ECLI:NL:RBMNE:2023:1491

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 april 2023
Publicatiedatum
4 april 2023
Zaaknummer
16/183841-22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en zware mishandeling tijdens steekpartij op Centraal Station Utrecht

Op 4 april 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 19 juli 2022 op het Centraal Station in Utrecht betrokken was bij een steekpartij. De verdachte, geboren in 2005 in Syrië, werd beschuldigd van poging tot doodslag en twee keer poging tot zware mishandeling. Tijdens de zitting op 21 maart 2023 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De officier van justitie stelde dat de verdachte meerdere stekende bewegingen heeft gemaakt met een mes, waarbij hij slachtoffers in hun rug en benen heeft verwond. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte zich in een noodsituatie bevond en niet de intentie had om te doden of zwaar letsel toe te brengen.

De rechtbank heeft de camerabeelden van de steekpartij bekeken, waaruit bleek dat de verdachte het mes uit zijn tas haalde en op de slachtoffers afging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij de slachtoffers zou kunnen doden of zwaar letsel zou toebrengen. De rechtbank achtte de poging tot doodslag bewezen, maar sprak de verdachte vrij van de mishandeling van een vierde slachtoffer, omdat daar onvoldoende bewijs voor was.

De rechtbank legde de verdachte een jeugddetentie op van 180 dagen, waarvan 136 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werden bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, evenals de noodzaak van behandeling en begeleiding voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/183841-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 4 april 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2005] te [geboorteplaats] (Syrië),
wonende aan de [adres] te [woonplaats] .

1 ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 maart 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. N. Schapendonk en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. R. Tetteroo, advocaat te Rotterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. primair: op 19 juli 2022 in Utrecht heeft geprobeerd [slachtoffer 1] van het leven te beroven door (meermalen) met een mes stekende bewegingen in de richting van het bovenlijf van [slachtoffer 1] te maken en hem in de rug te raken;
1. subsidiair: op 19 juli 2022 in Utrecht heeft geprobeerd aan [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door (meermalen) met een mes stekende bewegingen in de richting van het bovenlijf van [slachtoffer 1] te maken en hem in de rug te raken;
2 primair: op 19 juli 2022 in Utrecht heeft geprobeerd [slachtoffer 2] van het leven te beroven door (meermalen) met een mes stekende bewegingen in de richting van het lichaam van [slachtoffer 2] te maken en hem in het been te raken;
2 subsidiair: op 19 juli 2022 in Utrecht heeft geprobeerd aan [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door (meermalen) met een mes stekende bewegingen in de richting van het lichaam van [slachtoffer 2] te maken en hem in het been te raken;
3 primair: op 19 juli 2022 in Utrecht heeft geprobeerd [slachtoffer 3] van het leven te beroven door (meermalen) met een mes stekende bewegingen in de richting van het lichaam van [slachtoffer 3] te maken en hem in het been te raken;
3 subsidiair: op 19 juli 2022 in Utrecht heeft geprobeerd aan [slachtoffer 3] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door (meermalen) met een mes stekende bewegingen in de richting van het lichaam van [slachtoffer 3] te maken en hem in het been te raken;
4: op 19 juli 2022 in Utrecht [slachtoffer 4] heeft mishandeld door [slachtoffer 4] bij de arm te pakken en/of die arm om te draaien.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4 WAARDERING VAN HET BEWIJS [1]
4.1
Inleiding
Uit de bewijsmiddelen (zie onder) kan worden afgeleid dat op 19 juli 2022 op het Centraal Station in Utrecht een vechtpartij heeft plaatsgevonden, waarbij verdachte, [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] betrokken waren. Verdachte heeft op enig moment een mes uit zijn tasje gehaald. Na de vechtpartij bleek dat [slachtoffer 1] een steekwond in zijn rug had en dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] allebei een steekwond in hun been hadden.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte meerdere stekende bewegingen in de richting van het bovenlichaam van [slachtoffer 1] heeft gemaakt, waardoor [slachtoffer 1] uiteindelijk geraakt is in zijn rug. Uit de uiterlijke verschijningsvorm blijkt dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer 1] zou komen te overlijden. De officier van justitie acht het onder 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ook acht de officier van justitie bewezen dat verdachte meerdere stekende bewegingen in de richting van het onderlichaam van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft gemaakt, waarbij zij allebei in hun been zijn geraakt. Verdachte heeft hiermee bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zij zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen. De officier van justitie acht het onder 2 subsidiair en 3 subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen en vordert vrijspraak van het onder 2 primair en 3 primair tenlastegelegde.
