ECLI:NL:RBMNE:2023:153

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 januari 2023
Publicatiedatum
20 januari 2023
Zaaknummer
16.005518.21 en 16.205227.21 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van mishandeling, maar veroordeling voor bedreiging en mishandeling van ex-vriendin en zwager

Op 20 januari 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere geweldsdelicten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de ten laste gelegde mishandeling van zijn zwager, omdat hij zich in een noodweersituatie bevond. Echter, de rechtbank achtte het wel bewezen dat de verdachte zijn zwager had bedreigd door een steen naar hem te gooien, en dat hij zijn ex-vriendin en haar moeder had bedreigd. Daarnaast werd bewezen verklaard dat de verdachte zijn ex-vriendin meermalen had mishandeld. De rechtbank legde een taakstraf van zestig uren op, evenals een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank oordeelde dat de ernst van de feiten, met name de langdurige mishandelingen, een zwaardere straf rechtvaardigde dan door de officier van justitie was gevorderd. De rechtbank hield rekening met de impact van huiselijk geweld op de slachtoffers en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd. De verdachte werd ook veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16.005518.21 en 16.205227.21 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 20 januari 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte ] ,
geboren op [1992] te [geboorteplaats] (Suriname),
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres] , te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 6 januari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.C.M. Beneken genaamd Kolmer en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. F.N. Dijkers, advocaat te Diemen, alsmede hetgeen mr. M.L. Firet, advocaat te Almere, namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] naar voren hebben gebracht. Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van wat de deskundige K. Hoekman, reclasseringswerker bij Reclassering Leger des Heils, naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De rechtbank nummert de bij de dagvaardingen met de parketnummers 16.005518.21 en 16.205227.21 ten laste gelegde feiten respectievelijk als de feiten 1 t/m 4 en feit 5.
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
feit 1:
op 21 november 2020 te Almere [slachtoffer 1] heeft mishandeld door in zijn gezicht te slaan;
feit 2:
op 21 november 2020 te Almere met een ander [slachtoffer 1] heeft bedreigd, door onder meer een vuurwapen te tonen en een steen te gooien;
feit 3:
op 21 november 2020 te Almere en/of Hengelo [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] (woordelijk) heeft bedreigd;
feit 4:
in de periode van 1 juni 2019 tot en met 16 december 2020 te Almere en/of Hengelo zijn levensgezel, [slachtoffer 3] , heeft mishandeld door haar meermaals te slaan;
feit 5:
op 11 juni 2021 te Almere [getuige 2] heeft mishandeld.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 2, 3 en 5 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen, met dien verstande dat ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde verdachte dient te worden vrijgesproken van het tonen van een vuurwapen, de woordelijke bedreigingen en het medeplegen. Ten aanzien van feit 4 heeft de officier van justitie tot integrale vrijspraak gerekwireerd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1, 2, 4 en 5 tenlastegelegde. Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van feit 1
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde overweegt de rechtbank dat verdachte een beroep op noodweer toekomt. Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het gelet op de verschillende verklaringen uit het dossier aannemelijk is dat verdachte op de galerij bij zijn flat door zijn zwager [slachtoffer 1] bij zijn nek is gepakt en tegen de balustrade is gehouden. Dat dit een beangstigende situatie moet zijn geweest voor verdachte acht de rechtbank voorstelbaar, temeer omdat verdachte zich alleen met zijn zoontje van vijf jaar op de galerij bevond, terwijl [slachtoffer 1] met zijn broer en hond de galerij op kwam lopen. Voornoemde omstandigheden maken dat aannemelijk is geworden dat sprake was van een noodweersituatie waarin verdachte zich mocht verdedigen (en uiteindelijk ook heeft verdedigd) door [slachtoffer 1] een klap in zijn gezicht te geven. Nu verdachte een beroep op noodweer toekomt, ontbreekt de wederrechtelijkheid en zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de onder 1 ten laste gelegde mishandeling.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2 [1]
Het
