8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft stekende bewegingen gemaakt met een mes in zijn hand en heeft daarbij [slachtoffer 1] in zijn rug geraakt en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] in hun been. Dat de slachtoffers niet ernstiger gewond zijn geraakt, is niet aan verdachte te danken. Door aldus te handelen heeft verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Daarbij komt dat de feiten plaatsvonden op een zomerse avond in publiek gebied waar zich veel mensen bevonden. Het handelen van verdachte heeft daarmee bijgedragen aan de gevoelens van onveiligheid in de samenleving, ten aanzien van het bezit en het gebruik van steekwapens. De rechtbank neemt verdachte dit dan ook kwalijk.
Persoonlijke omstandigheden
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 16 februari 2023, waaruit blijkt dat aan verdachte niet eerder straf is opgelegd. De rechtbank weegt dit noch in strafmatigende noch in strafverzwarende zin mee;
- een evaluatie rapportage van William Schrikker Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (hierna: WSS) van 20 maart 2023, opgemaakt door I.K. Buisman, jeugdreclasseerder;
- een advies van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 15 maart 2023, opgemaakt door D. Maljaars, kernfunctionaris;
- een psychologisch rapport van 22 februari 2023, opgemaakt door A.I. de Zwart, GZ-psycholoog.
Toerekenbaarheid
Het rapport van A.I. de Zwart, GZ-psycholoog, houdt onder meer het volgende in. Verdachte functioneert op het niveau van een LVB, gedragskundig te duiden als een lichte verstandelijke ontwikkelingsstoornis, en daarnaast heeft hij een andere gespecificeerde trauma- of stressgerelateerde stoornis met als oorzaak onverwerkte oorlogstraumata. De stoornissen waren aanwezig gedurende de ten laste gelegde feiten en van invloed op de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde. Geadviseerd wordt de ten laste gelegde feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
Recidivegevaar
Uit voornoemd rapport van de psycholoog volgt verder dat de kans op recidive als matig wordt ingeschat. Er is weinig zicht gekomen op de achtergronden van het gedrag van verdachte tijdens het tenlastegelegde. Het betreft erg onverwachte (ernstige) delicten, die niemand had zien aankomen en niet geheel bij verdachte lijken te passen. Duidelijk is geworden dat verdachte vanwege zijn LVB moeilijker de gevolgen van zijn keuzes en handelen kan overzien. Ook is hierdoor meer sprake van een egocentrische blik op de dingen. Een gevolg hiervan is dat er een verminderd gevoel van berouw, schuld- en/of schaamtegevoel gezien wordt. Er is bovendien een verminderde remming op de impulsen. Emoties kunnen heftiger beleefd en moeilijker gestuurd worden bij oplopende stress. Er worden geen overduidelijke kenmerken gezien die passend zijn bij een specifieke trauma- of stressgerelateerde stoornis, maar zijn oorlogsverleden heeft verdachte verinnerlijkt en dit kleurt zijn wereldbeeld, zijn kijk op anderen en situaties. Verdachte is bijvoorbeeld niet iemand die anderen snel vertrouwt. En ambivalente situaties kan hij bijvoorbeeld als negatief of voor hem nadelig inschatten. In hoeverre zijn getraumatiseerd verleden hem in bepaalde situaties kan triggeren is dan ook een belangrijk aandachtspunt binnen toekomstige begeleiding en eventuele (behandel)interventies. Behandeling wordt geadviseerd. Er is echter sprake van een LVB en daarnaast een forse taalbarrière. Het is echter de vraag of een reguliere forensische behandeling bij bijvoorbeeld de Waag het beste bij verdachte zou kunnen aansluiten en/of het gewenste effect zal hebben. Wenselijk is wel dat de huidige ingezette ITB Harde Kern voortgezet wordt en hulpverlening (Siloan) beschikbaar blijft voor hem en zicht krijgt op de vaardigheidstekorten en ondersteuningsbehoefte van verdachte, teneinde hem hierin compensatie te kunnen bieden. Het is misschien mogelijk een samenwerking tussen de twee instanties tot stand te laten komen, waarbij De Waag forensische kennis en inzicht in risicofactoren overdraagt aan de behandelaars van Siloan, welke op hun beurt een vertaalslag kunnen maken naar betrokkene en hem daarbij beter kunnen begeleiden op individueel niveau. Er dient een meer integrale aanpak te komen.
Het is belangrijk dat verdachte op zijn niveau enig inzicht krijgt in zijn delictgedrag en hoe hierop zaken uit het verleden mogelijk van invloed zijn geweest. Zo ook hoe hij bij een volgende keer anders kan reageren. Verwacht wordt dat als verdachte meer inzicht krijgt de kans op herhaling kleiner wordt.
