ECLI:NL:RBMNE:2023:1524

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 april 2023
Publicatiedatum
6 april 2023
Zaaknummer
16/048673-22 en 16/296600-20 (TUL) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor bezit van kinderporno en veroordeling voor verkrachting van een minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 7 april 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van verkrachting van een 12-jarig meisje en bezit van kinderporno. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het bezit van kinderporno, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij zich bewust was van de aanwezigheid van de kinderpornografische afbeeldingen op zijn telefoon. De rechtbank oordeelde dat de afbeeldingen automatisch in het cachegeheugen van de telefoon waren terechtgekomen en dat er geen bewijs was dat de verdachte opzettelijk kinderporno had bezeten of zich daar toegang toe had verschaft.

Echter, de rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan de verkrachting van het minderjarige slachtoffer, dat aan zijn zorg was toevertrouwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer op gewelddadige wijze heeft verkracht, waarbij hij gebruik maakte van zijn fysieke overwicht. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de leeftijd van het slachtoffer en de gevolgen die het delict voor haar heeft gehad. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaren en een (ongemaximeerde) tbs-maatregel met dwangverpleging. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/048673-22 en 16/296600-20 (TUL) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 7 april 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1980] te [geboorteplaats] (Suriname),
thans gedetineerd in de [verblijfplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 maart 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T. Tanghe en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S.C. Kanhai, advocaat te Lelystad, naar voren hebben gebracht. De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van hetgeen mr. T. C. Cooman, advocaat van de benadeelde partij [slachtoffer] , naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
1
primair:
in de periode van 24 tot en met 25 februari 2022 in Lelystad [slachtoffer] , zijnde een kind dat verdachte verzorgde of aan zijn zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd, heeft verkracht;
subsidiair:
in de periode van 24 tot en met 25 februari 2022 in Lelystad met [slachtoffer] , die toen de leeftijd van twaalf jaar maar nog niet die van zestien jaar had bereikt en zijnde een kind dat verdachte verzorgde of aan zijn zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd die mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van haar lichaam;
2
in de periode tussen 1 februari 2022 en 28 februari 2022 in Lelystad kinderporno in bezit heeft gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van een bewezenverklaring van het onder 1 primair tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met uitzondering van een bewezenverklaring van het (meermalen) vastpakken, dichtknijpen/dichtdrukken en dichtgeknepen/dichtgedrukt houden van de keel/hals van het slachtoffer. Van dit gedeelte van de tenlastelegging dient verdachte partieel te worden vrijgesproken. De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 ten laste gelegde feit, omdat uit het procesdossier niet blijkt dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de kinderpornografische afbeeldingen op zijn telefoon en daarover beschikkingsmacht had.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 2
De rechtbank oordeelt eerst dat het dossier van de tenlastegelegde bestanddelen ‘verspreiden, aanbieden, openlijk tentoonstellen, vervaardigen, invoeren, doorvoeren, uitvoeren en verwerven’ geen bewijs bevat, zodat daarvan vrijspraak dient te volgen.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of op grond van het onderzoek ter terechtzitting c.q. de zich in het dossier bevindende stukken wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich aan het overigens onder 2 tenlastegelegde schuldig heeft gemaakt. In dat verband stelt de rechtbank voorop dat voor een bewezenverklaring van het in artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht strafbaar gestelde (voor zover hier van belang) wettig en overtuigend bewezen moet worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het (opzettelijk) in bezit hebben en/of het zich door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang verschaffen tot kinderpornografisch materiaal.
Voor het aannemen van het (opzettelijk) in bezit hebben van – en het zich via een geautomatiseerd werk toegang verschaffen tot – kinderporno, al dan niet in voorwaardelijke zin, moet voldaan zijn aan een aantal elementen: verdachte dient zich in meer of mindere mate bewust te zijn van de aanwezigheid van dergelijke afbeeldingen op één of meer van zijn gegevensdragers, hij dient daar beschikkingsmacht over te hebben en hij moet de bedoeling hebben die afbeeldingen te bewaren (dan wel onvoldoende maatregelen nemen ze na ontvangst te verwijderen).
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier onvoldoende volgt dat verdachte zich bewust is geweest van – en heeft kunnen beschikken over – de op zijn telefoon aangetroffen kinderporno. Uit onderzoek door de politie is gebleken dat verdachte de drie op zijn telefoon aangetroffen kinderpornografische afbeeldingen niet zelf heeft gemaakt. De foto’s zijn in de telefoon van verdachte in het cachegeheugen van de applicatie Google Chrome aangetroffen. Uit het dossier blijkt dat het cachegeheugen standaard automatisch wordt gedownload bij het bezoeken van een website om deze website zo sneller in te kunnen laden. De rechtbank begrijpt hieruit dat de aangetroffen afbeeldingen dus automatisch in het cachegeheugen van de telefoon van verdachte kunnen zijn terechtgekomen doordat hij een website heeft bezocht waar deze afbeeldingen op stonden. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het dossier echter onvoldoende dat verdachte zich ook bewust is geweest van en beschikkingsmacht heeft gehad over de op zijn telefoon aangetroffen kinderporno. De rechtbank is daarom van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte opzet heeft gehad op het bezit van kinderporno.
