In deze zaak heeft verzoeker op 11 oktober 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht. Op 29 december 2022 heeft verweerder een besluit genomen, waarna verzoeker het beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van zijn proceskosten. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding, maar verweerder heeft hierop niet gereageerd.
De rechtbank heeft de zaak beoordeeld zonder partijen voor een zitting uit te nodigen, omdat zij voldoende informatie had om het verzoek te beoordelen. De rechtbank overweegt dat, indien het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener van het beroepschrift tegemoet is gekomen, de rechtbank kan bepalen dat verweerder de proceskosten van de indiener moet betalen, zoals vastgelegd in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
Aangezien verweerder niet heeft gereageerd op het verzoek van verzoeker, leidt de rechtbank hieruit af dat verweerder geen bezwaar heeft tegen de vergoeding van de proceskosten. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoeker vast op € 418,50, gebaseerd op 1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor van 0,5. Daarnaast moet verweerder ook het griffierecht aan verzoeker betalen, conform artikel 8:41 Awb.
De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van € 418,50 aan proceskosten aan verzoeker. Deze uitspraak is gedaan door rechter R.C. Stijnen en is openbaar uitgesproken op 23 maart 2023.