Van het onder 4 tenlastegelegde vraagt de officier van justitie ook vrijspraak, omdat niet kan worden bewezen dat verdachte de arm van [slachtoffer 4] heeft vastgepakt en daarmee pijn en letsel heeft veroorzaakt.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van alle ten laste gelegde feiten. De raadsman is van mening dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte het mes had uitgeklapt. Stekende bewegingen maken met een ingeklapt mes levert geen aanmerkelijke kans op de dood of zwaar lichamelijk letsel op. Ook in het geval de rechtbank ervan uitgaat dat het mes wel was uitgeklapt, is de raadsman van mening dat niet gesproken kan worden van een aanmerkelijke kans op de dood of op zwaar lichamelijk letsel, nu onvoldoende bekend is over de grootte en scherpte van het mes, de diepte van de wonden en de intensiteit van het steken. Over de aard van het letsel is overigens ook niets bekend. Mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen van het onder 2 en 3 tenlastegelegde, dan is sprake van eendaadse samenloop.
Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde is de raadsman van mening dat er onvoldoende bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen. De aangifte van [slachtoffer 4] wordt niet ondersteund door enig ander bewijsmiddel.
Voor zover de rechtbank zou komen tot een bewezenverklaring van de feiten heeft te gelden dat verdachte niet strafbaar is. Ten aanzien van feit 1 geldt in het bijzonder dat verdachte ervan uit ging dat hij werd aangevallen, waardoor sprake is van putatief noodweer (exces). Voor feit 2 en 3 geldt dat verdachte op de grond lag en belaagd werd door anderen. Hij heeft zich daartegen op proportionele wijze verdedigd.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De camerabeelden
Uit de beelden van de beveiligingscamera’s van het Centraal Station in Utrecht van 19 juli 2022 blijkt het volgende. Verdachte wordt achteruit geduwd door [slachtoffer 1] . Verdachte haalt een mes uit zijn schoudertasje en opent deze. Vervolgens loopt verdachte richting [slachtoffer 1] met het mes naar voren gericht. Verdachte maakt een stekende beweging met het mes in de richting van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 2] beweegt [slachtoffer 1] weg bij verdachte. Verdachte loopt opnieuw in op [slachtoffer 1] . Hierbij houdt verdachte het mes boven zijn hoofd wanneer hij steekt in de richting van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] probeert verdachte onder controle te krijgen door hem vast te houden. [slachtoffer 1] brengt verdachte naar de grond. [slachtoffer 1] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] zitten bovenop verdachte [2] . Verdachte houdt het mes nog vast en gaat wild om zich heen steken. [3] Daarbij maakt hij een stekende beweging richting het been van [slachtoffer 3] . [4] [slachtoffer 2] gaat bij de worsteling staan. Verdachte maakt drie maal een steekbeweging richting de benen van [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] beweegt achteruit en grijpt naar zijn rechterbeen. Verdachte heeft het mes op dat moment nog in zijn hand. [slachtoffer 1] heeft het mes van verdachte in zijn hand. Verdachte staat te kijken naar de slachtoffers [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] . [slachtoffer 1] heeft iets uit zijn broekzak gehaald en stopt dit in het schoudertasje van verdachte. [5]
De rechtbank heeft op de beelden waargenomen dat verdachte iets uit zijn tas pakt en het uitklapt, waardoor een mes tevoorschijn komt, zoals dat in het proces-verbaal van bevindingen is gerelateerd en vervolgens op [slachtoffer 1] afrent. [6]
De verklaringen van de slachtoffers
