ECLI:NL:RBMNE:2023:149

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 januari 2023
Publicatiedatum
19 januari 2023
Zaaknummer
UTR - 22 _ 5417
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake griffierecht in bestuursrechtelijke procedure

Op 20 januari 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, die op 28 september 2022 een verzoek om openbaarmaking indiende op grond van de Wet open overheid (Woo), een voorlopige voorziening vroeg. Dit verzoek volgde op een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht, dat op 22 november 2022 een beslissing nam op het Woo-verzoek van verzoeker. Verzoeker maakte bezwaar tegen dit primaire besluit en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, ook namens een derde partij.

De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker griffierecht moest betalen voor het indienen van het verzoek om voorlopige voorziening, dat in dit geval € 184,- bedroeg. De griffier had verzoeker per aangetekende brief op 13 december 2022 in de gelegenheid gesteld om het griffierecht binnen twee weken te betalen. Echter, op 10 januari 2023 was het griffierecht nog niet ontvangen en had verzoeker geen geldige reden gegeven voor het niet tijdig betalen. Hierdoor verklaarde de voorzieningenrechter het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk.

De uitspraak werd gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open, zoals vermeld in de relevante artikelen van de Awb.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5417

uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 januari 2023 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht, verweerder
(gemachtigde: mr. A.C.M. Bardok).

Procesverloop

Verzoeker heeft op 28 september 2022 een verzoek om openbaarmaking ingediend op grond van de Wet open overheid (Woo).
In het besluit van 22 november 2022 (primaire besluit) heeft verweerder een beslissing genomen op het Woo-verzoek.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek heeft verzoeker mede gedaan namens [A] .

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Iemand die een verzoek om een voorlopige voorziening indient, moet griffierecht betalen. In een zaak als deze is het griffierecht € 184,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Als het griffierecht niet of niet op tijd wordt betaald, verklaart de voorzieningenrechter het verzoek niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als voor het niet of niet op tijd betalen van het griffierecht een geldige reden wordt gegeven. [1]
3. De griffier heeft bij aangetekend verzonden brief van 13 december 2022 verzoeker in de gelegenheid gesteld het griffierecht binnen twee weken te betalen. Op 10 januari 2023 was het griffierecht nog niet door de rechtbank ontvangen, en ook had de rechtbank geen reactie van verzoeker ontvangen naar aanleiding van de brief van 13 december 2022. Verzoeker heeft het griffierecht dus niet binnen de gestelde termijn betaald en heeft hiervoor geen (geldige) reden gegeven.
4. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. mr. J.H. Lange, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. mr. R.P. Stehouwer, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 januari 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie artikel 8:82 van de Awb en artikel 8:41 van de Awb.