ECLI:NL:RBMNE:2023:1452

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 maart 2023
Publicatiedatum
3 april 2023
Zaaknummer
UTR_22_2571
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de Ziektewet-uitkering en de beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft eiser, die van 1 mei 2020 tot en met 30 april 2022 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving, zich op 15 juni 2020 ziekgemeld. Het Uwv heeft hem per 14 september 2020 een Ziektewet-uitkering toegekend. Na een Eerstejaars Ziektewetbeoordeling in mei 2021 heeft het Uwv besloten om de uitkering per 15 juli 2021 te beëindigen, omdat eiser meer dan 65% van zijn maatmanloon kon verdienen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft de zaak op 2 februari 2023 behandeld. Eiser was niet aanwezig, maar zijn gemachtigde en de vertegenwoordiger van het Uwv waren wel aanwezig. De rechtbank heeft de medische beoordeling van het Uwv gevolgd en geoordeeld dat de rapporten van de verzekeringsartsen aan de vereisten voldoen. Eiser heeft niet voldoende onderbouwd dat de medische beoordeling onjuist is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsartsen de beschikbare informatie en het dagverhaal van eiser adequaat hebben meegewogen in hun beoordeling.

De rechtbank concludeert dat het Uwv terecht heeft besloten de Ziektewet-uitkering per 15 juli 2021 te beëindigen, omdat eiser in staat was om meer dan 65% van zijn maatmanloon te verdienen. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en hij krijgt geen griffierecht of proceskosten vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/2571

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 maart 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. N.M. Fakiri),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, Uwv

(gemachtigde: mr. R.M.H. Rokebrand).

Inleiding

1.1
Eiser heeft van 1 mei 2020 tot en met 30 april 2022 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) ontvangen. Hij heeft voor het laatst als schoonmaker bij [bedrijf 1] N.V. ( [bedrijf 1] ) gewerkt. Hij heeft ook als bezorger bij [bedrijf 2] N.V. ( [bedrijf 2] ) gewerkt. Hij heeft zich op 15 juni 2020 vanuit de WW-uitkering ziekgemeld in verband met lichamelijke klachten als gevolg van een val.
1.2.
Bij besluit van 14 september 2020 heeft het Uwv eiser per die datum een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend.
1.3.
In mei 2021 heeft een Eerstejaars Ziektewetbeoordeling (EZWB) plaatsgevonden. De primaire verzekeringsarts heeft op 19 mei 2021 een functionele mogelijkheden lijst (FML) opgemaakt en daarin beperkingen opgenomen in de rubrieken persoonlijk functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en statische houdingen.
1.4.
De primaire arbeidsdeskundige heeft op grond van de FML drie functies geduid en op grond hiervan vastgesteld dat eiser 98,15% van zijn maatmanloon kan verdienen.
1.5.
Bij besluit van 27 mei 2021 (het primaire besluit) heeft het Uwv aan eiser meegedeeld dat zijn uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) per 15 juli 2021 wordt beëindigd, omdat hij op 14 juni 2021 meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd (zijn maatmanloon). Eiser heeft bezwaar tegen dit besluit gemaakt.
1.6.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 14 april 2022 geconcludeerd dat bestudering van het dossier in relatie tot de bezwaargronden geen aanleiding geven om de FML van de primaire verzekeringsarts te herzien.
1.7
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft geen aanleiding gezien om af te wijken van de conclusie van de primaire arbeidsdeskundige omdat de restverdiencapaciteit van eiser meer dan 65% is gebleven. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft wel het maatmanloon van eiser aangepast omdat eiser per 1 januari 2020 alleen bij [bedrijf 1] in dienst was. Het dienstverband bij [bedrijf 2] eindigde namelijk per 1 januari 2020. Vervolgens heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep dezelfde drie functies als de primaire arbeidsdeskundige geduid. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft het verdienvermogen van eiser op basis van het gewijzigde maatmanloon en de drie geduide functies berekend op 91,31%. Dit is nog steeds meer dan 65%.
1.8.
Bij besluit van 17 mei 2022 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
1.9.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
1.10.
De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen het bestreden besluit op 2 februari 2023 op zitting behandeld. Op deze zitting zijn de gemachtigden van eiser en het Uwv verschenen. Eiser was, met vooraf bericht van verhindering, niet op de zitting aanwezig.