Uit de rapportage van de Raad volgt dat verdachte een licht verstandelijke beperking heeft en er sprake is van een taalbarrière, waardoor sommige risicofactoren verklaard kunnen worden. Het is voor LVB-ers moeilijker om sociale contacten te onderhouden en weerstand te bieden tegen invloed van antisociale contacten. Zo is ook het herkennen van probleemsituaties voor verdachte moeilijk. Daarnaast is er bij verdachte sprake van een andere gespecificeerde trauma- of stressorgerelateerde stoornis vastgesteld, waarbij het mogelijk is dat hij sociale en/of probleemsituaties sneller negatief interpreteert. De Raad ziet dat ouders het antisociale gedrag van verdachte ontkennen en ook verdachte zelf ontkent dit. Hij neemt hierdoor geen verantwoordelijkheid voor zijn handelen. De Raad adviseert om aan verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, met daarbij als bijzondere voorwaarden dat verdachte zich inzet voor het behouden van een positieve dagbesteding (school en werk), geen contact heeft met de slachtoffers, tenzij dit in het kader van MiS is, meewerkt aan behandeling van Siloan/de Waag, waarbij aan WSS de opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte te begeleiden, waarvan de eerste zes maanden ITB Harde Kern.
Uit het rapport van WSS volgt dat er op dit moment een ITB Harde Kern binnen het huidige schorsingskader is, waarbij verdachte zich goed aan de voorwaarden houdt. Verdachte gaat naar school, maar dit verloopt moeizaam. School geeft aan dat verdachte mogelijk overvraagd wordt. Met de uitkomsten van het NIFP rapport is het mogelijk om een vrijstelling van de leerplicht te krijgen. Zodra er vrijstelling is zal er ingezet worden op arbeid als dagbesteding. Vanwege de taalbarrière is het soms ingewikkeld om helder te krijgen waar het gezin en/of verdachte tegen aan lopen. Daarnaast valt het op dat er een enorme angstcultuur heerst bij het gezin, waardoor niet alle onderwerpen concreet worden besproken of afspraken door kunnen gaan. De WSS ziet dat verdachte gemotiveerd is en graag wil werken aan zijn toekomst en de reeds ingezette hulpverlening accepteert. Er is wel aanvullende individuele hulpverlening voor verdachte nodig en onderzoek vanuit het NIFP is zeer wenselijk, vanuit daar kan gekeken worden naar welke vorm van behandeling nodig zou zijn. Voor nu is het van groot belang dat verdachte op school werkt aan zijn individuele ontwikkeling en zijn taalontwikkeling en dat er gekeken gaat worden naar welke vorm van dagbesteding het best aansluit bij verdachte zijn ontwikkeling. De WSS acht het van belang dat de begeleiding vanuit Siloan betrokken blijft bij zowel het gezin als bij verdachte. Daarnaast dient er aandacht te zijn voor individuele behandeling. Er is momenteel weinig bekend over de gebeurtenissen waar verdachte mee te maken heeft gehad in zijn verleden. Het is van belang dat hier zicht op komt. Er zal een samenwerking tussen Siloan en de Waag ingezet worden. Daarnaast acht de WSS het van belang dat er in het belang van verdachte zijn toekomstperspectief gekeken zal worden naar een 24-uurs woonvoorziening. Geadviseerd wordt de ITB Harde Kern niet opnieuw op te leggen.
Strafoplegging
De aard en ernst van het bewezenverklaarde rechtvaardigen een forse onvoorwaardelijke jeugddetentie. Alleen een deels voorwaardelijk jeugddetentie met daarnaast een onvoorwaardelijk deel dat gelijk is aan de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, doet naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende recht aan de aard en ernst van het bewezenverklaarde. De rechtbank zal daarom aan verdachte een jeugddetentie voor de duur van 180 dagen opleggen. Een deel daarvan, te weten 136 dagen, zal de rechtbank voorwaardelijk opleggen en daaraan de bijzondere voorwaarden verbinden zoals door de officier van justitie geëist, zodat verdachte de nodige begeleiding en behandeling kan ondergaan en om te voorkomen dat verdachte in de toekomst weer strafbare feiten zal plegen. Daarnaast zal de rechtbank een werkstraf opleggen, zodat verdachte ook nu nog geconfronteerd wordt met de gevolgen van zijn gedrag.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die zijn gericht tegen en gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten een poging tot doodslag en tweemaal een poging tot zware mishandeling
.
Verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten steeds ontkend. Zijn proceshouding maakt dat slecht zicht op zijn beweegredenen is gekomen, waardoor ook het recidiverisico minder goed beoordeeld moet worden. Gelet op het onverwachte karakter van de feiten waarvoor niet direct een verklaring gegeven kan worden waaraan bij behandeling aandacht gegeven kan worden, beoordeelt de rechtbank het recidive risico hoger dan in de rapportages is vermeld en dient er vooralsnog wel ernstig rekening mee gehouden worden dat verdachte opnieuw een vergelijkbaar feit kan plegen. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de bijzondere voorwaarden die verdachte worden opgelegd en het toezicht door de reclassering, dadelijk uitvoerbaar zijn.
De rechtbank wijkt met deze straf af van de eis van de officier van justitie, omdat zij de opgelegde straf passend vindt met het oog op de genoemde persoonlijke omstandigheden van verdachte en voldoende recht vindt doen aan hetgeen is gebeurd.