Voorts is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van het door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst zich de toegang verschaffen tot kinderpornografisch materiaal, nu daar een actieve handeling van de verdachte voor is vereist, waarvan niet is gebleken. Uit het dossier kan bijvoorbeeld niet aan de hand van door verdachte gekozen zoektermen worden afgeleid dat verdachte op zoek was naar kinderporno.
Bovenstaande feiten, zoals zij uit in het dossier en ter terechtzitting naar voren zijn gekomen, suggereren enkel dat verdachte mogelijk het kinderpornografisch materiaal op enig moment heeft bekeken, hetgeen op zichzelf niet strafbaar is.
De rechtbank acht dan ook niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 2 is tenlastegelegd, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen feit 1 primair
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis zal worden gehecht.
Bewijsoverwegingen feit 1 primair
Op grond van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster, zijnde een kind dat aan de zorg en waakzaamheid van verdachte was toevertrouwd, heeft verkracht, zoals hierna in rubriek 5 is omschreven.
Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat ook het vastpakken van de keel met de handen van verdachte en het vervolgens dichtknijpen en dichtgeknepen houden van de keel wettig en overtuigend kan worden bewezen. Daartoe overweegt de rechtbank dat in het proces-verbaal van verhoor van aangeefster (op pagina 67 van ‘PV (p.1-99’)) naar voren komt dat, toen verdachte aangeefster bij de keel pakte, aangeefster niet echt kon ademen. Daaruit volgt dat aangeefster op dat moment last van benauwdheidsklachten heeft gehad en dat verdachte niet alleen zijn hand op de keel van aangeefster heeft gehouden, maar ook haar keel (heeft) dichtgedrukt en enige tijd dichtgedrukt heeft gehouden. De rechtbank komt derhalve niet tot een (partiele) vrijspraak van dit onderdeel van de tenlastelegging.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte zich schaamt en de betreffende avond onder invloed was van drugs, waaronder MDMA, en alcohol. De effecten van MDMA zijn onder andere een sterke behoefte aan lichamelijk contact en bij een hoge dosering kan dit verwardheid of hallucinaties opleveren, aldus de raadsvrouw. Deze omstandigheden staan een bewezenverklaring van de ten laste gelegde verkrachting echter op geen enkele manier in de weg. Integendeel, verdachte heeft zelf welbewust de keuze gemaakt om alcohol en drugs te gebruiken en wist wat daarvan de mogelijke effecten zouden zijn. Dat dient dan ook volledig voor zijn rekening en risico te blijven.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1 primair
in de periode van 24 tot en met 25 februari 2022 te Lelystad, door geweld en andere feitelijkheden, [slachtoffer] , geboren op [2009] , zijnde een aan zijn, verdachtes, zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft verdachte zijn vinger en zijn penis meermalen in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en gehouden en meermalen (heen en weer) bewogen en heeft hij, verdachte, het gezicht en de vagina van die [slachtoffer] gekust,
en bestaande dat geweld en die andere feitelijkheden hieruit dat verdachte:
- de keel van die [slachtoffer] met zijn, verdachtes, hand heeft vastgepakt en (vervolgens)heeft dichtgeknepen en dichtgeknepen heeft gehouden en
- die [slachtoffer] op een bed heeft geduwd, in elk geval heeft bewerkstelligd dat die [slachtoffer] op een matras terechtkwam, en
- de broek en onderbroek van die [slachtoffer] heeft uitgetrokken en
- (onverhoeds) zijn, verdachtes, vinger in de vagina van die [slachtoffer] heeft gebracht en meermalen (heen en weer) heeft bewogen en
- (onverhoeds) zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] heeft gebracht en meermalen (heen en weer) heeft bewogen en
- het gezicht en de vagina van die [slachtoffer] heeft gekust en;
- misbruik heeft gemaakt van de omstandigheid dat die [slachtoffer] (veel) jonger en fysiek (veel) minder sterk is dan hij, verdachte, en
- die [slachtoffer] in een door hem, verdachte, gecontroleerde situatie en een afhankelijke positie heeft gebracht en gehouden en
- (aldus) een zodanige druk heeft doen opleveren, in elk geval heeft doen ontstaan, dat die [slachtoffer] verdachte niet kon weerhouden van de door hem, verdachte, verrichte, hiervoor beschreven, handelingen en hiertegen geen, in elk geval onvoldoende, verzet kon bieden en zich hieraan niet kon onttrekken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 primair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
feit 1 primair:
verkrachting, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van acht jaren, met aftrek van het voorarrest;
- een (ongemaximeerde) maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs-maatregel) met verpleging van overheidswege (hierna: dwangverpleging).
