In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Almere, wordt het beroep van eiser beoordeeld met betrekking tot zijn verzoek om adreswijziging in de basisregistratie personen (BRP). Eiser had op 19 november 2021 aangifte gedaan van een adreswijziging naar [adres 1] in [woonplaats], maar verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, heeft het verzoek op 21 januari 2022 buiten behandeling gesteld. In het bestreden besluit van 14 april 2022 verklaarde verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk wegens het ontbreken van procesbelang. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft op 1 december 2022 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en de gemachtigden van verweerder aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiser heeft pas op 15 maart 2022 een verklaring van bewoning overgelegd, waaruit blijkt dat hij per 1 februari 2022 op [adres 2] in [woonplaats] woont. Verweerder heeft deze wijziging doorgevoerd en terecht gesteld dat eiser geen belang meer heeft bij de voortzetting van zijn inschrijving op [adres 1].
De rechtbank wijst erop dat het aan eiser is om de benodigde gegevens en bescheiden te verstrekken voor het nemen van een beslissing. Verweerder heeft om een huurovereenkomst gevraagd om spookbewoning te voorkomen, wat in lijn is met de wetgeving. De rechtbank concludeert dat het verzoek om een huurovereenkomst gerechtvaardigd was en dat de niet-registratie van de verhuizing naar [adres 1] geen procesbelang voor eiser oplevert. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken om proceskostenvergoeding af.