ECLI:NL:RBMNE:2023:1527

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 maart 2023
Publicatiedatum
6 april 2023
Zaaknummer
UTR 22/1745
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke zaak tegen gemeente Amersfoort

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 maart 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om proceskostenvergoeding van verzoeker, die in een bestuursrechtelijke procedure betrokken was tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort. Verweerder had op 2 augustus 2021 een verzoek van verzoeker om handhavend op te treden tegen een bijgebouw afgewezen. Na een bezwaarschrift van verzoeker, heeft verweerder op 10 maart 2022 een besluit genomen waarbij het bezwaar deels gegrond werd verklaard, maar het oorspronkelijke besluit in stand bleef. Verzoeker ging hiertegen in beroep.

Op 16 september 2022 ontving verweerder een aanvraag voor een omgevingsvergunning van de vergunninghouder. Verzoeker trok zijn beroep in op 20 oktober 2022 en vroeg om vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder weigerde deze vergoeding, stellende dat de intrekking van het beroep niet het gevolg was van een besluit van verweerder, maar van de handeling van de vergunninghouder.

De rechtbank oordeelde dat zij voldoende informatie had om het verzoek te beoordelen zonder een zitting te houden. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van 'tegemoetkomen' door verweerder, omdat het bestuursorgaan niet het gewenste besluit van verzoeker had genomen. De rechtbank wees het verzoek om proceskostenvergoeding af, omdat de intrekking van het beroep niet voortkwam uit een besluit van verweerder, maar uit de aanvraag van de vergunninghouder. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 23 maart 2023.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1745

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 maart 2023 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. D. Schilstra),
en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort,verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft bij besluit van 2 augustus 2021 het verzoek van verzoeker om handhavend op te treden tegen het bijgebouw aan de [adres] te [plaats] afgewezen. Verzoeker heeft hiertegen een bezwaarschrift ingediend. Verweerder heeft op 10 maart 2022 een besluit op dit bezwaar genomen. Daarbij is het bezwaar deels gegrond verklaard en is het besluit van 2 augustus 2021, onder verbetering van de motivering, in stand gelaten. Verzoeker is hiertegen bij de rechtbank in beroep gegaan.
Op 16 september 2022 heeft verweerder een aanvraag om een (legaliserende)
omgevingsvergunning ontvangen. Verzoeker heeft daarop op 20 oktober 2022 het beroep
ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor zijn proceskosten.
In zijn reactie van 26 oktober 2022 heeft verweerder meegedeeld dat hij geen reden ziet om eiser tegemoet te komen in een vergoeding van de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75a van de Awb. De intrekking van het beroep is geen gevolg van een door verweerder genomen besluit waarmee aan eisers beroep tegemoet wordt gekomen. Het is een gevolg van een handeling van vergunninghouder, die een aanvraag omgevingsvergunning heeft ingediend ter legalisatie van de afwijkende hoogte van het bijgebouw.

Overwegingen

1. Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten. De rechtbank doet deze uitspraak zonder partijen voor een zitting uit te nodigen, omdat zij vindt dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek te beoordelen.
2. Als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift (dus aan verzoeker) tegemoet is gekomen, kan de rechtbank bepalen dat verweerder de proceskosten van de indiener van het beroepschrift moet betalen
.Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3. Van ‘tegemoetkomen’ is sprake als het bestuursorgaan (verweerder) het door de indiener van het beroepschrift (verzoeker) gewenste besluit geheel of gedeeltelijk neemt. In dit geval heeft verweerder echter niet het door verzoeker gewenste besluit genomen. De actie die voor verzoeker reden was het beroep in te trekken, was de indiening van een aanvraag om een omgevingsvergunning door vergunninghouder. Dat betekent dat de rechtbank verweerder niet kan veroordelen in de proceskosten.
Het verzoek om een proceskostenvergoeding wordt ook om die reden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om veroordeling in de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
S. Ayyildiz, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.