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij met een paar vrienden op het station was en dat de jongen met het witte t-shirt boos werd. Deze jongen trok vervolgens een mes en begon om zich heen te steken. Met een paar vrienden heeft [slachtoffer 1] het mes afgepakt. Dit mes heeft hij later terug gestopt in de tas van die jongen. [7] Tijdens de worsteling is [slachtoffer 1] door de jongen in zijn rug gestoken. [8]
[slachtoffer 1] heeft ook verklaard dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] tijdens de worsteling op de grond waren gestoken met het mes door de verdachte. [9]
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] en verdachte aan het vechten waren en dat zij op de grond vielen. Hij zag dat [slachtoffer 3] ertussen sprong. Opeens zag hij bloed op de grond en hij wist dat dit bloed van [slachtoffer 3] was. [slachtoffer 2] is er ook tussen gesprongen en hij werd gestoken in zijn rechter onderbeen met een mes. Hij zag dat verdachte een inklapbaar mes vasthield en dat het snijvlak van het mes ongeveer 10 centimeter lang was. [10]
[slachtoffer 2] had een wond in zijn onderbeen. [11]
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] met een jongen aan het vechten was en dat zij op de grond vielen. [slachtoffer 3] liep naar ze toe om ze uit elkaar te halen en hij voelde een scherp voorwerp in zijn been gaan. [12]
[slachtoffer 3] had een snee van ongeveer drie centimeter in zijn rechter onderbeen. [13]
[slachtoffer 4] heeft verklaard dat de jongen met het witte shirt een mes uit zijn tas haalde, op een knopje drukte en dat het mes opensprong. Hij zag dat het mes ongeveer 15 centimeter lang was. Hij zag dat de jongen probeerde om [slachtoffer 1] te steken. Samen met twee vrienden probeerde hij het mes van de jongen af te pakken. Hij zag dat de jongen wild om zich heen sloeg en stak met het mes. De twee vrienden van [slachtoffer 4] werden allebei gestoken. Het was lastig om het mes af te pakken, omdat de jongen de hele tijd bleef proberen om hen te steken. Een vriend werd gestoken in zijn bovenbeen, een andere vriend in zijn enkel en [slachtoffer 1] werd in zijn rug geraakt. [14]
Het mes
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat het mes was uitgeklapt. De stelling van verdachte dat het mes niet uitgeklapt was, vindt dan ook geen steun in de bewijsmiddelen.
Poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling
Ook blijkt uit de bewijsmiddelen dat verdachte meerdere steekbewegingen heeft gemaakt met het mes in zijn hand. Verdachte is op [slachtoffer 1] afgerend en heeft tijdens een worsteling steekbewegingen richting het bovenlichaam van [slachtoffer 1] gemaakt en hem daadwerkelijk geraakt. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zijn in hun been geraakt terwijl verdachte op de grond lag en stekende bewegingen bleef maken in hun richting. Door zo te handelen, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij [slachtoffer 1] dodelijk kon raken. In het bovenlichaam bevinden zich vitale organen, zoals hart en longen. Die had verdachte kunnen doorboren met het mes omdat dat een lemmet van 15 centimeter had, [slachtoffer 1] dunne kleding aan had en bewoog. Door op [slachtoffer 1] af te rennen en toen hij op de grond zat wild stekende bewegingen te maken heeft verdachte ook kracht aan zijn stekende beweging gegeven. De rechtbank acht het onder 1 primair tenlastegelegde dan ook bewezen.
Nu verdachte op het moment dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zich in de worsteling mengden, op de grond lag en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] stonden, is geen sprake van een aanmerkelijke kans dat verdachte hen in vitale lichaamsdelen zou raken waardoor zij zouden kunnen komen te overlijden. De rechtbank acht daarom het onder 2 primair en 3 primair niet wettig en overtuigend bewezen, verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.
