4.3Het oordeel van de rechtbank
Verklaringen verdachte
Verdachte heeft in een politieverhoor van 11 november 2020 onder andere het volgende verklaard – zakelijk weergegeven:
Ik was onderweg naar huis en ik reed over de Kanaaldijk. Ik ga er altijd bij afslag Lexmond af om dan het laatste stuk binnendoor te rijden. Ik hoorde een klap. Ik schrok en ik zag een barst in de voorruit. Hierna ben ik achteruit gereden om te kijken wat ik had geraakt. Ik zag toen aan de linkerkant twee vrouwen in de berm liggen.
V: Kon je die weg goed overzien?
A: Nee. Het is daar veel te donker. Een verkeerde beweging en je ligt in het kanaal.
V: Wat zag je vlak voor het ongeval?
A: Ik zag helemaal niks het is daar zo donker.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 23 maart 2023 onder andere het volgende verklaard – zakelijk weergegeven:
Ik had mijn telefoon gedurende en voorafgaand aan de aanrijding bij mij in de auto.
Analyse verkeersongeval
In een proces-verbaal aanrijding misdrijf van 2 december 2020 is onder andere het volgende gerelateerd – zakelijk weergegeven:
Ongeval.
Datum: 11 november 2020;
Adres: ongeveer 500 meter voorbij perceel [adres] ;
Plaats: Hei- en Boeicop;
Gemeente: Vijfheerenlanden;
Soort weg: Een weg, zijnde een voor het openbaar verkeer openstaande weg;
Maximumsnelheid: 60 km per uur.
Voertuig: bestelauto Peugeot Partner.
Bij het ongeval hebben onderstaande personen letsel opgelopen:
[slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] .
In een proces-verbaal verkeersongevalanalyse is onder andere het volgende gerelateerd – zakelijk weergegeven:
Het incident vond plaats op een recht weggedeelte van de Kanaaldijk. De asfaltverharding van de rijbaan had een breedte van ongeveer 3,0 meter. Ik zag dat er op de plaats van het incident geen straatverlichting aanwezig was.Ik zag op de camerabeelden dat om 18:07:53 uur een ongeval plaatsvond nabij de locatie op de Kanaaldijk welke ik op de beelden herkende als zijnde de locatie waar het PD-onderzoek was uitgevoerd. Omdat voor dit tijdstip er geen sprake was van een verstoring van het verkeersbeeld, en na dit tijdstip wel verstoring was en tevens enige tijd later hulpverlening op beeld zichtbaar werd, heb ik dit moment aangemerkt als zijnde het exacte tijdstip van de aanrijding.
Ik zag op de camerabeelden dat twee voetgangers naast elkaar lopend over de Hei- en Boeicopseweg de Zwaanskuikenbrug naderden, voor de brug rechtsaf sloegen en hun weg vervolgden over de Kanaaldijk. Ik zag dat beide voetgangers een hesje droegen met witte verlichting aan de voorzijde en rode verlichting aan de achterzijde. Ik zag dat het betrokken voertuig de Zwaanskuikenbrug naderde over de Heicopperweg, over de Zwaanskuikenbrug linksaf sloeg richting Kanaaldijk, de voetgangers van achteren naderde en aanreed.
Ik zag dat bij beide voetgangers de verlichting correct functioneerde aan de voor- en achterzijde. Ik zag dat de voetgangers naast elkaar liepen aan de linkerzijde van de rijbaan, en bij nadering van een voertuig achter elkaar. De rode verlichting op de hesjes van de voetgangers was tot en met het moment van de aanrijding goed waarneembaar op de camerabeelden. Ik zag dat de voetgangers van achteren werden aangereden door het betrokken voertuig, en dat de remlichten licht begonnen uit te stralen op/direct na het moment van de aanrijding.
Screenshot 17. 18:07:39 uur. Voertuig rijdt de Kanaaldijk op, richting de voetgangers.