proces-verbaal van aangifte, houdende de verklaring van aangever [slachtoffer 1] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 21 november 2020 te [woonplaats] zag ik dat [verdachte ] kwam aanlopen met een grote steen. Ik zag dat dit een soort baksteen was. [verdachte ] gooide die baksteen naar mij toe. Hij zette veel kracht bij het gooien. [2]
Het proces-verbaal van verhoor getuige, houdende de verklaring van de getuige [getuige 1] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
[verdachte ] pakte toen een steen van straat. [verdachte ] probeerde die steen richting [slachtoffer 1] te gooien. [verdachte ] heeft toen nog een steen achter de auto aan gegooid. [3]
Een
proces-verbaal van verhoor verdachte, houdende de verklaring van verdachte [verdachte ] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb een baksteen gepakt. [4]
Bewijsoverwegingen
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard geen baksteen in zijn handen te hebben gehad, maar een kiezelsteen en deze naar de auto van aangever te hebben gegooid. Dat verdachte een steen van groter formaat dan dat van een kiezelsteen in zijn handen heeft gehad en deze naar aangever heeft gegooid, acht de rechtbank niettemin bewezen gelet op de bewijsmiddelen en de verklaringen van meerdere (onafhankelijke) getuigen (waaronder de verklaring van de getuige [getuige 1] ), waaruit volgt dat verdachte een (bak)steen van de grond pakte en deze naar aangever gooide. [5]
Mede gelet op de vijandige sfeer die er heerste tussen aangever en verdachte, oordeelt de rechtbank dat bij aangever in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat, door het met kracht gooien van een (bak)steen naar hem, hij zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen. De rechtbank acht voorts bewezen dat, gezien de verklaring van aangever, het opzet van verdachte hierop was gericht.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het tonen en richten van een vuurwapen, de woordelijke bedreigingen en het medeplegen van de bedreiging, nu hiervoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is.
Conclusie
De rechtbank acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna onder 5 omschreven.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 3
Feit 3 is door verdachte begaan. Verdachte heeft dit feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor feit 3 bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte door mevrouw [slachtoffer 2] van 27 december 2020 [6] ;
- het proces verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] van 21 november 2020 [7] ;
- de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 6 januari 2023.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 4
Het
proces-verbaal van aangifte, houdende de verklaring van aangeefster [slachtoffer 3] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Vanaf toen werd de agressie ook fysiek. Dit was in juni 2019. [verdachte ] verbleef vaak bij mij, in [woonplaats] . [verdachte ] werd rond de zomervakantie van 2020 heel fysiek om de minste reden. Ik werd wekelijks door hem geslagen. Ik heb een keer kapotte lippen van hem gehad en ik werd op mijn bovenbenen geslagen. Ik denk dat ik wel vier keer een blauw oog door hem heb gehad. Ook kreeg ik door hem een bult op mijn hoofd en voorhoofd. Dan sloeg hij mij met vuisten. Ik kan ze niet allemaal meer benoemen maar ik kan je wel een keer vertellen van eenblauw oog. Hij begon opeens te slaan. Hij sloeg mij toen met vuist op mijn hoofd en oog. Ik had toen een flinke blauwe plek op mijn oog. Volgens mij was dit ook de eerste keer dat hij met vuisten begon te slaan want daarvoor was het voornamelijk met vlakke hand.
In een vakantie kwam mijn broertje. Ik had op dat moment ook een blauw oog. [verdachte ] werd boos, ik weet niet meer waarom, en hij begon mij te slaan waar mijn broertje bij was. Hij sloeg me toen ook op mijn bovenbenen.
Vorige maand in november had [verdachte ] een afspraak. Hierdoor werd hij boos en die dag heeft hij mijn neus en mijn mond kapot geslagen.
Vandaag (16 december 2020) te [woonplaats] sloeg [verdachte ] met zijn vuist op mijn hoofd. [8]
Het proces-verbaal van verhoor getuige, houdende de verklaring van getuige [getuige 3] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Wij waren op 23 mei 2020 bij [verdachte ] en [slachtoffer 3] . Toen wij naar binnen liepen zagen wij meteen een blauw oog bij [slachtoffer 3] , dit was aan de linkerkant. [9]
De
verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 6 januari 2023, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb mijn vriendin eenmaal geslagen.
Bewijsoverweging
Verdachte ontkent aangeefster in een langere periode meermalen te hebben mishandeld.