Wel is sprake van een aanmerkelijke kans dat zij zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen, bijvoorbeeld door het raken van een slagader of het beschadigen van spieren en pezen die zich in de benen bevinden. De rechtbank acht bewezen dat verdachte door op die manier in het wilde weg te steken in de richting van hun benen deze kans bewust heeft aanvaard, zodat de rechtbank het onder 2 subsidiair en 3 subsidiair tenlastegelegde bewezen acht.
Vrijspraak
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder 4 tenlastegelegde, nu de aangifte van [slachtoffer 4] niet wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen. Daardoor is er onvoldoende (wettig) bewijs om dit feit te bewijzen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
op 19 juli 2022 te Utrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen met een mes (met kracht) stekende bewegingen in de richting van het bovenlijf, , van die [slachtoffer 1] heeft gemaakt, waarbij hij, verdachte, die [slachtoffer 1] eenmaal in de rug heeft geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
subsidiair
op 19 juli 2022 te Utrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen meermalen met een mes (met kracht) stekende bewegingen in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft gemaakt, waarbij hij, verdachte, die [slachtoffer 2] eenmaal in het been heeft geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
subsidiair
op 19 juli 2022 te Utrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een mes (met kracht) stekende bewegingen in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 3] heeft gemaakt, waarbij hij, verdachte, die [slachtoffer 3] eenmaal in het been heeft geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
De verdediging heeft aangevoerd dat ten aanzien van het onder 2 en 3 tenlastegelegde sprake is van eendaadse samenloop. Voor eendaadse samenloop komt het, volgens de Hoge Raad, vooral aan op de vraag of de bewezenverklaarde gedragingen in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex opleveren dat de verdachte daarvan (in wezen) één verwijt wordt gemaakt. Dat is niet het geval, want het gaat om twee handelingen die kort na elkaar zijn gepleegd. De rechtbank beschouwt de onder 2 en 3 bewezenverklaarde feiten wel als een voortgezette handeling in de zin van artikel 56 van het Wetboek van Strafrecht. Het gaat hier namelijk om soortgelijke feiten, die kort na elkaar hebben plaatsgevonden en waaraan één ongeoorloofd wilsbesluit ten grondslag ligt.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
onder 1:
poging tot doodslag;
onder 2 en 3:
de voortgezette handeling van poging tot zware mishandeling en poging tot zware mishandeling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

7.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte in de veronderstelling was dat hij zich mocht verdedigen en hem een beroep op putatief noodweer(exces) toekomt. Verdachte kreeg als eerste een duw en er stonden meerdere jongens om hem heen. Hij was in de veronderstelling dat hij zou worden aangevallen. Daartegen heeft hij zich verdedigd. Het gebruik van een mes is daarbij niet buitenproportioneel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het handelen van verdachte als aanvallend moet worden beschouwd en niet als verdedigend, waardoor geen sprake is van putatief noodweer(exces).
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Een verdachte kan een beroep op putatief toekomen als hij in redelijkheid mocht menen dat hij zich tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding moest verdedigen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte in dit geval niet mocht menen dat hij zichzelf op deze wijze moest verdedigen. De door de verdediging geschetste omstandigheden zijn niet aannemelijk geworden. Uit de (beschrijving van de) camerabeelden maakt de rechtbank op dat verdachte wordt (weg)geduwd door [slachtoffer 1] . Daarop beweegt verdachte een aantal meters naar achteren en neemt de tijd om het mes uit zijn tasje te pakken en deze uit te klappen. Vervolgens gaat verdachte met het mes in zijn hand op [slachtoffer 1] af. Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte kiest voor de aanval en niet voor de verdediging. De rechtbank vindt dan ook niet aannemelijk dat verdachte in redelijkheid mocht menen dat hij zich tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding moest verdedigen. Nadat verdachte een mes gepakt had en stekende bewegingen begon te maken, mochten de anderen zich daartegen verdedigen en proberen dit mes af te pakken. Er is geen sprake geweest van een wederrechtelijke aanranding waartegen verdachte zich had te verdedigen.
