ECLI:NL:RBMNE:2023:1487

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 februari 2023
Publicatiedatum
3 april 2023
Zaaknummer
UTR 22/5292
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure na intrekking voorlopige voorziening

In de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 21 februari 2023, in de zaak tussen Cooperatie Zorg & Plezier en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrechtse Heuvelrug, werd een proceskostenveroordeling uitgesproken. Verzoekster, vertegenwoordigd door mr. J.C.C. Leemans, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 1 november 2022, waarin verweerder besloot om het Wmo toezichtrapport openbaar te maken. Na het indienen van een verzoek om een voorlopige voorziening, heeft verweerder de werking van het primaire besluit opgeschort totdat op het bezwaar was beslist. Hierdoor trok verzoekster haar verzoek om voorlopige voorziening in, maar vroeg zij wel om vergoeding van de proceskosten.

De voorzieningenrechter heeft op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechter oordeelde dat, omdat verweerder tegemoet was gekomen aan het verzoek om voorlopige voorziening, verzoekster recht had op vergoeding van de proceskosten. De rechtbank stelde deze kosten vast op € 837,-, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Tevens werd bepaald dat het griffierecht aan verzoekster zou worden terugbetaald, aangezien de werking van het primaire besluit was opgeschort.

De uitspraak werd gedaan door mr. J.H. Lange, in aanwezigheid van griffier mr. A. Wilpstra-Foppen, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5292

uitspraak van de voorzieningenrechter van 21 februari 2023 in de zaak tussen

Cooperatie Zorg & Plezier, uit Almelo, verzoekster

(gemachtigde: mr. J.C.C. Leemans),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrechtse Heuvelrug, verweerder.
(gemachtigde: R. Steinmann).

Procesverloop

In het besluit van 1 november 2022 (primair besluit) heeft verweerder besloten om het Wmo toezichtrapport over verzoekster openbaar te maken.
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft laten weten de werking van het primaire besluit op te schorten totdat op het bezwaar is beslist.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoekster het verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De voorzieningenrechter heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
Verweerder heeft de voorzieningenrechter meegedeeld dat zij akkoord is met het vergoeden van één punt voor de proceskostenvergoeding..

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:84, vijfde lid, in samenhang met artikel 8:75a en artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Die wetsartikelen zijn op grond van artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb ook van toepassing op de voorlopige-voorzieningenprocedure. Als een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoet gekomen, kan de voorzieningenrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. Verweerder is tegemoet gekomen aan het verzoek om voorlopige voorziening omdat het Wmo inspectierapport niet openbaar wordt gemaakt totdat op het bezwaar is beslist.
4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek als kennelijk gegrond toe en veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 837,- met een wegingsfactor 1).
5. Omdat verweerder de werking van het primaire besluit heeft opgeschort totdat op het bezwaar is beslist, betaalt de griffier op grond van artikel 8:82, vierde lid, aanhef en onder a, van de Awb het griffierecht aan verzoekster terug.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 837,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A. Wilpstra-Foppen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
21 februari 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.