De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
De woning is een in 1967 gebouwde twee-onder-een-kapwoning met een woonoppervlakte van 150 m2 en een kaveloppervlakte van 410 m2.
In geschil is de waarde van de woning per 1 januari 2021. Eiser bepleit een lagere waarde, namelijk € 578.000,-
Eiser voert in beroep aan dat verweerder bij het bepalen van de waarde van de woning onvoldoende rekening heeft gehouden met de waardedrukkende invloed die uitgaat van het aanwezige asbest. In de woning van eiser is immers de gevaarlijkste vorm van asbest gevonden. De kosten hiervan kunnen volgens eiser niet worden afgedaan als marginale kosten.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder de WOZ-waarde van de woning niet te hoog heeft vastgesteld. Daartoe overweegt de rechtbank dat de waarde die moet worden vastgesteld, de waarde is in het economisch verkeer. Dat is de prijs die zou zijn betaald door de meestbiedende koper als de woning op de meest geschikte wijze en na de beste voorbereiding te koop is aangeboden. In dit geval is eiser de meestbiedende koper geweest en heeft hij de woning in december 2020 gekocht voor € 607.000,-. De omstandigheid dat er in de woning meer asbest is gevonden dan eiser had verwacht, is een risico dat voor zijn rekening komt. Uit de akte van levering blijkt namelijk dat in de woning asbest aanwezig zou kunnen zijn gelet op het bouwjaar. Eiser heeft ondanks dit risico deze koopsom betaald. Verweerder stelt daarom terecht dat het risico op de aanwezigheid van asbest reeds verdisconteerd zit in de prijs van aankoop.
De rechtbank overweegt verder dat eiser kort voor de waardepeildatum, namelijk op 9 december 2020, de woning heeft gekocht. In beginsel is de prijs die partijen rond de waardepeildatum zijn overeengekomen doorslaggevend voor de waardebepaling van de woning. De eigen koopprijs van de woning is immers een veel nauwkeurigere indicatie van de marktwaarde dan de verkoopcijfers van andere verkochte woningen. Verweerder heeft daarom ook mogen uitgaan van de eigen verkoopprijs van de woning.
Het overgelegde taxatierapport leidt niet tot een ander oordeel. Het taxatierapport is gemaakt voor het vaststellen van de marktwaarde ten behoeve van (hypothecaire) financiering. De taxateur heeft de woning getaxeerd op € 590.000,-. Met kennis van dit taxatierapport heeft eiser de woning gekocht voor € 607.000,-. Daaruit volgt dat de getaxeerde prijs van de woning niet de waarde in het economisch verkeer weergeeft. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om af te wijken van de eigen aankoopprijs.
De rechtbank concludeert dat verweerder terecht is uitgegaan van de eigen aankoopprijs van eiser. De (lager) vastgestelde waarde van € 598.000,- is dan ook niet te hoog. Gelet hierop komt de rechtbank niet meer toe aan de beoordeling van de vergelijkingsobjecten.