Er is ook overigens geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie van 240 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 196 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als (bijzondere) voorwaarden dat verdachte:
* meewerkt aan de maatregel Toezicht en Begeleiding door William Schrikker Jeugdbescherming & Jeugdreclassering;
* zich inzet voor het behouden van een positieve dagbesteding (school en werk);
* meewerkt aan behandeling van Siloan/de Waag;
* meewerkt aan het vinden van een passende 24-uurs woonvoorziening (indien de reclassering dat nodig vindt);
- een werkstraf van 150 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 75 dagen jeugddetentie.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Zij beoordeelt het recidiverisico hoger dan de psycholoog en de Raad voor de Kinderbescherming.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat bij het opleggen van een straf rekening gehouden moet worden met het feit dat verdachte niet eerder veroordeeld is en een straf van invloed kan zijn op het verkrijgen van een VOG. Verder dient rekening gehouden te worden met de omstandigheid dat de slachtoffers geen aangifte hebben willen doen en geen schadevergoeding hebben gevraagd. Volstaan kan worden met een deels voorwaardelijke jeugddetentie (korter dan gevorderd), met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de officier van justitie gevorderd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft stekende bewegingen gemaakt met een mes in zijn hand en heeft daarbij [slachtoffer 1] in zijn rug geraakt en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] in hun been. Dat de slachtoffers niet ernstiger gewond zijn geraakt, is niet aan verdachte te danken. Door aldus te handelen heeft verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Daarbij komt dat de feiten plaatsvonden op een zomerse avond in publiek gebied waar zich veel mensen bevonden. Het handelen van verdachte heeft daarmee bijgedragen aan de gevoelens van onveiligheid in de samenleving, ten aanzien van het bezit en het gebruik van steekwapens. De rechtbank neemt verdachte dit dan ook kwalijk.
Persoonlijke omstandigheden
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 16 februari 2023, waaruit blijkt dat aan verdachte niet eerder straf is opgelegd. De rechtbank weegt dit noch in strafmatigende noch in strafverzwarende zin mee;
- een evaluatie rapportage van William Schrikker Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (hierna: WSS) van 20 maart 2023, opgemaakt door I.K. Buisman, jeugdreclasseerder;
- een advies van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 15 maart 2023, opgemaakt door D. Maljaars, kernfunctionaris;
- een psychologisch rapport van 22 februari 2023, opgemaakt door A.I. de Zwart, GZ-psycholoog.
