ECLI:NL:RBMNE:2023:1463

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 februari 2023
Publicatiedatum
3 april 2023
Zaaknummer
UTR 22/4164
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsgebrek bij naheffingsaanslag parkeerbelasting; beroep ongegrond

Op 25 april 2022 heeft de heffingsambtenaar van de gemeente Hilversum aan eiseres een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van € 69,10. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de heffingsambtenaar heeft bij zijn besluit van 18 juli 2022 het bezwaar ongegrond verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld bij de Rechtbank Midden-Nederland, die de zaak op 16 februari 2023 heeft behandeld. Tijdens de zitting waren de gemachtigden van beide partijen aanwezig. Na de behandeling heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd, omdat eiseres niet tijdig had gehandeld om de parkeerbelasting te voldoen. De rechtbank overwoog dat eiseres, die uit een tattooshop kwam, niet had aangetoond dat zij een redelijke termijn had gekregen om te betalen. Daarnaast constateerde de rechtbank dat de uitspraak op bezwaar onbevoegd was gedaan, maar dat dit gebrek op grond van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kon worden gepasseerd, omdat eiseres niet benadeeld was door dit gebrek.

De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van € 837,- aan proceskosten aan eiseres en het griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan op 16 februari 2023 door rechter J.J. Catsburg, in aanwezigheid van griffier S. Sari. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/4164
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 februari 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: N.G.A. Voorbach),
en

De heffingsambtenaar van gemeente Hilversum, verweerder

(gemachtigde: F. Darar).

Inleiding

Op 25 april 2022 heeft verweerder aan eiseres een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van € 69,10. Met de bestreden uitspraak van 18 juli 2022 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij zijn besluit gebleven.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres tegen de uitspraak op bezwaar op 16 februari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.
Na afloop van de behandeling van de zaak op de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de rechtbank hierna onder de beslissing.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 837,- aan proceskosten aan eiseres;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 50,- aan eiseres moet vergoeden.

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
Bevoegdheid
De rechtbank stelt vast dat de uitspraak op bezwaar is gedaan namens de heffings- en invorderingsambtenaar van Coöperatie Parkeerservice U.A. en niet door verweerder. De uitspraak op bezwaar is dus onbevoegd gedaan waardoor er sprake is van een bevoegdheidsgebrek. Verweerder heeft dit gebrek geconstateerd en heeft bij brief van 10 oktober 2022 de uitspraak op bezwaar bekrachtigd. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat uit artikel 1, vierde lid van het Aanwijzingsbesluit Belastingambtenaren 2021 Hilversum blijkt dat de directeur van Coöperatie Parkeerservice U.A. aangewezen is als de heffingsambtenaar bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet met betrekking tot parkeerbelastingen. De bekrachtiging is dan ook juist. Het is niet gesteld, dat eiseres is benadeeld door het bevoegdheidsgebrek. De rechtbank zal het gebrek in de uitspraak op bezwaar daarom op grond van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) passeren.

Naheffingsaanslag

3. De rechtbank overweegt verder dat de stelling van eiseres dat de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd omdat haar geen redelijke termijn is gegund om parkeerbelasting te voldoen niet slaagt. Daarbij vindt de rechtbank van belang dat de parkeercontroleur heeft geconstateerd dat de auto van eiseres minstens vijf minuten geparkeerd stond en dat de parkeercontroleur eiseres uit een tattooshop zag lopen. Eiseres deelde de parkeercontroleur vervolgens mee dat zij niet wist dat het betaald parkeren was en is vervolgens naar de parkeerautomaat gelopen om een parkeerkaart te kopen. Gelet op deze gang van zaken is er geen sprake van onverwijlde en onafgebroken handelingen om de parkeerbelasting te betalen en is de naheffingsaanslag terecht opgelegd.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is ongegrond.
5. Vanwege het toepassen van artikel 6:22 van de Awb ziet de rechtbank aanleiding verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 837,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde van € 837,- en een wegingsfactor 0,5). Verweerder is om dezelfde reden gehouden het griffierecht te vergoeden.
6. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 februari 2023 door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Sari, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.