8.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de straf heeft de raadsvrouw (primair) verzocht aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen waarvan een groot gedeelte voorwaardelijk. Tevens heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht aan verdachte geen tbs-maatregel met dwangverpleging op te leggen. Er wordt volgens de raadsvrouw namelijk niet voldaan aan de eisen voor oplegging van de tbs-maatregel nu geen causaal is vastgesteld tussen de bij verdachte vastgestelde psychische stoornissen en het tenlastegelegde. Het hoge recidiverisico kan volgens de raadsvrouw op andere wijze worden beperkt, namelijk door oplegging van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel. Hoewel in de rapportages van het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC) wellicht het beeld naar voren komt dat verdachte tijdens de onderzoeken niet zijn volledige medewerking heeft verleend, heeft verdachte volgens de raadsvrouw wel degelijk volledig meegewerkt. Hij kan zich alleen niet alles herinneren van de bewuste avond en heeft moeite om zich verbaal uit te drukken. Verdachte is bereid zich aan eventueel op te leggen voorwaarden te houden en hieraan zijn medewerking te verlenen. Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat oplegging van een tbs-maatregel passend en geboden is, dan heeft de raadsvrouw (subsidiair) bepleit een tbs-maatregel met voorwaarden op te leggen en geen tbs-maatregel met dwangverpleging. De raadsvrouw heeft verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de volgende omstandigheden. Uit het uittreksel Justitieel Documentatieregister blijkt dat verdachte in het verleden meerdere malen is veroordeeld voor verkrachting. In slechts één van deze strafzaken was een minderjarig slachtoffer betrokken. Dit slachtoffer was destijds 17 jaar oud, terwijl verdachte zelf ongeveer 22 jaar oud was. Voorts heeft verdachte een zeer beperkt sociaal netwerk, heeft hij geen contact meer met zijn zoontje en is hij zijn woning verloren. Daarnaast heeft verdachte spijt van zijn handelen. Ten slotte is verdachte van Surinaamse (Creoolse) afkomst en in deze cultuur is het hebben van vrije seksuele relaties en het krijgen van meerdere kinderen bij verschillende partners gebruikelijk, aldus de raadsvrouw.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de verkrachting van een 12-jarig meisje. In het verleden hebben verdachte en de moeder van het slachtoffer een relatie met elkaar gehad en het slachtoffer heeft, samen met haar moeder, enige tijd bij verdachte in huis gewoond. Op de avond van 24 februari 2022 heeft verdachte het slachtoffer gevraagd op zijn zoontje te komen passen. Het slachtoffer was hierover zeer verheugd (uit de verklaring van de moeder van het slachtoffer blijkt dat het slachtoffer stond te dansen in de kamer toen zij hoorde dat ze mocht oppassen) en is in goed vertrouwen meegegaan naar de woning van verdachte, een plek waarvan zij dacht dat die veilig zou zijn. Eenmaal aangekomen in zijn woning bleek dat het zoontje van verdachte helemaal niet bij verdachte thuis was en heeft het slachtoffer, terwijl ze zich afvroeg waar het zoontje van verdachte bleef, televisiegekeken. Vermelding daarbij verdient dat verdachte al vrij snel nadat hij het slachtoffer heeft opgehaald wist dat zijn zoontje die avond niet zou komen, dat hij haar niettemin bij hem thuis heeft laten blijven en haar in de waan heeft gelaten dat het zoontje ‘later’ zou komen. Toen verdachte het slachtoffer na enkele uren naar huis zou brengen, werd het slachtoffer in de woonkamer door verdachte plotseling op een matras geduwd en verkracht, waarbij onder andere haar keel werd dichtgeknepen. Het slachtoffer heeft gehuild en geschreeuwd en wilde enkel dat verdachte zou stoppen met zijn handelingen. Verdachte ging echter gewoon door en dekte de mond en neus van het slachtoffer af met zijn hand zodat haar geschreeuw niet goed hoorbaar zou zijn voor de buren. Verdachte is hiermee volledig voorbijgegaan aan de wil en de lichamelijke en geestelijke integriteit van het minderjarige slachtoffer en heeft alleen oog gehad voor zijn eigen seksuele behoeften. Daarnaast heeft verdachte, destijds 42 jaar oud en blijkens zijn verklaring ter zitting 1.94 meter lang en 110 kilo zwaar, op grove wijze misbruik gemaakt van zijn (fysieke) overwicht op het minderjarige (12-jarige) slachtoffer en het door haar in hem gestelde vertrouwen. De rechtbank rekent dit verdachte zeer zwaar aan.
In het proces-verbaal van verhoor van het slachtoffer door de politie komt op pijnlijke wijze naar voren welke directe en schrijnende gevolgen het incident voor haar hebben gehad. Omdat verdachte tijdens het incident geen voorbehoedsmiddel heeft gebruikt, heeft het slachtoffer wekenlang medicatie moeten gebruiken ter voorkoming van seksueel overdraagbare aandoeningen (soa’s). Daarnaast heeft het slachtoffer een morning-afterpil moeten slikken om een zwangerschap te voorkomen en had zij last van jeuk en pijn tijdens het plassen. Algemeen is ook bekend dat slachtoffers van verkrachting nog (zeer) lange tijd last (kunnen) hebben van de psychische gevolgen daarvan. Ten slotte worden dit soort zedendelicten tegen kinderen als uitermate schokkend ervaren in de samenleving en veroorzaken dit soort delicten bovendien gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij, bijvoorbeeld bij ouders van jonge kinderen.
