In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 5 april 2023 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van verkrachting, geestelijke mishandeling en fysieke mishandeling van zijn echtgenote. De rechtbank heeft de zaak behandeld op de openbare terechtzitting van 22 maart 2023, waar de officier van justitie, mr. T. Tanghe, de verdachte beschuldigde van meerdere delicten die zich in de periode van 2012 tot 2019 zouden hebben voorgedaan. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. E. Lucas, pleitte voor integrale vrijspraak, stellende dat de verklaringen van de aangeefster inconsistent en onbetrouwbaar waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende steunbewijs was voor de beschuldigingen. De verklaringen van de aangeefster werden niet ondersteund door ander bewijs, zoals medische gegevens of getuigenverklaringen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster op zichzelf niet voldoende waren om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten, omdat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte de feiten had gepleegd. De officier van justitie had verzocht om heropening van de zaak, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet nodig was, gezien het gebrek aan bewijs. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken, vooral in zaken die zich in een privécontext afspelen, waar vaak slechts twee personen bij betrokken zijn.