Screenshot 22. 18:07:44.123 uur. De voorzijde van voertuig 1 [de rechtbank begrijpt: de bestelbus waarin verdachte reed] bevindt zich bij de lantaarnpaal voor het woonhuis perceel [nummer] , op een afstand van ongeveer 79,0 meter vanaf de stopstreep nabij de Heicopperweg.
Screenshot 23. 18:07:53.243 uur. Moment van de aanrijding. Het vermoedelijke conflictpunt bevindt zich op een gemeten afstand van ongeveer 257,0 meter vanaf de stopstreep nabij de Heicopperweg.
Screenshot
Tijdstip
screenshot
Tijd tussen screenshots (s)
Afstand tussen
screenshots (m)
Snelheid in m/s en
km/h, gemiddeld over
de afstand
22
18:07:44.123 uur
23
18:07:53.243 uur
Tussen screenshot 23 en 22,
53.243 - 44.123 = 9.1 s
178,0 m
19,5 m/s = 70 km/h
In tabel 1 is de afstand en tijd weergegeven van voertuig 1 vanaf de lantaarnpaal voor het woonhuis perceel 4 (screenshot 22) tot de plaats aanrijding (screenshot 23). Over dit traject van ongeveer 178,0 meter deed de bestuurder van voertuig 1 ongeveer 9.1 seconden, hetgeen een gemiddelde (indicatieve) snelheid oplevert van ongeveer 70 km/h, althans hoger dan de ter plaatse toegestane maximum snelheid van 60 km/h.
Gezien de aantroffen schade aan de uiterste linkerzijde van voertuig 1, is het vrijwel zeker dat het voertuig slechts is gebotst met één van de voetgangers. Wanneer beide voetgangers naast elkaar op de rijbaan hadden gelopen en beide door voertuig 1 waren aangereden, dan was er zeer waarschijnlijk sprake geweest van meer schade aan de voorzijde van voertuig 1, over een breder gedeelte van de voorzijde.Op basis van de beschikbare camerabeelden bleek dat de betrokken voetgangers steeds naast elkaar liepen aan de uiterste linkerzijde van de rijbaan, zowel op de Hei- en Boeicopseweg als op de Kanaaldijk. Ik zag op de camerabeelden van de Zwaankuikenbrug dat beide voetgangers meerdere malen achter elkaar gingen lopen bij nadering van een voertuig.
Gezien het aangetroffen strooiveld, de schade aan de uiterste linkerzijde van voertuig 1, de door een betrokken voetganger afgelegde verklaring en de beschikbare camerabeelden, is het vrijwel zeker dat de bestuurder van voertuig 1 onvoldoende rechts heeft gehouden direct voorafgaand aan het ongeval. Wanneer de bestuurder uiterst rechts op de rijbaan had gereden, was er voldoende ruimte beschikbaar om de aan de linkerzijde van de rijbaan lopende voetgangers te passeren. De rijbaan van de Kanaaldijk liep geheel recht over de ongeveer 257 meter tussen de Zwaanskuikenbrug en de plaats van het ongeval. Er waren geen obstakels die het zicht op de rijbaan belemmerden. Met de indicatieve snelheid van ongeveer 70 a 75 km/h had de bestuurder van voertuig 1 dus minimaal 5 seconden tijd om te reageren op de duidelijk zichtbare voetgangers. Hij had voldoende gelegenheid om zijn positie op de rijbaan aan te passen, zijn snelheid aan te passen of zelfs geheel tot stilstand te komen, en hij had de voetgangers kunnen waarschuwen door te claxonneren. Dit heeft hij niet danwel onvoldoende uitgevoerd.