Proceshouding
Verdachte heeft verklaard dat hij nog weet dat het slachtoffer in zijn woning is geweest, maar dat hij zich de verkrachting zelf niet meer kan herinneren. Het moet volgens verdachte echter wel gebeurd zijn, omdat op verschillende plekken in en om de vagina van het slachtoffer sperma van verdachte is aangetroffen. Verdachte zou zich enkel herinneren dat hij iemand op een bepaald moment ‘stop, niet doen’ hoorde zeggen. Het geheugenverlies is volgens verdachte te wijten aan overmatig gebruik van alcohol en drugs op de bewuste avond en de dagen voorafgaand aan de verkrachting.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte voor het incident het slachtoffer met zijn auto heeft opgehaald en vlak na het incident het slachtoffer met zijn auto heeft thuisgebracht. Kennelijk was verdachte op die momenten in staat een auto te besturen. Op de heenweg is verdachte bovendien nog met het slachtoffer langs een vriend en langs de supermarkt geweest voordat hij met het slachtoffer bij zijn huis aankwam. Daar komt bij dat het slachtoffer niets heeft verklaard over afwijkend rijgedrag van verdachte of dat verdachte in de woning alcohol of drugs zou hebben genuttigd. Daarnaast hebben de deskundigen van het PBC gerapporteerd dat de ten laste gelegde verkrachting niet in enige mate vanuit enkel het misbruik van middelen kan worden verklaard. Ten slotte is het opmerkelijk te noemen dat verdachte zich nog wel kan herinneren dat hij op enig moment wakker werd en iemand ‘stop, niet doen’ zei, maar niet kan toelichten hoe de situatie op dat moment precies was, bijvoorbeeld of verdachte kleding droeg of zich in liggende of staande positie bevond. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de verklaring van verdachte, dat hij zich de verkrachting zelf niet kan herinneren, volstrekt ongeloofwaardig en onaannemelijk. De rechtbank heeft sterk de indruk dat verdachte zegt zich het incident niet meer te kunnen herinneren, maar eigenlijk niet over het gebeurde wil praten omdat dat nu eenmaal makkelijker is en hij geen verantwoordelijkheid kan c.q. hoeft te nemen voor het gruwelijke feit dat hij heeft begaan.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennisgenomen van:
  • een de verdachte betreffend
  • een
  • een
  • een
Uittreksel Justitiële documentatie
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie blijkt dat verdachte in het verleden meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke ernstige strafbare feiten. Zo is verdachte in 2009 door het gerechtshof Arnhem veroordeeld voor onder andere mensenhandel en verkrachting tot een gevangenisstraf van zes jaren. Daarnaast is verdachte in 2003 veroordeeld voor verkrachting tot een gevangenisstraf van 18 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk.
Rapportages onderzoek Pieter Baan Centrum
Uit de pro Justitia rapportage van 31 augustus 2022 blijkt dat verdachte zijn medewerking aan het onderzoek gedeeltelijk heeft verleend. Verdachte wilde wel in gesprek gaan, maar heeft niet het achterste van zijn tong laten zien. Hij hield zijn procespositie goed in gedachten bij de beantwoording van vragen. Het is met name op de forensisch relevante thema's, zoals seksualiteit, eerdere veroordelingen en eerdere incidenten, dat verdachte volgens de rapporteurs informatie achter lijkt te houden, terwijl hij juist op andere thema's opvallend spraakzaam is, zoals bijvoorbeeld zijn middelengebruik. Het onderzoek kent hierdoor volgens de rapporteurs serieuze beperkingen. De grootste daarvan is dat er geen zicht is gekomen op de seksuele beleving van verdachte. Verdachte is niet veel verder gekomen dan te stellen dat seksualiteit binnen een relatie normaal is en heeft geen enkel inzicht gegeven in zijn beleving op dat gebied. Dit is volgens de rapporteurs mede gelet op de voorgeschiedenis van verdachte met justitiële contacten met een zeden karakter, de veelvuldige partnerrelaties en het huidige tenlastegelegde opmerkelijk. Verdachte is in het verleden meermaals veroordeeld voor verkrachting van onder andere een minderjarig slachtoffer en voor mensenhandel, waarbij zijn slachtoffers kwetsbare, soms minderjarige, jonge vrouwen zijn die seksueel werden uitgebuit. Uit de rapportage blijkt verder dat verdachte in het verleden meerdere relaties heeft gehad, waaruit verdachte in ieder geval zeven kinderen bij zeven verschillende vrouwen heeft gekregen. De relaties met (soms minderjarige) vrouwen werden gekenmerkt door (seksueel) geweld, intimidaties en bedreigingen. Volgens de rapporteurs staat vast dat verdachte, evenals tijdens een eerder verricht PBC-onderzoek in 2008, bewust (deels) informatie hierover heeft achtergehouden, waardoor het niet mogelijk is diagnostische uitspraken te doen over het al dan niet bestaan van seksuele problematiek. Gelet op deze omstandigheden, de onderhavige verdenking en de instabiliteit van relaties is de onmogelijkheid diagnostische uitspraken te doen over het thema seksualiteit binnen het onderhavige onderzoek een groot gemis. Ondanks dat het onderzoek hierdoor serieuze beperkingen kent, is het wel mogelijk gebleken om op deelgebieden conclusies te trekken ten aanzien van de diagnostiek.