Toerekenbaarheid
Het rapport van A.I. de Zwart, GZ-psycholoog, houdt onder meer het volgende in. Verdachte functioneert op het niveau van een LVB, gedragskundig te duiden als een lichte verstandelijke ontwikkelingsstoornis, en daarnaast heeft hij een andere gespecificeerde trauma- of stressgerelateerde stoornis met als oorzaak onverwerkte oorlogstraumata. De stoornissen waren aanwezig gedurende de ten laste gelegde feiten en van invloed op de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde. Geadviseerd wordt de ten laste gelegde feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
Recidivegevaar
Uit voornoemd rapport van de psycholoog volgt verder dat de kans op recidive als matig wordt ingeschat. Er is weinig zicht gekomen op de achtergronden van het gedrag van verdachte tijdens het tenlastegelegde. Het betreft erg onverwachte (ernstige) delicten, die niemand had zien aankomen en niet geheel bij verdachte lijken te passen. Duidelijk is geworden dat verdachte vanwege zijn LVB moeilijker de gevolgen van zijn keuzes en handelen kan overzien. Ook is hierdoor meer sprake van een egocentrische blik op de dingen. Een gevolg hiervan is dat er een verminderd gevoel van berouw, schuld- en/of schaamtegevoel gezien wordt. Er is bovendien een verminderde remming op de impulsen. Emoties kunnen heftiger beleefd en moeilijker gestuurd worden bij oplopende stress. Er worden geen overduidelijke kenmerken gezien die passend zijn bij een specifieke trauma- of stressgerelateerde stoornis, maar zijn oorlogsverleden heeft verdachte verinnerlijkt en dit kleurt zijn wereldbeeld, zijn kijk op anderen en situaties. Verdachte is bijvoorbeeld niet iemand die anderen snel vertrouwt. En ambivalente situaties kan hij bijvoorbeeld als negatief of voor hem nadelig inschatten. In hoeverre zijn getraumatiseerd verleden hem in bepaalde situaties kan triggeren is dan ook een belangrijk aandachtspunt binnen toekomstige begeleiding en eventuele (behandel)interventies. Behandeling wordt geadviseerd. Er is echter sprake van een LVB en daarnaast een forse taalbarrière. Het is echter de vraag of een reguliere forensische behandeling bij bijvoorbeeld de Waag het beste bij verdachte zou kunnen aansluiten en/of het gewenste effect zal hebben. Wenselijk is wel dat de huidige ingezette ITB Harde Kern voortgezet wordt en hulpverlening (Siloan) beschikbaar blijft voor hem en zicht krijgt op de vaardigheidstekorten en ondersteuningsbehoefte van verdachte, teneinde hem hierin compensatie te kunnen bieden. Het is misschien mogelijk een samenwerking tussen de twee instanties tot stand te laten komen, waarbij De Waag forensische kennis en inzicht in risicofactoren overdraagt aan de behandelaars van Siloan, welke op hun beurt een vertaalslag kunnen maken naar betrokkene en hem daarbij beter kunnen begeleiden op individueel niveau. Er dient een meer integrale aanpak te komen.
Het is belangrijk dat verdachte op zijn niveau enig inzicht krijgt in zijn delictgedrag en hoe hierop zaken uit het verleden mogelijk van invloed zijn geweest. Zo ook hoe hij bij een volgende keer anders kan reageren. Verwacht wordt dat als verdachte meer inzicht krijgt de kans op herhaling kleiner wordt.
Uit de rapportage van de Raad volgt dat verdachte een licht verstandelijke beperking heeft en er sprake is van een taalbarrière, waardoor sommige risicofactoren verklaard kunnen worden. Het is voor LVB-ers moeilijker om sociale contacten te onderhouden en weerstand te bieden tegen invloed van antisociale contacten. Zo is ook het herkennen van probleemsituaties voor verdachte moeilijk. Daarnaast is er bij verdachte sprake van een andere gespecificeerde trauma- of stressorgerelateerde stoornis vastgesteld, waarbij het mogelijk is dat hij sociale en/of probleemsituaties sneller negatief interpreteert. De Raad ziet dat ouders het antisociale gedrag van verdachte ontkennen en ook verdachte zelf ontkent dit. Hij neemt hierdoor geen verantwoordelijkheid voor zijn handelen. De Raad adviseert om aan verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, met daarbij als bijzondere voorwaarden dat verdachte zich inzet voor het behouden van een positieve dagbesteding (school en werk), geen contact heeft met de slachtoffers, tenzij dit in het kader van MiS is, meewerkt aan behandeling van Siloan/de Waag, waarbij aan WSS de opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte te begeleiden, waarvan de eerste zes maanden ITB Harde Kern.