Rijproeven
Op 9 maart 2021 zijn door de politie rijproeven uitgevoerd. In een hierover opgemaakt proces-verbaal is onder andere het volgende gerelateerd – zakelijk weergegeven:
Op basis van de uitgevoerde rijproeven, de dashcambeelden, de bevindingen van collega [verbalisant 1] (bestuurder van het vervangende voertuig), collega [verbalisant 2] en verbalisant als passagier van het voertuig, en de camerabeelden vanaf de Zwaanskuikenbrug kan de volgende conclusie worden getrokken. Bij oprijden van de Kanaaldijk, komende vanaf de Zwaanskuikenbrug, bevonden de voetgangers zich op een afstand van ongeveer 234,0 meter voor het voertuig. Vanwege de hesjes met de ingeschakelde rode ledverlichting aan de achterzijde, waren de voetgangers op genoemde afstand reeds waarneembaar. Vanaf een afstand van ongeveer 100 meter tot aan het conflictpunt was de rode ledverlichting van de hesjes fel en goed waarneembaar, en was ook duidelijk waarneembaar dat de hesjes bewogen en zich verplaatsten. Op het moment dat de voetgangers niet meer naast elkaar maar achter elkaar liepen, bleef de rode verlichting van de hesjes duidelijk waarneembaar.
Omdat de camerabeelden van het ongeval niet geheel voldeden aan de eisen om middels de normaliter gehanteerde methodiek de gereden snelheid te kunnen vaststellen, werd gekozen voor het uitvoeren van vervangende rijproeven om zo de door het ongevalsvoertuig gereden 16,2 seconden tussen stopstreep en conflictpunt zo dicht mogelijk te benaderen. De vier uitgevoerde ritten kwamen qua totaaltijd vrijwel overeen met de ongevalsrit, ook de tijdstippen bij de tussenliggende punten hadden slechts een zeer geringe afwijking ten opzichte van het ongeval. Uit de vergelijking met de rijproeven bleek dat de bestuurder van het ongevalsvoertuig direct voorafgaand aan het ongeval, vrijwel zeker had gereden met een indicatieve snelheid van omstreeks 70 a 75 km/h , althans hoger dan de ter plaatse toegestane maximum snelheid van 60 km/h.Het ongeval vond plaats aan het eind van de zogeheten nautische avondschemering. Aan het eind van de nautische avondschemering is er geen onderscheid meer te maken tussen objecten, er is sprake van nagenoeg volledige duisternis.
Scenario rit 4: voetgangers beginnen naast elkaar te lopen aan de linkerzijde van de rijbaan op het moment dat het voertuig de Kanaaldijk oprijdt. Bij nadering van het voertuig (voertuig ter hoogte van het bedrijfsperceel [adres] ) gaan de voetgangers achter elkaar lopen. Het voertuig rijdt met dimlicht. Het scenario van rit 4 is vrijwel zeker het scenario zoals tijdens het ongeval. Het ongeval vond plaats ongeveer 74 minuten na zonsondergang, derhalve zijn de ritten zo gepland dat rit 4 zo dicht mogelijk rond 74 minuten na zonsondergang zou kunnen plaatsvinden. Op 9 maart 2021 vond de zonsondergang plaats om 18:33 uur, de belangrijke rit 4 zou derhalve bij voorkeur omstreeks 19:45 uur moeten worden uitgevoerd.
De daadwerkelijke ritten vingen aan omstreeks de volgende tijdstippen:rit 4 19:41 uur.