Verdachte is in het verleden al eerder in forensisch kader onderzocht, waardoor al veel informatie over hem bekend is en in onderhavig onderzoek komt eenzelfde beeld naar voren als in eerdere onderzoeken is gesteld. Evenals in het PBC-onderzoek in 2008, wordt de diagnose antisociale persoonlijkheidsstoornis gesteld. Daarnaast worden er bij verdachte ook narcistische trekken in de persoonlijkheid gezien, maar hierop ontstond door de beperkingen in het onderzoek niet volledig zicht. Deze persoonlijkheidsstoornis uit zich bij verdachte volgens de rapporteurs onder andere in een laag niveau van moreel redeneren en beperkte affectieve empathie. De (mogelijke) combinatie van antisociale en narcistische problematiek wijst op psychopathie, zoals ook tijdens het eerdere PBC-onderzoek is vastgesteld. Door de beperkte medewerking van verdachte is er tijdens het huidige onderzoek onvoldoende informatie beschikbaar om de PCL-R volledig in te vullen en scoort hij net onder de afkapwaarde. De indruk is echter dat wanneer volledig zicht zou zijn verkregen op verdachte en zijn innerlijke belevingswereld, hij boven de afkapwaarde uit zou komen. De rapporteurs constateren bij verdachte verder een stoornis in middelengebruik, te weten alcohol en (in mindere mate) cannabis. De functie van dit gebruik lijkt, afgaande op het verhaal van verdachte, vooral te liggen in het kunnen omgaan met tegenslagen en negatieve emoties. Daarnaast zou overmatig gebruik van alcohol ook gebruikelijk zijn binnen de sociale groep waar hij zich in beweegt. Met name door het gebruik van alcohol lijkt probleemgedrag te ontstaan binnen relaties en in het verkeer. Ook verdachte zelf rapporteert zeer fors en
problematisch gebruik van alcohol en in mindere mate cannabis. Gelet op het feit dat dit
alcoholgebruik een belangrijke plaats inneemt in zijn procespositie is volgens de rapporteurs echter voorzichtigheid geboden in de interpretatie van deze zelfrapportage. Het werd niet duidelijk of verdachte van deze middelen lichamelijk dan wel psychisch afhankelijk is (geweest). Ondanks dat verdachte op basis van het testpsychologisch onderzoek op zwakbegaafd niveau scoort, dient deze score volgens de deskundigen niet als een forensisch relevante factor te worden beschouwd. Verdachte kan moeite hebben om meer complexe situaties te overzien, maar beschikt over voldoende intellectuele vermogens om zelfstandig te functioneren.
Hoewel de antisociale persoonlijkheidsstoornis en de stoornis in middelengebruik aanwezig waren ten tijde van het tenlastegelegde, zijn er volgens de rapporteurs geen gronden aanwijsbaar om verdachte het tenlastegelegde, indien bewezen, in verminderde mate toe te rekenen. Alhoewel gesteld kan worden dat het tenlastegelegde werd gefaciliteerd vanuit verdachte zijn persoonlijkheidsstoornis, kan verdachte in staat worden geacht het verschil tussen goed en kwaad te onderscheiden en andere keuzes te maken. Er zijn in het onderzoek volgens de rapporteurs geen aanwijzingen gevonden die erop wijzen dat de persoonlijkheidskenmerken van verdachte zijn keuzevrijheid ingeperkt hebben. De rapporteurs wijzen er bij deze conclusie opnieuw op dat onbekend is gebleven hoe eventuele seksuele problematiek van verdachte zich tot persoonlijkheidskenmerken verhoudt. Verdachte zijn cannabisproblematiek lijkt ten tijde van het tenlastegelegde geen rol van belang te hebben gespeeld. Er zijn, afgaande op het verhaal van verdachte zelf, wel aanwijzingen dat de alcoholproblematiek mogelijk een rol heeft gespeeld. Het onder 1 tenlastegelegde kan echter volgens de rapporteurs niet eenvoudigweg in enige mate vanuit alleen het misbruik van middelen worden verklaard. Misbruik van een middel impliceert enkel dat er sprake is van een disfunctioneel gedragspatroon van middelengebruik en kan op zichzelf nooit tot vermindering van de toerekenbaarheid leiden.
Omdat geen volledige diagnostische conclusie kan worden getrokken en er geen uitspraak kan worden gedaan over de toerekenbaarheid, is het volgens de rapporteurs evenmin mogelijk de vraag te beantwoorden of sprake is van een pathologisch bepaald recidiverisico. Met behulp van risicotaxatie-instrumenten kan wel een zeer globale indruk worden gegeven over het statistische risico op recidive bij een persoon met een vergelijkbaar profiel. Mochten de ten laste gelegde feiten worden bewezen, dan is er sprake van een matig-hoog risico op (gewelddadige) recidive, aldus de rapporteurs. Gelet op het feit dat er geen doorwerking van de pathologie in het tenlastegelegde kan worden onderbouwd, is het ook niet mogelijk om een pathologisch bepaald recidivegevaar te onderbouwen. Er kunnen derhalve geen aanbevelingen van gedragskundige aard worden gedaan om het recidiverisico te verminderen.
Verdachte is in het kader van een aanvullende klinische rapportage in januari 2023 gedurende vier weken opnieuw opgenomen in het PBC. Zijn medewerking aan dit aanvullende onderzoek kan, evenals de medewerking aan het oorspronkelijke onderzoek, nog steeds omschreven worden als beperkt. Ondanks dat hij, in vergelijking tot het eerste onderzoek, wel meer in gesprek wilde gaan rondom het thema seksualiteit, krijgen de deskundigen de indruk dat hij nog steeds niet het achterste van zijn tong heeft kunnen of willen laten zien. Verdachte maakt volgens de rapporteurs (opnieuw) een gecontroleerde en
doordachte indruk. Het beeld dat door verdachte van zichzelf wordt geschetst is dat van een man die op seksueel gebied weliswaar bovengemiddeld actief is, maar slachtoffer is van onterechte veroordelingen en wraakzuchtige ex-vriendinnen. Daar het forensisch zeer relevante thema van seksualiteit in relatie tot eerdere veroordelingen, incidenten en meldingen door verdachte wordt weggezet als leugens, blijft het daarmee onbespreekbaar en is er nauwelijks meer zicht op zijn functioneren gekomen. Het onderzoek heeft de rapporteurs geen nieuwe diagnostische informatie opgeleverd en de eerder gestelde diagnostische conclusies blijven volgens hen dan ook onverminderd geldig.