Uit het rapport van WSS volgt dat er op dit moment een ITB Harde Kern binnen het huidige schorsingskader is, waarbij verdachte zich goed aan de voorwaarden houdt. Verdachte gaat naar school, maar dit verloopt moeizaam. School geeft aan dat verdachte mogelijk overvraagd wordt. Met de uitkomsten van het NIFP rapport is het mogelijk om een vrijstelling van de leerplicht te krijgen. Zodra er vrijstelling is zal er ingezet worden op arbeid als dagbesteding. Vanwege de taalbarrière is het soms ingewikkeld om helder te krijgen waar het gezin en/of verdachte tegen aan lopen. Daarnaast valt het op dat er een enorme angstcultuur heerst bij het gezin, waardoor niet alle onderwerpen concreet worden besproken of afspraken door kunnen gaan. De WSS ziet dat verdachte gemotiveerd is en graag wil werken aan zijn toekomst en de reeds ingezette hulpverlening accepteert. Er is wel aanvullende individuele hulpverlening voor verdachte nodig en onderzoek vanuit het NIFP is zeer wenselijk, vanuit daar kan gekeken worden naar welke vorm van behandeling nodig zou zijn. Voor nu is het van groot belang dat verdachte op school werkt aan zijn individuele ontwikkeling en zijn taalontwikkeling en dat er gekeken gaat worden naar welke vorm van dagbesteding het best aansluit bij verdachte zijn ontwikkeling. De WSS acht het van belang dat de begeleiding vanuit Siloan betrokken blijft bij zowel het gezin als bij verdachte. Daarnaast dient er aandacht te zijn voor individuele behandeling. Er is momenteel weinig bekend over de gebeurtenissen waar verdachte mee te maken heeft gehad in zijn verleden. Het is van belang dat hier zicht op komt. Er zal een samenwerking tussen Siloan en de Waag ingezet worden. Daarnaast acht de WSS het van belang dat er in het belang van verdachte zijn toekomstperspectief gekeken zal worden naar een 24-uurs woonvoorziening. Geadviseerd wordt de ITB Harde Kern niet opnieuw op te leggen.
Strafoplegging
De aard en ernst van het bewezenverklaarde rechtvaardigen een forse onvoorwaardelijke jeugddetentie. Alleen een deels voorwaardelijk jeugddetentie met daarnaast een onvoorwaardelijk deel dat gelijk is aan de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, doet naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende recht aan de aard en ernst van het bewezenverklaarde. De rechtbank zal daarom aan verdachte een jeugddetentie voor de duur van 180 dagen opleggen. Een deel daarvan, te weten 136 dagen, zal de rechtbank voorwaardelijk opleggen en daaraan de bijzondere voorwaarden verbinden zoals door de officier van justitie geëist, zodat verdachte de nodige begeleiding en behandeling kan ondergaan en om te voorkomen dat verdachte in de toekomst weer strafbare feiten zal plegen. Daarnaast zal de rechtbank een werkstraf opleggen, zodat verdachte ook nu nog geconfronteerd wordt met de gevolgen van zijn gedrag.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die zijn gericht tegen en gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten een poging tot doodslag en tweemaal een poging tot zware mishandeling
.
Verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten steeds ontkend. Zijn proceshouding maakt dat slecht zicht op zijn beweegredenen is gekomen, waardoor ook het recidiverisico minder goed beoordeeld moet worden. Gelet op het onverwachte karakter van de feiten waarvoor niet direct een verklaring gegeven kan worden waaraan bij behandeling aandacht gegeven kan worden, beoordeelt de rechtbank het recidive risico hoger dan in de rapportages is vermeld en dient er vooralsnog wel ernstig rekening mee gehouden worden dat verdachte opnieuw een vergelijkbaar feit kan plegen. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de bijzondere voorwaarden die verdachte worden opgelegd en het toezicht door de reclassering, dadelijk uitvoerbaar zijn.
De rechtbank wijkt met deze straf af van de eis van de officier van justitie, omdat zij de opgelegde straf passend vindt met het oog op de genoemde persoonlijke omstandigheden van verdachte en voldoende recht vindt doen aan hetgeen is gebeurd.

9.BESLAG

Onder verdachte is een zwart klapmes, met goednummer PL0900-202210861-3020995, in beslag genomen.