Na afronding van de genoemde ritten besloten collega [verbalisant 2] en ik om nogmaals een rit uit te voeren overeenkomend met het scenario van rit 4. De voetgangers liepen opnieuw op de Kanaaldijk, zoals beschreven bij rit 4. Wij vingen de rit aan vanaf de Zwaankuikenbrug. Wij sloegen linksaf richting Kanaaldijk. Ik zag bij oprijden van de Kanaaldijk dat de rode LED verlichting op de hesjes van de voetgangers ondanks de afstand van ruim 200 meter, reeds zichtbaar waren vanuit het voertuig. Ik zag dat de voetgangers op genoemde afstand nog niet als voetgangers herkenbaar waren, doch uitsluitend de verlichting van de hesjes zichtbaar was. Ik zag dat op een afstand van ongeveer 100 meter de verlichte hesjes van de voetgangers goed zichtbaar waren vanuit het voertuig. Ik zag dat op genoemde afstand duidelijk zichtbaar was dat de hesjes bewogen. Op dat moment waren de voetgangers duidelijk waarneembaar voor mij verbalisant, en dus ook voor de bestuurder van voertuig 1. Tot het bereiken van het vermoedelijke conflictpunt was ruim 5 seconden tijd beschikbaar om de snelheid en positie op de rijbaan aan te passen. De bestuurder van voertuig 1 heeft dit niet of onvoldoende gedaan. Ik zag dat het gedeelte van de Kanaaldijk ter hoogte van het bedrijfsterrein perceel 4 goed verlicht was door lantaarnpalen op het genoemde bedrijfsperceel.
Ik zag dat de rode ledverlichting goed zichtbaar bleef, en dat het achter elkaar gaan lopen van de voetgangers vrijwel geen invloed had op de mate waarin zij waarneembaar waren vanuit het voertuig. Ik zag dat de retroreflecterende striping op de hesjes nauwelijks reflecteerde bij gebruik van dimlicht. Bij gebruik van grootlicht was de retroreflecterende striping wel op ruime afstand waarneembaar. Omdat het ongevalsvoertuig vrijwel zeker gebruik maakte van dimlicht, zal de striping vanuit voertuig 1 niet of nauwelijks waarneembaar zijn geweest. De rode ledverlichting zorgde echter voor ruim voldoende zichtbaarheid.
Een proces-verbaal van bevindingen inhoudende een verklaring van slachtoffer [slachtoffer 1] – zakelijk weergegeven:
Op 27 maart 2021 hebben wij het slachtoffer van de aanrijding op de Kanaaldijk in Hei-en Boeicop, [slachtoffer 1] , bezocht. In het gesprek werd duidelijk dat als er een auto aan komt zij altijd achter haar vriendin [de rechtbank begrijpt: slachtoffer [slachtoffer 2]
] gaat lopen.
Telefonieonderzoek
In een proces-verbaal van bevindingen van 16 november 2020 is onder meer het volgende gerelateerd – zakelijk weergegeven:
Merk: Samsung
Type: SM-G975F (Galaxy S10+)
Ik deed in de telefoon onderzoek naar wie de gebruiker was van het toestel. Ik zag actieve accounts op het toestel gekoppeld aan de telefoon, zoals [e-mail adres] @hotmail.com, [e-mail adres] @gmail.com. Ook zag ik ontvangen Sms-berichten aan " [e-mail adres] " en zag ik dat het adres van het bedrijf werd doorgegeven via SMS bericht, namelijk [adres] [vestigingsplaats] . [verdachte] heeft op dat adres een [bedrijf] .
In een proces-verbaal van bevindingen van 12 februari 2021 is onder meer het volgende gerelateerd – zakelijk weergegeven:
Nader technisch onderzoek naar gebruikssporen in de bewijsbestanden van het volgende goed: smartphone. Merk: Samsung, SM-G975F (S10+).
Het bestand “ [bestandsnaam] .txt" dat ik van verbalisant [verbalisant 3] had gekregen betrof een export uit de Cellebrite UFED rapportage van de telefoon van de zogeheten 'Android Usage History’ (Android gebruikshistorie). Ik herkende de inhoud als gegevens die door de Cellebrite UFED programmatuur waren herleid uit de zogeheten ‘usagestats’ van het Android besturingssysteem van de telefoon. Hierin worden enkele administratieve gegevens bijgehouden over vergrendelen en ontgrendelen van de telefoon en app gebruik, zoals open en sluiten van app-vensters. Ik zag dat de gegevens van “ [bestandsnaam] .txt” herleid waren uit het bronbestand\ [bronbestand] .