Gezien de adviezen van de deskundigen neemt de rechtbank het advies om verdachte volledig toerekeningsvatbaar te achten over.
Reclasseringsadvies
Uit het reclasseringsadvies volgt dat de reclassering met de beschikbare informatie niet kan adviseren of interventies en/of toezicht nodig zijn. Het risico op recidive en letselschade wordt als hoog ingeschat en het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als gemiddeld. Omdat het recidiverisico hoog is, waarbij volgens de reclassering ook kans bestaat op ernstig letsel voor anderen, geeft de reclassering aan niet op adequate wijze aan risicomanagement te kunnen doen om de risico's te beheersen met gedragsbeperkende voorwaarden en de controle daarop. Een tbs-maatregel met voorwaarden wordt daarom niet geïndiceerd en een intramurale sanctie ligt volgens de reclassering meer voor de hand.
De op te leggen straf en maatregel
Bij het bepalen van de straf(maat) en maatregel houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit feit door verdachte is begaan. De rechtbank let daarnaast op de door verdachte ingenomen proceshouding en houdt ten slotte rekening met de persoon van verdachte.
Gevangenisstraf
Gezien de buitengewone ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een forse gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank (ook) acht geslagen op straffen die in min of meer vergelijke strafzaken zijn opgelegd. De rechtbank ziet de proceshouding van verdachte, zoals hiervoor omschreven, als strafverzwarende factor. Voorts heeft de rechtbank in strafverzwarende zin meegewogen dat het slachtoffer een 12-jarig meisje betrof dat in de woning van verdachte, met wie zij eerder in gezinsverband samen had gewoond, aan zijn zorg en waakzaamheid was toevertrouwd. Zij is hier vervolgens op gewelddadige manier verkracht, met voor het slachtoffer zeer vergaande fysieke en mogelijk (langdurige) psychische gevolgen. Ten slotte acht de rechtbank het strafverzwarend dat verdachte het slachtoffer heeft ontmaagd en een 12-jarig meisje heeft blootgesteld aan het risico op soa’s en op een ongewenste zwangerschap. Alles overwegende acht de rechtbank de eis van de officier van justitie passend en geboden en zal de rechtbank een gevangenisstraf van acht jaar opleggen.
Tbs-maatregel met dwangverpleging
Gelet op de voornoemde adviezen, de ernst van het bewezen verklaarde feit en de veelvuldigheid aan veroordelingen ter zake (soortgelijke) misdrijven, is de rechtbank van oordeel dat het vanuit veiligheidsoogpunt onverantwoord is verdachte onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij. De rechtbank acht oplegging van een tbs-maatregel met dwangverpleging noodzakelijk. Verdachte heeft, door geen volledige openheid van zaken te geven omtrent zijn seksualiteit in relatie tot het onderhavige delict, iedere opening naar andere alternatieve en minder vergaande modaliteiten ter beperking van het herhalingsgevaar onmogelijk gemaakt. Oplegging van een tbs-maatregel met voorwaarden, zoals door de raadsvrouw is bepleit, is volgens de rechtbank dan ook niet passend. Daar komt nog bij dat de reclassering een tbs-maatregel met voorwaarden niet uitvoerbaar acht en de duur van de opgelegde gevangenisstraf beduidend hoger is dan de door de wetgever in artikel 38 lid 3 Sr voor tbs met voorwaarden bepaalde grens van vijf jaar gevangenisstraf.
De rechtbank kan besluiten tot het opleggen van een tbs-maatregel (met dwangverpleging) als iemand een misdrijf heeft gepleegd waar volgens de wet een gevangenisstraf van vier jaar of meer op staat of als het gaat om een misdrijf waarvoor de wet bepaalt dat oplegging van tbs-maatregel mogelijk is. Daarnaast moet die persoon toen hij de feiten beging een gebrekkige ontwikkeling of een ziekelijke stoornis van de geestvermogens hebben gehad. Tot slot moet de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen eisen dat aan die persoon een tbs-maatregel (met dwangverpleging) wordt opgelegd. Aan al deze voorwaarden is in dit geval voldaan en de rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Het bewezen verklaarde feit, te weten verkrachting, betreft een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Gelet op de hiervoor weergegeven inhoud van de rapporten van de deskundigen staat vast dat bij verdachte ten tijde van het bewezen verklaarde feit sprake was van een antisociale persoonlijkheidsstoornis en een stoornis in middelengebruik. Anders dan de raadsvrouw heeft gesteld, volgt uit de artikelen 37a en 37b van het Wetboek van strafrecht niet dat voor oplegging van een tbs-maatregel (met dwangverpleging) moet worden vastgesteld dat de psychische stoornissen de gedragskeuzes en -gedragingen van verdachte beïnvloedden ten tijde van het bewezenverklaarde in dier voege dat sprake is geweest van een causaal verband tussen de stoornis en het feit. Ten slotte stelt de rechtbank vast dat is voldaan aan de voorwaarde dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, oplegging van die maatregel eist. Daartoe is redengevend hetgeen de deskundigen hebben gerapporteerd met betrekking tot het recidiverisico. Het risico op een toekomstig seksueel en gewelddadig delict wordt volgens de deskundigen van het PBC ingeschat op matig-hoog en het risico op recidive en letselschade wordt door de reclassering ingeschat als hoog. De rechtbank vindt dat zorgelijk, zeker nu uit de rapportage van het PBC blijkt dat verdachte tijdens het onderzoek in het PBC geen volledige openheid van zaken heeft gegeven over zijn seksuele beleving en verdachte in het verleden meerdere relaties heeft gehad, waarbij de betrokken vrouwen melding hebben gemaakt van (seksueel) geweld. Dat de veiligheid van anderen oplegging van de tbs-maatregel vereist, volgt verder uit de aard van het bewezen verklaarde feit en de omstandigheden waaronder dit feit is gepleegd. De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat er geen andere mogelijkheid bestaat voor het realiseren van de voor verdachte noodzakelijke behandeling, dan het opleggen van de tbs-maatregel met dwangverpleging.
