2] : OKE
* [telefoonnummer 1] : Hoe laat kan ik zon ophalen? Komt morgenochtend uit? Rond 14.00? [locatie] ?
* [telefoonnummer 2] : JA NEEM JE CENTJES MEE. [7]
Bewijsoverweging
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte in ieder geval de volgende hoeveelheden heeft vervoerd en aanwezig gehad: 5k, 20k, 50k, 50 zon. Gelet op de inhoud van de gesprekken gaat de rechtbank ervan uit dat met ‘k’ 1.000 eenheden (blotters) worden bedoeld. ’50 zon’ begrijpt de rechtbank als 50.000 eenheden (blotters) LSD, omdat steeds in duizendtallen wordt gesproken. De totale hoeveelheid van deze bestellingen betrof aldus 125.000 blotters. Er zijn ook aanwijzingen voor vervoer en aanwezig hebben gehad van 2.000 en 15k blotters. En overigens berichten die op meer transacties duiden zonder dat de aantallen duidelijk zijn. De 2.000 en 15k zijn meegenomen in de gewijzigde tenlastelegging. Maar die hoeveelheden heeft de rechtbank alleen vermeld gezien in een proces-verbaal van verdenking en in processen-verbaal van verhoren; een proces-verbaal waarin een opsporingsambtenaar deze aantallen heeft geverbaliseerd als eigen waarneming als bedoeld in artikel 344 ten tweede Strafvordering is niet aangetroffen. Daarom zal de rechtbank 125.000 blotters bewezen verklaren. Uit de bewijsmiddelen blijkt tevens dat verdachte meermalen bestellingen bij [medeverdachte 1] is gaan ophalen in [plaats 1] , [plaats 2] en [plaats 3] .
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte niet wist dat de bestellingen LSD betroffen en dat verdachte dus geen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het aanwezig hebben en vervoeren van LSD. De rechtbank verwerpt dit verweer omdat uit de hierboven opgenomen verklaring van verdachte in raadkamer volgt dat zij wel degelijk wist dat zij LSD vervoerde. Dat verdachte kennelijk een onjuiste inschatting maakte van de strafbaarheid hiervan, staat niet aan bewezenverklaring van opzet in de weg.
De rechtbank constateert op grond van de bewijsmiddelen ten slotte dat verdachte een en ander in nauwe en bewuste samenwerking met haar broer heeft gedaan, zodat de rechtbank het medeplegen eveneens bewezen acht.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het vervoeren en aanwezig hebben van in totaal ten minste 125.000 LSD blotters.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op meerdere tijdstippen in de periode van 4 augustus 2021 tot en met 28 maart 2022 te [plaats 1] en [plaats 2] en [plaats 3] tezamen en in vereniging met een ander telkens opzettelijk heeft vervoerd en aanwezig heeft gehad een grote hoeveelheid (totaal 125.000 blotters) van een materiaal bevattende LSD (Lysergide), zijnde LSD een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
medeplegen van handelen in strijd met een in artikel 2, onder B en C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 90 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 44 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf van 180 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 90 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van haar voorarrest en eventueel daarnaast nog een voorwaardelijk deel op te leggen. Gelet op de lichamelijke en geestelijke problemen van verdachte is de oplegging van een taakstraf niet passend.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het vervoeren en aanwezig hebben van ten minste 125.000 LSD blotters oftewel harddrugs. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van harddrugs een gevaar oplevert voor de gezondheid van de gebruikers ervan. Bovendien gaat de handel in en het gebruik van dergelijke verdovende middelen vaak gepaard met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit waarvan anderen overlast ondervinden en waardoor de samenleving schade wordt berokkend. Het in grote hoeveelheden voorhanden hebben van dergelijke middelen staat in het algemeen niet op zichzelf en hiermee heeft verdachte bijgedragen aan de instandhouding van deze problematiek. Verdachte heeft geen moment stilgestaan bij de mogelijke negatieve gevolgen voor anderen. Het is een feit van algemene bekendheid dat harddrugs schadelijk zijn voor de algemene volksgezondheid. Elke bestelling leidt tot de vervaardiging van nieuwe LSD blotters waarmee weer kan worden voorzien in de behoefte van afnemers en waarmee wordt bijgedragen aan de instandhouding van ondermijnende criminaliteit en illegale geldstromen. Door het vervoeren en aanwezig hebben van een flink aantal LSD blotters heeft verdachte bijgedragen aan de instandhouding van deze problematiek.