De rechtbank ziet echter geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid en de juistheid van de aangifte. Deze wordt onder meer ondersteund door de verklaring van de getuige [getuige 3] . Verder zijn er geluidsopnamen die de verklaring van aangeefster ondersteunen en zit er een foto in het dossier waarop te zien is dat aangeefster een blauw oog heeft.
De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte in de periode van 1 juni 2019 tot en met 16 december 2020 zijn levensgezel [slachtoffer 3] meermalen heeft mishandeld.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 5 [10]
Het
proces-verbaal van aangifte, houdende de verklaring van aangeefster [slachtoffer 3] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 11 juni 2021 te [woonplaats] kwam [verdachte ] op mij af lopen. Met zijn vuisten sloeg hij met volle kracht op mijn hoofd. Ik voelde direct een scherpe pijn. Ik denk dat hij ongeveer vier keer op mijn hoofd heeft geslagen. Ik had een bloedneus. Ik zag dat hij weg rende naar zijn fiets waarna hij zijn fiets pakte en weg fietste [11]
Een
proces-verbaal van verhoor getuige, houdende de verklaring van getuige
[getuige 4] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zag een man tegen een vrouw schreeuwen. De vrouw had een bloedneus. [12]
De
verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 6 januari 2023, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik kwam op 11 juni 2021 te [woonplaats] voor de woning van mijn vriendin mijn schoonzus tegen.
Bewijsoverweging
Verdachte heeft verklaard aangeefster niet te hebben geslagen en bij haar ook geen bloed te hebben gezien. Deze verklaring acht de rechtbank niet geloofwaardig gelet op de bewijsmiddelen. Dat verdachte aangeefster heeft geslagen wordt ondersteund door de verklaring van [getuige 4] , waaruit onder meer volgt dat hij een man hoort schreeuwen, dat hij meteen daarna ziet dat aangeefster een bloedneus had en dat hij de man ziet wegfietsen.
De verklaring van verdachte dat een ander de bloedneus aan aangeefster zou hebben toegebracht, acht de rechtbank dan ook ongeloofwaardig.
Gelet op de bewijsmiddelen en het hiervoor overwogene acht de rechtbank de onder 5 ten laste gelegde mishandeling wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 2:
op 21 november 2020 te Almere [slachtoffer 1] heeft bedreigd met zware mishandeling,
door een steen te pakken en deze met kracht in de richting van die [slachtoffer 1] te
gooien;
feit 3:
op 21 november 2020 te Almere en Hengelo [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] (via een spraakbericht/voicemail) dreigend de woorden toe te voegen:
" Begrijp mij ik ga jullie doodmaken ja ja want jou kanker familie komt in mijn huis mijn shit
uitvechten. En nu zit jou dochter hier met een kapotte voet omdat ze een kanker
idioot is. Ik ga die andere kanker voet ook breken ja en wie mij wat komt zeggen de
eerst volgende keer je zal zelf wel zien ja wat ik ga verpesten in deze kanker leven ok.
Ik ben niet bang voor niemand van jullie, niemand onthoud dat goed.";
feit 4:
op meer tijdstippen gelegen in de periode van 1 juni 2019 tot en met 16 december 2020 te Almere zijn levensgezel, [slachtoffer 3] , heeft mishandeld door haar meermalen in/tegen het gezicht, hoofd, benen te slaan/stompen;
feit 5
op 11 juni 2021 te Almere [getuige 2] heeft mishandeld door meermaals in het gezicht
en/of tegen/op het hoofd te slaan.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 2, 3, 4 en 5 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 2:
bedreiging met zware mishandeling
feit 3:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of bedreiging met zware mishandeling
feit 4:
mishandeling, meermalen gepleegd
feit 5:
mishandeling

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een taakstraf van zestig uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door dertig dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de schending van de redelijke termijn. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat het sinds de feiten de goede kant opgaat met verdachte. Zo hebben er zich geen nieuwe geweldsincidenten voorgedaan. Verder heeft de raadsman verzocht rekening te houden met de zwakbegaafdheid van verdachte.