Om de gegevens uit “ [bronbestand] ” juist te kunnen duiden heb ik met een vergelijkbare Samsung telefoon een aantal referentietests uitgevoerd. Dit betrof met rust laten en oppakken van de telefoon, ontgrendelen en vergrendelen, en de bediening van apps. Ik heb daarbij geconstateerd heb dat de inhoud van het bronbestand direct in relatie staat tot gebruikshandelingen in de telefoon, waarbij bepaalde meldingen daarover in het bronbestand
worden geschreven. Ik heb bij mijn referentietests bevonden dat de melding:
• MOVE_TO_FOREGROUND in de log wordt geschreven direct op het moment van openen van een app door een handmatige handeling van de gebruiker;
• MOVE_TO_FOREGROUND eveneens in de log wordt geschreven bij handmatige handelingen van de gebruiker in een geopende app, bij schermwisselingen, waarbij het aantal dergelijke meldingen per app verschilt;
• NOTIFICATION INTERRUPTION in de log wordt geschreven door de app WhatsApp wanneer een bericht werd ontvangen.
• NOTIFICATION INTERRUPTION in de log wordt geschreven door de app Snapchat wanneer een bericht werd verzonden door handmatige handeling van de gebruiker in de app, of een bericht werd ontvangen.
Belangrijk feit in relatie tot het tijdstip van de aanrijding, 18:07:53 uur, is dat kort daarvoor om 18:07:40 uur de Snapchat app werd geopend en een bericht werd verzonden of ontvangen en tegelijkertijd twee WhatsApp-berichten binnenkwamen (alleen binnenkomende WhatsApp berichten zijn in de log te zien).
18:07:40 MOVE TO FOREGROUND
Snapchat geopend
18:07:42 NOTIFICATION INTERRUPTION
Snapchatbericht ontvangen
18:07:42 NOTIFICATION INTERRUPTION
Snapchatbericht ontvangen
18:07:42 NOTIFICATION INTERRUPTION
WhatsApp-bericht ontvangen
18:07:42 NOTIFICATION INTERRUPTION
WhatsApp-bericht ontvangen
18:07:52 NOTIFICATION INTERRUPTION
Snapchatbericht ontvangen
18:07:53
18:08:30 MOVE TO BACKGROUND
Snapchat afgesloten
18:08:32 KEYGUARD SHOWN
Telefoon vergrendeld.
Letsel slachtoffer [slachtoffer 1]
In de geneeskundige verklaring van 27 nov 2020 staat over het letsel van mevrouw [slachtoffer 1] :Patiënte heeft hersenletsel opgelopen en een hoge dwarslaesie. Geen volledig herstel te verwachten. Patiënte zal overlijden, of overleven met zeer grote beperkingen.
In een brief afkomstig van het UMC Utrecht van 20 januari 2021 staat over het letsel van mevrouw [slachtoffer 1] onder andere het volgende beschreven – zakelijk weergegeven:
Naam: [slachtoffer 1] . Polytrauma met o.a. dislocatie C0-C1; cervicale dwarslaesie en multifocaal traumatisch hersenletsel.
Conclusie
Een 51-jarige vrouw, met een doorgemaakt hoog-energetisch ongeval op 11-11 met als gevolg:
1. Ernstig neurotrauma met subduraal hematoom links, intraparenchymateuze bloedingen en contusiehaarden, beeld van diffuus axonaal letsel.
2. Subluxatie van C0-C1 met uitgebreid ligamentair letsel waarvoor 12-11 spondylodese C0-C4.
3. Hoog-cervicale dwarslaesie met myelopathie thv C4-C7.
Letsel slachtoffer [slachtoffer 2]
In een verslag van fysiotherapeut [fysiotherapeut] van 17 februari 2021 staat over het letsel van slachtoffer [slachtoffer 2] onder andere het volgende beschreven – zakelijk weergegeven:
Bij mevrouw heb ik een overactiviteit van de globale nek- en schouderspieren en een insufficiëntie van de stabiliserende nekspieren geconstateerd. De diagnose is: nek- en hoofdpijnklachten passend bij een Whiplash-associated-disorder, waardoor mevrouw beperkingen ondervindt tijdens werken als boekhoudster en autorijden, hiernaast is er sprake van een verminderd concentratievermogen.