Overwegingen

2. Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel aan drie voorwaarden voldoen. De rapporten:
  • zijn op een zorgvuldige manier tot stand gekomen;
  • bevatten geen tegenstrijdigheden;
  • zijn voldoende begrijpelijk.
Het is aan eiser om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat rapporten niet aan de drie voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling niet klopt. Voor het aannemelijk maken dat de medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk.
Zorgvuldigheid
3. De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt dat het medisch onderzoek in bezwaar niet zorgvuldig is geweest. De primaire verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep hebben het dossier bestudeerd en alle beschikbare informatie uit de behandelend sector bij de beoordeling betrokken. De primaire verzekeringsarts heeft eiser op het spreekuur gezien en hem lichamelijk onderzocht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de bevindingen hiervan van de primaire verzekeringsarts bij de beoordeling meegewogen.
4. Volgens eiser had de primaire verzekeringsarts het dagverhaal verder bij eiser moeten uitvragen om tot de conclusie te komen dat er een urenbeperking moet worden aangenomen. De verzekeringsarts had eiser nadere vragen moeten stellen over de toegenomen recuperatienoodzaak, uitgedrukt in uren per dag. Verder had de verzekeringsarts eiser moeten bevragen over zijn slaap en slaap hygiëne. Ook de verzekeringsarts bezwaar en beroep had meer rekening moeten houden met het dagverhaal.
5. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep het dagverhaal van eiser voldoende heeft meegewogen in de medische beoordeling. De primaire verzekeringsarts heeft gerapporteerd dat er een gestructureerd dagverhaal is met vaste tijden van opstaan en naar bed gaan. Eiser is overdag huis en kijkt dan televisie. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft deze bevindingen bij de beoordeling betrokken. Op de zitting heeft de gemachtigde van eiser toegelicht dat eiser op 27 januari 2022 van een hoorzitting in bezwaar heeft afgezien zodat de zaak sneller kon worden afgedaan. Met het plaatsvinden van een hoorzitting zou echter niet veel méér tijd verloren zijn gegaan, aangezien de hoorzitting (in overleg met eiser) is gepland op 28 januari 2022. Eiser had op de hoorzitting zijn dagverhaal nader kunnen toelichten, maar hij heeft niet van deze gelegenheid gebruik gemaakt.
Medische beoordeling
Boven schouderhoogte actief zijn
6. Eiser voert aan dat de medische beoordeling onjuist is, omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten onrechte niet meer/verdergaande beperkingen in de rubriek statische houdingen heeft aangenomen. Eiser stelt aan de linkerzijde volledig beperkt te zijn voor boven schouderhoogte actief zijn. Verder had de verzekeringsarts bezwaar en beroep preventief een beperking voor boven schouderhoogte actief zijn aan de rechterkant moeten aannemen, om overbelasting aan die kant te voorkomen.
7. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 19 januari 2023 gerapporteerd dat op grond van de gegevens in het dossier geen nadere beperking ten aanzien van werken boven schouderhoogte aan de orde is. In de toelichting in de FML inzake werken boven schouderhoogte is beschreven dat eiser links sterk beperkt is: eiser kan ongeveer één minuut aaneen boven schouderhoogte actief zijn. De verzekeringsarts heeft eiser hier rechts niet beperkt op geacht. Volgens de primaire verzekeringsarts is eiser beperkt voor zware schouderarbeid. Op preventieve gronden is geen beperking aan de orde met betrekking tot de rechterschouder. De rechtbank kan dit volgen.
Beroepsmatig vervoer
8. Eiser stelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep, gelet op de schouderklachten van eiser, ten onrechte geen beperkingen voor beroepsmatig vervoer heeft aangenomen.
9. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gerapporteerd dat uit het dagverhaal van eiser bij de primaire verzekeringsarts blijkt dat eiser autorijdt. De primaire verzekeringsarts heeft hierover gerapporteerd dat autorijden goed gaat. Gelet hierop en op grond van de beschikbare gegevens, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep een beperking ten aanzien van beroepsmatig vervoer niet aan de orde geacht. De rechtbank kan dit volgen.
Urenbeperking
10. Eiser voert verder aan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet is ingegaan op de claim van eiser dat hij in aanmerking komt voor een urenbeperking overdag. Op grond van het dagverhaal en de medische klachten had hiervoor een beperking moeten worden aangenomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft niet gemotiveerd waarom er geen urenbeperking zou gelden, aldus eiser.
11. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 19 januari 2023 gerapporteerd dat er geen indicatie is voor een urenbeperking. Er is geen sprake van een beperkte energiehuishouding vanwege ernstig hart- of longfalen of vanwege een ernstige psychiatrische aandoening. Het Uwv heeft op de zitting toegelicht dat het dagverhaal geen aanleiding geeft tot het aannemen van een urenbeperking en dat dit ook niet blijkt uit de medische informatie van de behandelende sector. De enkele stelling van eiser dat hij moe is door slechte slaap is daarvoor onvoldoende. Uitgaande van de overige beperkingen in de FML wordt de belastbaarheid 40 uur per week werken niet overschreden, aldus het Uwv op de zitting. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft verder geconcludeerd dat er geen sprake is van beperkte beschikbaarheid vanwege een behandeling die meerdere dagdelen in beslag neemt. De rechtbank kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep en het Uwv volgen in deze motivering dat er geen aanleiding is voor het aannemen van een urenbeperking.
Beoordeling
12. De rechtbank ziet in wat eiser aanvoert geen aanleiding voor het oordeel dat het medisch oordeel onjuist is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft voldoende gemotiveerd waarom de in de FML vastgestelde beperkingen passend zijn voor eiser. De rechtbank kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep hierin volgen. Dat eiser het niet eens is met de vastgestelde beperkingen, kan op zichzelf niet leiden tot het oordeel dat de medische beoordeling onjuist is. Het is juist de specifieke deskundigheid van de verzekeringsartsen om op basis van medisch objectiveerbare klachten beperkingen vast te stellen. Hoe eiser zelf zijn klachten en belastbaarheid ervaart, is bij de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid niet doorslaggevend.
13. Eiser heeft niet met medische informatie onderbouwd dat hij per de datum in geding (verdergaand) beperkt moet worden geacht voor het boven schouderhoogte actief zijn en beroepsmatig vervoer, of dat op preventieve gronden een urenbeperking moet worden aangenomen. Eiser verwijst op de zitting naar de adviezen van de medisch adviseur in de letselschadezaak en de bedrijfsarts op grond waarvan (verdergaande) beperkingen zouden moeten worden aangenomen. De ZW-beoordeling in deze procedure kent echter een eigen beoordelingskader, waarbij het Uwv een zelfstandige medische beoordeling moet verrichten of eiser recht heeft op een ZW-uitkering op basis van alle beschikbare medische gegevens. De verzekeringsartsen van het Uwv moeten hierbij een vertaalslag maken van de klachten en aandoeningen van eiser naar beperkingen. De conclusies in een letselschadezaak en de conclusies van een bedrijfsarts worden met behulp van andere juridische kaders gesteld. In een letselschadezaak gaat het om de vaststelling van aansprakelijkheid en verhaal van schade. Een bedrijfsarts adviseert in het kader van de re-integratie van een werknemer. De conclusies en adviezen van de medisch adviseur in de letselschadezaak en de bedrijfsarts zien ook op de gezondheidstoestand van eiser op een eerdere datum / een eerdere periode dan op de datum die in deze procedure ter beoordeling staat: 15 juli 2021.
Arbeidsdeskundige beoordeling
14. Eiser voert ten slotte aan dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiser de geduide functies zou kunnen uitvoeren. Volgens eiser overschrijden de geduide functies de belastbaarheid van eiser, gelet op zijn schouder- en vermoeidheidsklachten.
15. De rechtbank is van oordeel dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voldoende heeft gemotiveerd waarom eiser de functies van productiemedewerker industrie (SBC-code 111180), textielproductenmaker (SBC-code 111160) en bezorger pakketten (SBC-code 282102) kan verrichten. Zoals hiervoor overwogen, gaat de rechtbank uit van de juistheid van de beperkingen die het Uwv bij eiser heeft aangenomen en zoals die zijn vastgelegd in de FML van 19 mei 2021. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de drie functies geduid op basis van de functionele mogelijkheden van eiser zoals vastgelegd in deze FML. De arbeidsdeskundige heeft de door CBBS getoonde signaleringen gemotiveerd in het resultaat functiebeoordeling. De functies stellen geen opleidingseisen waar eiser niet aan kan voldoen. Er worden geringe eisen gesteld aan de beheersing van de Nederlandse taal. Alleen al op grond van de conform het Schattingsbesluit aan te nemen algemeen gebruikelijke bekwaamheden wordt aangenomen dat aan de eisen wordt voldaan. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft enkele belastingaspecten besproken met de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Dit heeft ook niet tot de conclusie geleid dat de belastbaarheid van eiser in de functies wordt overschreden.

Conclusie en gevolgen

16. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het Uwv terecht de ZW-uitkering per
15 juli 2021 heeft beëindigd, omdat eiser op 14 juni 2021 meer dan 65% van zijn maatmanloon kan verdienen. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.M.T. Bouwman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
31 maart 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.