Tot slot heeft de raadsman verzocht rekening te houden met de oriëntatiepunten voor straftoemeting zoals binnen de Rechtspraak vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), het feit dat verdachte in een schorsing met (bijzondere) voorwaarden loopt en artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) van toepassing is. Gelet op het voorgaande heeft de raadsman verzocht een taakstraf op te leggen van kortere duur dan door de officier van justitie is gevorderd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere geweldsfeiten jegens zijn schoonfamilie, namelijk het bedreigen van zijn zwager [slachtoffer 1] , het mishandelen van zijn schoonzus, het bedreigen van zijn (ex-)vriendin en haar moeder en het gedurende een langere periode meermalen mishandelen van zijn (ex-)vriendin. De rechtbank acht met name dit laatste feit zeer ernstig en kwalijk. De mishandelingen hebben zich binnen een langere periode afgespeeld, hetgeen zeer beangstigend moet zijn geweest voor het slachtoffer. Dit blijkt ook wel uit haar verklaring, waaruit volgt dat zij doodsbang was en dat zij zeker wist dat verdachte haar ging dood maken.
Huiselijk geweld maakt niet alleen inbreuk op de lichamelijke integriteit en de gezondheid van slachtoffers, maar de ervaring leert dat de slachtoffers hiervan nog geruime tijd zowel lichamelijk als geestelijk hinder en klachten kunnen ondervinden als gevolg van gevoelens van schaamte, angst en onveiligheid. Het geweld heeft plaatsgevonden in de woning van het slachtoffer, bij uitstek de plek waar zij zich veilig en geborgen behoort te kunnen voelen. Deze omstandigheden acht de rechtbank strafverzwarend. Ook acht de rechtbank strafverzwarend dat verdachte geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn daden.
De (ex-)vriendin van verdachte is niet enkel meermaals mishandeld door verdachte, maar ook door hem bedreigd met de dood en zware mishandeling. Verdachte heeft namelijk (in het bijzijn van zijn (ex-)vriendin) een spraakbericht naar de moeder van zijn (ex-)vriendin gestuurd, waarin onder meer de tekst ‘ik ga jullie doodmaken’ door verdachte werd ingesproken. Zoals reeds overwogen was het slachtoffer zeer bang voor verdachte. Dat deze bedreiging hieraan heeft bijgedragen, behoeft geen verdere uitleg.
Verder volgt uit de verklaring van de moeder van de (ex-)vriendin van verdachte dat de bedreiging bij de moeder serieuze gevoelens van angst en onveiligheid heeft veroorzaakt.
Tot slot heeft verdachte zijn zwager bedreigd door met kracht een steen naar hem te gooien. Verdachte heeft hierdoor zijn zwager aanzienlijke angst aangejaagd. Dergelijke delicten (in het openbaar gepleegd) versterken bovendien de aanwezigheid van gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennis genomen van:
  • een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 29 november 2022;
  • een reclasseringsadvies van Reclassering Leger des Heils van 4 januari 2023, opgemaakt door K. Hoekman, reclasseringswerker.
Uit het reclasseringsadvies volgt dat over het krijgen van kinderen en vervolgens de manier van opvoeden/verzorgen een fors meningsverschil tussen verdachte en zijn vriendin is ontstaan. Dit in combinatie met stress over werk, inkomen, huisvesting, mogelijke affaires en gemankeerde onderlinge communicatie, lijkt te hebben geleid tot (gewelddadige) conflicten en een relatiebreuk sinds de ten laste gelegde feiten uit november 2020.
Sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis in januari 2021 heeft verdachte zich in eerste instantie ingezet om zijn eigen leefomstandigheden te stabiliseren, met de hoop dat hij dan -zonder officieel gezag - zijn kinderen weer zou mogen zien. Na stagnatie van de klinische opname in september 2021 leek de motivatie van verdachte echter verdwenen en is het de reclassering niet gelukt om goed toezicht te kunnen houden wegens de niet-meewerkende houding van verdachte.