PSK, patiënt specifieke klachten, is een zelf-rapportagemiddel dat patiënten gebruiken om de mate van beperking bij specifieke klachten aan te geven. De schaal is van 0 (geen beperking) tot 100 (volledige beperking, onvermogen de taak uit te voeren.)
Mevrouw heeft sinds aanvang van therapie vooruitgang geboekt m.b.t. haar vermogen om:
* 24-uur in de week te werken als boekhoudster: PSK 100 -> PSK 50.
* Auto te rijden (60 minuten lang): PSK 100 -> PSK 30
* Huishoudelijke taken uitvoeren (m.n. het opmaken van bed en het schoonmaken van de woning): PSK 70 -> PSK 60.
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van het onder 1 primair ten laste gelegde artikel 6 WVW, is onder meer vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van de verdachte is te wijten. Dat betekent in de eerste plaats dat er een causaal verband moet bestaan tussen de gedragingen van de verdachte en het ongeval. In de tweede plaats moet de verdachte ten aanzien van het verkeersongeval een schuldverwijt kunnen worden gemaakt. Aan beide vereisten is naar het oordeel van de rechtbank in dit geval voldaan. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Vast staat dat verdachte met zijn auto op de Kanaaldijk twee voetgangers, mevrouw [slachtoffer 1] en mevrouw [slachtoffer 2] , van achteren heeft aangereden. Dat is gebeurd op een smalle (en grotendeels onverlichte) weg van 3 meter breed op een dijk, waarover verdachte heeft verklaard dat de weg niet goed kan worden overzien omdat het daar zo donker is. Bij één verkeerde beweging zou je in het kanaal kunnen belanden, aldus verdachte.
Onder voornoemde omstandigheden heeft verdachte in zijn bestelauto gereden terwijl hij niet alleen met zijn telefoon bezig is geweest, maar daarbij óók te hard heeft gereden. Uit de bewijsmiddelen volgt immers dat verdachte één seconde nadat hij met zijn voertuig de weg op de Kanaaldijk opreed, handmatig zijn telefoon heeft bediend door de app Snapchat te openen. In de twaalf seconden daarna heeft verdachte een drietal Snapchat-berichten verzonden of ontvangen, en een tweetal WhatsApp-berichten ontvangen. Ruim een halve minuut na het ongeval heeft verdachte de Snapchat-app pas afgesloten en zijn telefoon vergrendeld. Verdachte heeft dus niet alleen enkele seconden vóór het ongeval handmatige handelingen verricht op zijn telefoon, maar ook staat vast dat zijn telefoon ten tijde van het ongeval nog steeds ontgrendeld was.
Ook stelt de rechtbank vast dat – anders dan de verdediging heeft betoogd – verdachte op de Kanaaldijk harder heeft gereden dan de maximumsnelheid ter plaatse van 60 km/u. De indicatieve snelheidsberekening is bruikbaar voor deze constatering, nu de uitkomst van de indicatieve snelheidsberekening daarna nog is gecontroleerd door middel van rijproeven. Bij deze rijproeven hebben verbalisanten dezelfde (met landapparatuur vastgestelde) afstand tot de plaats van het ongeval gereden in een gelijke tijd, welke tijd werd vastgesteld op basis van de tijdsregistratie bij de beschikbare camerabeelden. De rijproeven bleken de uitkomst van de indicatieve snelheidsberekening te onderschrijven. Hieruit volgt dat verdachte kort voor het ongeval met een snelheid tussen de 70 á 75 km/u heeft gereden, en daarmee de maximumsnelheid van 60 km/u heeft overschreden.
Onduidelijk is waarom verdachte de voetgangers niet heeft gezien.