Nu de tbs-maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, te weten verkrachting, kan de totale duur van de maatregel een periode van vier jaren te boven gaan. De rechtbank zal daarom aan verdachte de ongemaximeerde tbs-maatregel opleggen.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] , bijgestaan door haar advocaat mr. T.C. Cooman, heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 12.276,70. Dit bedrag bestaat uit € 2.276,70 aan materiële schade en € 10.000, - aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 tenlastegelegde. De gestelde materiële schade van € 2.276,70 is opgebouwd uit de volgende posten:
- € 136,70 € 136,70 aan reiskosten in verband met bezoeken aan de huisarts, het ziekenhuis en het studioverhoor;
  • € 140, - aan kosten voor het vervangen van de kleding die het slachtoffer droeg tijdens de strafbare feiten;
  • € 2.000, - aan kosten die gemaakt zijn door de moeder van de benadeelde partij ten behoeve van een reis naar Suriname.
De benadeelde partij heeft verzocht voornoemd bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan, en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente, en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich wat betreft de gemaakte reiskosten van € 136,70 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Met betrekking tot de vordering ten aanzien van de vervanging van kleding en de reis naar Suriname is verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de bedragen onvoldoende zijn onderbouwd. De raadsvrouw heeft ten aanzien van de immateriële schade primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in verband met het ontbreken van een causaal verband tussen de schade en het tenlastegelegde. Betwist wordt dat de gehele schade is ontstaan door toedoen van verdachte. Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit het gevorderde bedrag aan immateriële schade te matigen. Daartoe is aangevoerd dat voor het vaststellen van het bedrag aansluiting dient te worden gezocht bij vergelijkbare gevallen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Ten aanzien van de schadepost ‘reiskosten in verband met bezoeken aan de huisarts, het ziekenhuis en het studioverhoor’ overweegt de rechtbank dat deze post voor vergoeding in aanmerking komt. De schade is veroorzaakt door het handelen van verdachte. De benadeelde partij heeft de hoogte van dit schadebedrag voldoende onderbouwd en de verdediging heeft de schade niet weersproken. Het door de benadeelde partij gevorderde bedrag van € 136,70 zal daarom worden toegewezen.
Ook de kosten voor het vervangen van de door het slachtoffer gedragen kleding komen voor vergoeding in aanmerking. De benadeelde partij heeft de hoogte van dit schadebedrag voldoende onderbouwd en voldoende aannemelijk gemaakt dat de schade is veroorzaakt door verdachte. Uit het bij het verzoek tot schadevergoeding gevoegde bankafschrift blijkt dat de moeder van de benadeelde partij op 2 maart 2022 ter waarde van € 140, - aan kleding heeft aangeschaft bij de Primark in Almere. Het gevorderde bedrag van € 140, - zal dan ook worden toegewezen.
De benadeelde partij zal wat betreft de schadepost ‘kosten ten behoeve van een reis naar Suriname’ niet-ontvankelijk worden verklaard, nu onvoldoende is onderbouwd dat deze kosten het rechtstreekste gevolg zijn van de bewezen verklaarde verkrachting. Aanhouding van de procedure ten einde de benadeelde partij in de gelegenheid te stellen haar vordering op dit punt nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële schade
De benadeelde partij is het slachtoffer van verkrachting op zeer jonge leeftijd met voor haar ernstige gevolgen, zoals hiervoor omschreven bij de straf(maat)overweging. Gelet op de aard en de ernst van de normschending liggen de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand dat de rechtbank een aantasting in de persoon aanneemt ook zonder onderbouwing van het geestelijk letsel. De vordering is namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd en op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezen verklaarde feit. De rechtbank ziet, mede gelet op schadevergoedingen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden toegewezen geen aanleiding om het gevorderde bedrag te matigen en zal het door de benadeelde partij gevorderde bedrag van € 10.000, - in zijn geheel toewijzen.
Al met al betekent dit dat de rechtbank de door de benadeelde partij geleden materiële en immateriële schade tot een totaalbedrag van € 10.276,70 zal toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 24 februari 2022 tot de dag van volledige betaling.