De reclassering ziet reële risico's op nieuwe conflicten omdat verdachte en zijn ex-vriendin, door hun drie kinderen, onderdeel van elkaars leven zullen blijven en zij vooralsnog niet in staat worden geacht om op constructieve wijze met elkaar te overleggen. De zorgen van de reclassering worden bevestigd door de gezinshulp en voogd. Verder is naar voren gekomen dat verdachte kampt met (forse) problematiek op zowel het gebied van cognitief functioneren (verouderde diagnose van zwakbegaafdheid) als middelenafhankelijkheid (cannabis en alcohol) waarbij met name het alcoholgebruik momenteel op de voorgrond staat en als risico-verhogende factor wordt aangemerkt.
Bij een veroordeling adviseert de reclassering een deels voorwaardelijke straf met oplegging van de in het rapport genoemde bijzondere voorwaarden.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij dakloos is en weer ‘on speaking terms’ is met zijn ex-vriendin [slachtoffer 3] .
Ten aanzien van de geadviseerde bijzondere voorwaarden en toezicht heeft verdachte verklaard dat hij geen vertrouwen heeft in de zorginstanties en liever zelfstandig zijn problemen probeert aan te pakken. Daarnaast voelt hij zich onbegrepen door de reclassering en acht hij een mogelijk verblijf in een zorginstelling niet veilig voor zijn kinderen indien zijn kinderen bij hem op bezoek willen komen.
De op te leggen straf
Alles overwegende acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van zestig uren, met aftrek van het voorarrest, naar de maatstaf van 2 uren per dag die verdachte in verzekering heeft doorgebracht, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaren passend en geboden. Anders dan de officier van justitie heeft gevorderd legt de rechtbank naast een onvoorwaardelijke taakstraf tevens een voorwaardelijke gevangenisstraf op. Dit vanwege het feit dat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie, waarbij de rechtbank zwaar tilt aan de bewezen verklaarde mishandeling van zijn (ex)vriendin gedurende een lange periode. Bovendien wordt met de deels voorwaardelijke gevangenisstraf een preventieve werking beoogd. Verdachte en het slachtoffer hebben samen kinderen en hebben onder meer in dat verband nog contact met elkaar. Deze voorwaardelijke straf hangt dan ook als waarschuwing boven verdachte zijn hoofd.
Ten aanzien van de door de raadsman aangevoerde schending van de redelijke termijn stelt de rechtbank vast dat hier (in beperkte mate) sprake van is. Nu de zitting in beginsel echter gepland stond op 30 september 2022, en aldus binnen de redelijke termijn van twee jaren na het verhoor bij de politie op 6 januari 2021, maar dat er zich onvoorziene omstandigheden bij verdachte hebben voorgedaan, te weten een motorongeluk ten gevolge waarvan verdachte ernstig verwond is geraakt aan zijn been, waardoor de zitting moest worden uitgesteld, zal de rechtbank geen consequenties verbinden aan het feit dat (net) niet binnen twee jaar na het politieverhoor vonnis is gewezen.
Tot slot legt de rechtbank geen bijzondere voorwaarden op, zoals door de reclassering is geadviseerd, nu verdachte hier geen meerwaarde van inziet en eerder niet heeft meegewerkt met de reclassering. Voorts heeft de officier van justitie geen bijzondere voorwaarden gevorderd en is dit ook niet verzocht door de raadsman.
Voorlopige hechtenis
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het (geschorste) bevel voorlopige hechtenis opheffen.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.500,-. Dit bedrag bestaat uit € 2.500,- immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Voorts heeft de benadeelde partij een contact- en locatieverbod gevorderd.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot een bedrag van € 150,- dient te worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd geen contact- en locatieverbod op te leggen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaring in de vordering, gelet op de bepleite vrijspraak. Indien het gooien van de steen wel bewezen wordt verklaard, heeft de raadsman verzocht het gevorderde bedrag aanzienlijk te matigen. Verder heeft de raadsman verzocht geen contact- en locatieverbod op te leggen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het gooien van een steen, hetgeen een (bewezen en strafbaar verklaarde) bedreiging oplevert. Voldoende staat vast dat aan de benadeelde partij hierdoor rechtstreeks immateriële schade is toegebracht, nu hij door het handelen van verdachte op andere wijze in zijn persoon is aangetast. De rechtbank zal de hoogte van de geleden schade echter op een lager bedrag vaststellen dan is gevorderd, gelet op het feit dat de rechtbank verdachte vrijspreekt van de ten laste gelegde mishandeling en het tonen van het wapen, waarop het gevorderde bedrag voornamelijk was gebaseerd. De rechtbank acht een bedrag van € 150,- redelijk en billijk. De rechtbank zal de vordering in zoverre toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 november 2020, en zal tevens de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel
36f Sr opleggen. Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De rechtbank zal tot slot geen contact- en locatieverbod opleggen, nu de noodzaak daarvan onvoldoende is gebleken.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 63, 285, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
2 (twee) maanden;
- bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast;
- stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
60 (zestig) uren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 30 (dertig) dagen hechtenis;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Benadeelde partij
[slachtoffer 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van € 150,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 november 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, bestaande uit € 150,- ter vergoeding van immateriële schade;
- verklaart [slachtoffer 1] wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder zijn eigen kosten draagt;
- legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 1] van een bedrag van € 150,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 november 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, bij niet betaling aan te vullen met 3 (drie) dagen gijzeling
;
- verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde partij bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Foppen, voorzitter, mrs. N. van Esch en J. Wiersma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.N. Aalders, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 januari 2023.