Op het moment dat verdachte de Kanaaldijk opreed en zijn telefoon bediende, waren de voetgangers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op een afstand van meer dan 200 meter reeds voor verdachte waarneembaar door hun hesjes met ingeschakelde rode ledverlichting aan de achterzijde. Vanaf een afstand van ongeveer 100 meter tot aan de plaats van de aanrijding was de rode ledverlichting van de hesjes fel en goed waarneembaar, en was ook duidelijk waarneembaar dat de hesjes bewogen en zich verplaatsten. De overgang van het verlichte gedeelte nabij het bedrijfsperceel naar het onverlichte gedeelte waar de voetgangers liepen, had daarbij geen invloed op de zichtbaarheid van de hesjes.
Dit alles maakt dat de rechtbank vaststelt dat verdachte de slachtoffers had kunnen zien, maar dat hij kennelijk de slachtoffers niet heeft gezien, omdat hij (al dan niet door zijn telefoon) gedurende enige tijd niet zijn aandacht op de weg heeft gehouden.
Had verdachte wel zijn aandacht op de weg gehouden, dan had hij op de door verdachte gereden snelheid vijf seconden de tijd om te reageren op de voor hem duidelijk zichtbare voetgangers. Verdachte had dus voldoende gelegenheid om zijn positie op de rijbaan aan te passen, zijn snelheid aan te passen of zelfs geheel tot stilstand te komen, en hij had de voetgangers kunnen waarschuwen door te claxonneren. Dit heeft verdachte echter niet gedaan.
De rechtbank concludeert derhalve dat het ongeluk is veroorzaakt door de gedragingen van verdachte.
Schuldgradatie
Schuld, in juridische zin, kan bestaan in verschillende gradaties: van aanmerkelijk onvoorzichtig tot roekeloos, welke laatste geldt als de zwaarste, aan opzet grenzende vorm van schuld. Deze zwaarste schuldvorm van roekeloosheid is ten laste gelegd en de rechtbank zal dan ook moeten beoordelen of daarvan sprake is.
Roekeloosheid
Per 1 januari 2020 is de “Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten” in werking getreden (Stb. 2019, 413). Daarbij heeft de wetgever het begrip roekeloosheid nader ingevuld en zo het toepassingsbereik daarvan willen uitbreiden. Daartoe is thans in artikel 175 WVW, dat de strafbepaling van artikel 6 WVW bevat, aan het tweede lid toegevoegd dat van roekeloosheid in elk geval sprake is als het gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid, WVW kan worden aangemerkt.
De rechtbank begrijpt deze bepaling zo, dat zij dient te beoordelen of het gedrag van verdachte dat heeft geleid tot het aan zijn schuld te wijten ongeval ook voldoet aan de delictsomschrijving van artikel 5a, eerste lid, WVW. Is dat het geval, dan bestaat de schuld daarmee in roekeloosheid.
Artikel 5a WVW
De rechtbank moet beoordelen of de verdachte met het hiervoor vastgestelde verkeersgedrag dat heeft geleid tot het ongeval (a) de verkeersregels heeft geschonden, (b) of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en (d) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
a. a) De verkeersregels
Het in artikel 5a WVW vervatte verbod is beperkt tot gedragingen in het verkeer die bestaan in het in ernstige mate schenden van “de verkeersregels”. Uit de Memorie van Toelichting op dit wetsvoorstel leidt de rechtbank af dat het gaat om een samenstel van gedragingen. Zoals daarin wordt gesteld gaat het om het begaan van dikwijls aaneengesloten ernstige verkeersovertredingen. De rechtbank heeft in dit geval vastgesteld dat de verdachte de maximumsnelheid heeft overschreden, dat hij onvoldoende rechts heeft gehouden op een onoverzichtelijke, niet-verlichte smalle weg, en dat hij tijdens het rijden, seconden voor het ongeval, een zijn telefoon heeft vastgehouden en deze handmatig heeft bediend. Deze gedragingen leveren een samenstel van gedragingen op die naar het oordeel van de rechtbank als een samenstel aan overtredingen van verkeersregels kan worden aangemerkt, zoals bedoeld in artikel 5a WVW.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een drietal van de in artikel 5a, eerste lid, WVW, genoemde verkeersgedragingen.