De persoon van verdachte
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op een reclasseringsadvies van 4 april 2022 ten behoeve van de raadkamer en houdt de rechtbank rekening met hetgeen ter terechtzitting van 3 februari 2023 naar voren is gekomen omtrent de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder het feit dat verdachte wegens lichamelijke problemen arbeidsongeschikt is, en het contact met haar broer en medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verbroken. Uit het uittreksel van de justitiële documentatie betreffende verdachte van 5 juli 2022 volgt ten slotte dat zij niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
De op te leggen straf
De rechtbank heeft voor het vervoeren en aanwezig hebben van 125.000 LSD blotters gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), die voor het opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs uitgaan van het (totale) gewicht van deze harddrugs, waarbij 1 pil gelijk wordt gesteld aan 0,5 gram. In de onderhavige zaak stelt de rechtbank 1 LSD-zegel (oftewel 25 blotters) gelijk aan 1 pil. 125.000 LSD blotters zijn daarom voor de oriëntatiepunten vergelijkbaar met 2.500 gram harddrugs. Volgens de oriëntatiepunten komt daarmee een langdurige gevangenisstraf in beeld.
Vanwege de ernst van de feiten is een (ten minste gedeeltelijk) onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden.
De rechtbank ziet echter een aantal omstandigheden die zij in het voordeel van verdachte laat meewegen. Verdachte is 66 jaar oud en heeft geen justitieel verleden. Uit het dossier blijkt niet dat zij financieel geprofiteerd heeft van haar delicten. Zij lijkt een en ander op verzoek van haar broer te hebben gedaan. Verdachte heeft reeds 47 dagen in voorarrest gezeten en die periode heeft blijkens haar verklaringen ter terechtzitting veel indruk gemaakt. Vanuit een oogpunt van speciale preventie is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf langer dan het voorarrest dan ook niet meer noodzakelijk en kan worden volstaan met een voorwaardelijke gevangenisstraf als stok achter de deur. Vanuit een oogpunt van normhandhaving acht de rechtbank wegens de ernst van het feit daarnaast oplegging van een taakstraf nodig.
Alles overziend acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden, met dien verstande dat de rechtbank de straf vanwege de duur van het voorarrest bepaalt op 90 dagen waarvan 43 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis.
Dat de rechtbank slechts 125.000 blotters bewezen acht en het openbaar ministerie 17.000 meer, geeft geen reden voor een lagere straf omdat uit het dossier ook duidelijk wordt dat het om meer gegaan moet zijn dan de aantallen die ‘hard’ uit de beschikbare bewijsmiddelen volgen. Zeker nu openbaar ministerie en rechtbank vanwege de persoonlijke omstandigheden ten gunste van verdachte hebben afgeweken van oriëntatiepunten, is de bestraffing passend bij het lager bewezen verklaarde aantal.
De rechtbank merkt ter voorlichting van verdachte op dat de reclassering voldoende handvatten heeft om invulling te geven aan een taakstraf en daarbij in te spelen op de fysieke beperkingen van verdachte.

9.BESLAG

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om het onder verdachte in beslag genomen geldbedrag van € 4.500,- verbeurd te verklaren, aangezien dit bestemd was voor het aanschaffen van LSD.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van het in beslag genomen geldbedrag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal het in beslag genomen voorwerp, te weten € 4.500,- (omschrijving: MDRAA21017_714233) verbeurd verklaren. Dit voorwerp was bestemd tot het begaan van het bewezen verklaarde misdrijf.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 47 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2, 10 van de Opiumwet,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 90 (negentig) dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een
gedeelte van 43 (drieënveertig) dagen, nietzal worden ten uitvoer gelegd,
tenzijde rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 180 (honderdtachtig) uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 90 (negentig) dagen hechtenis;
Beslag
- verklaart het volgende voorwerp verbeurd:
4500 EUR (omschrijving: MDRAA21017_714233).
Dit vonnis is gewezen door mr. A.W.M. van Hoof, voorzitter, mrs. M.C. Danel en I.L. Gerrits, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.R.V. Joerawan, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 april 2023.
Mr. Danel is buiten staat dit vonnis mee te ondertekenen.
Bijlage: de gewijzigde tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 4 augustus 2021 tot en met 28 maart 2022 te Amsterdam en/of Almere en/of Purmerend, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, meermalen, (telkens) opzettelijk heeft vervoerd en aanwezig heeft gehad een (grote) hoeveelheid (totaal 142.000 blotters) van een materiaal bevattende LSD (Lysergide), zijnde LSD een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 20 juni 2022, genummerd 2021151944, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 318 van zaaksdossier 2 in onderzoek [...] . Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een geschrift, inhoudende een brief van verdachte overgelegd in raadkamer van 14 april 2022.
3.Pagina’s 276 tot en met 278, 287 en 289.
4.Proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 3 februari 2023.
5.Pagina’s 53 tot en met 56 en 60.
6.Pagina 161.
7.Pagina 222.