De jongste rechter is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1hij op of omstreeks 21 november 2020 te Almere[slachtoffer 1] heeft mishandeld door hem in/tegen zijn gezicht en/of hals, althanshet lichaam te slaan/stompen;
2hij op of omstreeks 21 november 2020 te Almere,tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,[slachtoffer 1] heeft bedreigdmet enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling,- door een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die[slachtoffer 1] te tonen en/of op die [slachtoffer 1] te richten en/of- (daarbij) te zeggen "Ik ga je schieten, ik ga je schieten" en/of "Wij weten waar jewoont, wij komen er zo aan, wij gaan je schieten, wij pakken je wel en kijk over jeschouder", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of- door een steen te pakken en deze met kracht in de richting van die [slachtoffer 1] tegooien;
3hij op of omstreeks 21 november 2020 te Almere en/of Hengelo (O), althans inNederland,[slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft bedreigdmet enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,door die [slachtoffer 2] (via een spraakbericht/voicemail) dreigend de woorden toete voegen:"Ja jullie kanker Arubanen zijn gewoon smerige, kanker, kanker luie kanker mensendat is wat jullie kanker Arubanen zijn.En het boeit mij niet wie hier nog in deze kanker huis komt uit jullie familie. Begrijpmij ik ga jullie doodmaken ja ja want jou kanker familie komt in mijn huis mijn situitvechten. En nu zit jou dochter hier met een kapotte voet omdat ze een kankeridioot is. Ik ga die andere kanker voet ook breken ja en wie mij wat komt zeggen deeerst volgende keer je zal zelf wel zien ja wat ik ga verpesten in deze kanker leven ok.Ik ben niet bang voor niemand van jullie, niemand onthoud dat goed.",althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4hij op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 juni 2019 toten met 16 december 2020 te Almere en/of Hengelo (O), althans in Nederland,zijn levensgezel, [slachtoffer 3] ,heeft mishandelddoor haar meermalen, althans eenmaal in/tegen het gezicht, hoofd, benen, althanshet lichaam te slaan/stompen;
5
hij op of omstreeks 11 juni 2021 te Almere[getuige 2] heeft mishandeld door meermaals, althans eenmaal, in het gezichten/of tegen/op het hoofd te slaan.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 7 januari 2021, genummerd 2020379996, 2020386990, 2020386928, 2020408389, 2020408880 en 2020420293, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, Recherche Almere-Buiten Hout, doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 167. Dit zijn, tenzij anders vermeld, processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 16 en 17.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] op 26 januari 2022 bij de rechter-commissaris.
4.Pagina 160.
5.Pagina’s 40, 42, 49 en een (separaat in het dossier opgenomen) in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige bij de rechter-commissaris, pagina 3.
6.Pagina’s 24 en 25.
7.Pagina 38.
8.Pagina’s 26 t/m 28.
9.Pagina 30.
10.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 9 augustus 2021, genummerd 2021183386, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, Recherche Almere-Buiten Hout, doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 30. Dit zijn, tenzij anders vermeld, processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
11.Pagina 1.
12.Pagina’s 6 en 7.