Veroordeling in de kosten
Verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het (als vergoeding voor immateriële en materiële schade samen toe te wijzen) bedrag van € 10.276,70, -, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 24 februari 2022, tot de dag van volledige betaling. Indien door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 86 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 7 juni 2021 (parketnummer 16/296600-20) is aan verdachte een taakstraf opgelegd voor de duur van 100 uren waarvan 50 uren voorwaardelijk, waarbij als voorwaarde is gesteld dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij vordering van 21 april 2022 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf. De officier van justitie heeft ter zitting gevorderd om de vordering af te wijzen, omdat het, gelet op de strafeis, niet opportuun is de voorwaardelijk opgelegde straf ten uitvoer te leggen.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan het plegen van een nieuw strafbaar feit, zoals bewezen verklaard in dit vonnis.
Desondanks zal de vordering van de officier van justitie worden afgewezen. De rechtbank overweegt daartoe dat zij het, nu aan verdachte een langdurige gevangenisstraf en een tbs-maatregel met dwangverpleging wordt opgelegd, niet opportuun acht dat voornoemde voorwaardelijk opgelegde straf ten uitvoer zal worden gelegd.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 37a, 37b, 38d, 242, 248 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 2 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 primair bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van acht (8) jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij
van overheidswege wordt verpleegd;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 10.276,70 (€ 276,70 voor materiële schade en € 10.000, - voor immateriële schade);
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 februari 2022 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 10.276,70 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 februari 2022 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 86 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op één van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/296600-20
- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. van Esch, voorzitter, mrs. L.L. Veendrick en W. Foppen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.B. Postma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 april 2023.
Mr. Veendrick is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 24 tot en met 25 februari 2022 te Lelystad, in elk geval in Nederland, door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), [slachtoffer] , geboren op [2009] , zijnde een kind dat hij, verdachte, verzorgde, althans een aan zijn, verdachtes, zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft verdachte:
zijn vinger(s) en/of zijn penis meermalen, althans eenmaal, in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of gehouden en/of meermalen, althans eenmaal, (heen en weer) heeft bewogen en/of heeft hij, verdachte, het gezicht en/of de vagina van die [slachtoffer] gekust,
en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) hieruit dat verdachte:
- meermalen, althans eenmaal, de keel/hals van die [slachtoffer] met zijn, verdachtes, hand(en) heeft vastgepakt en/of (vervolgens) meermalen, in elk geval eenmaal, heeft dichtgeknepen/dichtgedrukt en/of dichtgeknepen/dichtgedrukt heeft gehouden en/of
- die [slachtoffer] op het/een bed heeft geduwd, in elk geval heeft bewerkstelligd dat die [slachtoffer] op het/een matras terecht kwam, en/of
- de broek en/of onderbroek, althans de onderkleding, van die [slachtoffer] heeft uitgetrokken, althans naar beneden heeft getrokken/gedaan, en/of
- (onverhoeds) (met kracht) zijn, verdachtes, vinger(s) meermalen, in elk geval eenmaal, in de vagina van die [slachtoffer] heeft geduwd/gebracht en/of gehouden en/of meermalen, althans eenmaal, (heen en weer) heeft bewogen, en/of
- (onverhoeds) (met kracht) zijn, verdachtes, penis meermalen, in elk geval eenmaal, in de vagina van die [slachtoffer] heeft geduwd/gebracht en/of gehouden en/of meermalen, althans eenmaal, (heen en weer) heeft bewogen, en/of
- het gezicht en/of de vagina van die [slachtoffer] heeft gekust, althans (met zijn mond) heeft betast;
- misbruik heeft gemaakt van de omstandigheid dat die [slachtoffer] (veel) jonger en/of fysiek (veel) minder sterk is dan hij, verdachte, en/of
- die [slachtoffer] in een door hem, verdachte, gecontroleerde situatie en/of een afhankelijke positie heeft gebracht en/of gehouden en/of
- (aldus) een zodanige druk heeft doen opleveren, in elk geval heeft doen ontstaan, dat die [slachtoffer] geen, in elk geval onvoldoende, weerstand kon bieden, in ieder geval het doen ontstaan van een situatie waarin die [slachtoffer] verdachte niet kon weerhouden van de door hem, verdachte, (beschreven) handelingen en/of hier tegen geen, in elk geval onvoldoende, verzet kon bieden en/of zich hieraan niet kon onttrekken;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 24 tot en met 25 februari 2022 te Lelystad, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer] , geboren op [2009] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, zijnde een kind dat hij, verdachte, verzorgde, althans een aan zijn, verdachtes, zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte (telkens) zijn, verdachtes, vinger(s) en/of penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gedaan en/of gehouden en/of meermalen, althans eenmaal, (heen en weer) heeft bewogen, en/of het gezicht en/of de vagina van die [slachtoffer] gekust, althans (met zijn mond) betast;
2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 februari 2022 tot en met 28 februari 2022 te Lelystad, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) (een) afbeelding(en) van een seksuele gedraging, te weten (een) foto(’s) en video(’s) en/of (een) gegevensdrager(s) bevattende (een) afbeelding(en), te weten een of meer telefoon(s) en/of een laptop en/of een computer, van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft verspreid, aangeboden, openlijk tentoongesteld, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd, verworven, in bezit heeft gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft, welke seksuele gedragingen – zakelijk weergegeven - bestonden uit: het met de/een vinger(s)/hand, betasten, aanraken en/of vasthouden van het geslachtsdeel, van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, (foto nr 1 beschreven op P. 85 van het dossier) en/of het houden van een (stijf en/of ontbloot) geslachtsdeel (na)bij/naast de mond, het gezicht en/of lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling (foto nr 1 beschreven op P. 85 van het dossier).