9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het mes wordt verbeurd verklaard.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu met behulp van dit voorwerp het bewezen geachte is begaan en het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, wordt dit voorwerp onttrokken aan het verkeer.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 36b, 36c, 45, 56, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 302 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 2 primair, 3 primair en 4 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair, 2 subsidiair en 3 subsidiair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van 180 dagen;
- bepaalt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden;
- bepaalt dat van de jeugddetentie een gedeelte van 136 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
* meewerkt aan de maatregel van Toezicht en Begeleiding door William Schrikker Jeugdbescherming & Jeugdreclassering;
* zich inzet voor het behouden van een positieve dagbesteding (school en werk);
* meewerkt aan behandeling van Siloan, al dan niet in combinatie met de Waag;
* meewerkt aan het vinden van een passende 24-uurs woonvoorziening (indien de reclassering dat nodig vindt);
- waarbij aan William Schrikker Jeugdbescherming & Jeugdreclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer: een zwart klapmes, met goednummer PL0900-202210861-3020995;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.E. Verschoor-Bergsma, voorzitter tevens kinderrechter, mr. J.O. Zuurmond kinderrechter en mr. O. Böhmer, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Prinsen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 april 2023.
Mr. Zuurmond is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 19 juli 2022 te Utrecht ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven,
meermalen, althans eenmaal, met een mes (met kracht) stekende bewegingen in de
richting van het bovenlijf, dan wel het lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft gemaakt,
waarbij hij, verdachte, die [slachtoffer 1] eenmaal in/tegen de rug heeft geraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 juli 2022 te Utrecht ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe
te brengen
meermalen, althans eenmaal, met een mes (met kracht) stekende bewegingen in de
richting van het bovenlijf, dan wel het lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft gemaakt,
waarbij hij, verdachte, die [slachtoffer 1] eenmaal in/tegen de rug heeft geraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 19 juli 2022 te Utrecht ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven,
meermalen, althans eenmaal, met een mes (met kracht) stekende bewegingen in de
richting van het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft gemaakt, waarbij hij, verdachte, die
[slachtoffer 2] eenmaal in het been heeft geraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 juli 2022 te Utrecht ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen
meermalen, althans eenmaal, met een mes (met kracht) stekende bewegingen in de
richting van het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft gemaakt, waarbij hij, verdachte, die
[slachtoffer 2] eenmaal in het been heeft geraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 19 juli 2022 te Utrecht ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 3] opzettelijk van het leven te beroven,
meermalen, althans eenmaal, met een mes (met kracht) stekende bewegingen in de
richting van het lichaam van die [slachtoffer 3] heeft gemaakt, waarbij hij, verdachte, die
[slachtoffer 3] eenmaal in het been heeft geraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 juli 2022 te Utrecht ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen
meermalen, althans eenmaal, met een mes (met kracht) stekende bewegingen in de
richting van het lichaam van die [slachtoffer 3] heeft gemaakt, waarbij hij, verdachte, die
[slachtoffer 3] eenmaal in het been heeft geraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
4
hij op of omstreeks 19 juli 2022 te Utrecht [slachtoffer 4] heeft mishandeld door die Jasem
bij de arm te pakken en/of die arm om te draaien;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 21 juli 2022, genummerd PL0900-2022211258, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 158, en het aanvullend proces-verbaal van 22 juli 2022, genummerd PL0900-2022210861-31. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen pagina 75.
3.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 25.
4.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 75.
5.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 76.
6.Multimediabestand [bestandsnaam] , tijd 00:01:42 tot 00:01:49.
7.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 12.
8.Aanvullend proces-verbaal van bevindingen.
9.Aanvullend proces-verbaal van bevindingen.
10.Proces-verbaal van aangifte, pagina 57 en 58.
11.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 24.
12.Proces-verbaal aangifte, pagina 46.
13.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 13.
14.Proces-verbaal aangifte, pagina 49.