b) In ernstige mate
Artikel 5a WVW heeft alleen betrekking op
ernstigverkeersgevaarlijk gedrag. Naar het oordeel van de rechtbank zijn in dit geval de verkeersregels in ernstige mate geschonden. Verdachte heeft immers, terwijl hij wist dat hij een onoverzichtelijke, grotendeels onverlichte, smalle weg op een dijk opreed, zijn mobiele telefoon vastgehouden en handmatig bediend. Verdachte heeft vervolgens gereden met een snelheid die boven de maximumsnelheid lag en daarbij onvoldoende rechts gehouden. Verdachte was vanaf het moment dat hij de gevaarlijke weg op de Kanaaldijk opreed tot het moment van de aanrijding (gedurende 13 seconden) klaarblijkelijk dermate afgeleid van de weg dat hij de goed verlichte en goed waarneembare voetgangers niet heeft gezien en hen niet heeft ontweken terwijl hij hen wel had kunnen zien. Als verdachte zijn aandacht wel bij de weg had gehouden, wat onder de gegeven omstandigheden van extra groot belang was, had hij ruim de tijd gehad om de aanrijding te voorkomen. Dit heeft verdachte niet gedaan. Onder deze omstandigheden, en met name gelet op het opzettelijke en zeer onverantwoorde gebruik van zijn telefoon, is de rechtbank van oordeel dat verdachte de verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden.
c) Opzettelijk
Het opzet van de verdachte moet zowel gericht zijn geweest op het schenden van de verkeersregels als op het in ernstige mate schenden van die regels. Bij het antwoord op de vraag of sprake was van opzet op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels moeten de aard en het samenstel van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze werden verricht en alle overige feitelijke omstandigheden van het geval in ogenschouw worden genomen. Daaruit moet kunnen worden afgeleid dat de gedragingen in samenhang bezien naar hun uiterlijke verschijningsvorm op opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels gericht zijn geweest.
De rechtbank is van oordeel dat het vasthouden en gebruiken van de telefoon zoals waarvan in dit geval sprake is niet anders dan opzettelijk kan worden gedaan. Het vervolgens overschrijden van de maximumsnelheid en het onvoldoende rechts houden op een weg waarvan verdachte wist dat, zeker in het donker, het zich houden aan de verkeersregels van groot belang was om de verkeersveiligheid te kunnen waarborgen, kan naar de uiterlijke verschijningsvorm niet anders worden uitgelegd dan dat verdachte daarmee willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij daarmee ook die verkeersregels ernstig schond. Daarmee is de opzet op de schending van de verkeersregels gegeven.
d) Gevaar te duchten
In zijn algemeenheid acht de rechtbank het voorzienbaar dat er, zeker onder de hiervoor beschreven omstandigheden, een zeer gevaarlijke situatie ontstaat door het vertonen van het hiervoor beschreven verkeersgedrag. Dat die situatie zich in dit geval ook daadwerkelijk heeft voorgedaan, blijkt uit het feit dat de verdachte een verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij twee personen (zwaar) lichamelijk letsel hebben opgelopen.
Het voorgaande betekent dat het verkeersgedrag van de verdachte dat tot het ongeval heeft geleid, tevens kan worden aangemerkt als een overtreding van artikel 5a WVW. Daarmee heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een verkeersongeval waarbij sprake is van de zwaarste vorm van schuld, namelijk roekeloosheid.
Conclusie
De rechtbank acht het onder 1 primair ten laste gelegde en het daarin opgenomen roekeloos rijgedrag bewezen en verwerpt het andersluidende standpunt van de verdediging.